Luka Bloom


Dieter van den Bergh | 31 oktober 2007 | Fotografie Dieter van den Bergh

Op zondagavond stond hij voor een volgepakt Paradiso. Maandagochtend om tien uur zit Luka Bloom zo fris als een hoentje aan koffie en appelgebak in een café in de Jordaan, op een steenworp afstand van zijn Amsterdamse appartement. “I’m not a fucking rock star, ik ben niet vies van een beetje orde”, zegt de sympathieke Ier in deel 12 van de Muziekbeleving Van… 

‘Meer is minder’ is het motto van de geëngageerde zanger/gitarist en dat geldt ook voor zijn muziekbeleving. Luka Bloom (1955, Newbridge, echte naam: Barry Moore), gescheiden, vader van twee zoons (23 en 32) en woonachtig in Blacktrench op het Ierse platteland, vertelt onder meer over zijn eerste platen, zijn ‘éénmanspunkband’, zijn broer (de legendarische folkzanger Christy Moore) en zijn vijftiende wapenfeit, de filmische ambientplaat Tribe.


Paradiso

“Het is misschien een cliché, maar Paradiso blijft een ongelooflijk bijzondere plek. De zaal is net niet te groot voor de juiste intimiteit, en omdat het een kerk is, is de atmosfeer bijna spiritueel. De akoestiek is ideaal voor een man met gitaar. Carré [waar Bloom in 2002 een uitverkocht concert gaf]  is ook prachtig, maar formeler. Paradiso ademt rock ’n roll. Bovendien zingt vrijwel het hele publiek mijn teksten er altijd letterlijk mee. Het is mijn trouwste publiek. De mensen hebben vaak hun eigen setlist in hun hoofd, met mijn ‘grootste hits’. [lachend] Maar als ik het helemaal anders doe, respecteert men dat. Dat is misschien wel het mooiste aan het Nederlandse publiek.”


Ambities

“Nederland is voor mij van levensbelang. Hier had men de moed om mij tussen Living Colour en Happy Mondays  op Pinkpop te programmeren. Pinkpop was een enorm belangrijk moment in mijn carrière. Ik haatte het imago van de suffe folkzanger, wilde altijd een ‘onemanpunkband’ zijn, ‘powerful’ en ‘positive’. In Nederland begreep men dat als eerste. In Nederland en Australië ben ik al jaren het populairst. Ik ben bekender in Sydney en Amsterdam dan in Londen. Vraag me niet hoe dat komt. Jim White, die gisteren ook in Paradiso speelde, vroeg me: ‘Ik kan maar geen optredens in Duitsland krijgen, hoe doe je dat toch?’ Geen idee, heb ik geantwoord, het loopt zoals het loopt, je kunt dat niet programmeren. Misschien komt het omdat ik geen muzikant met grote ambities ben. Ik ben ook geen ‘global fucking rockstar’. Ik wil zijn waar ik wil zijn. En in Nederland voel ik me goed. Als ik hier ben, slaap ik in mijn eigen appartement in de Jordaan. Ik haal het lekkerste appelgebak van het land bij café De Winkel. Ik rij zelf met mijn gitaar naar optredens in Groningen, Leeuwarden en Utrecht.  Dit is het leven waarvan ik droomde toen ik een kind was.”


Ierland, 1965

“We waren thuis met z’n zevenen, mijn moeder en zes broers en zussen. Ik was de jongste. Mijn vader overleed toen ik een jaar was. Bij ons thuis was muziek net zoiets als school, eten en slapen. Het hoorde bij het dagelijks leven. We hadden geen muziekapparatuur in huis, ook geen platen dus. Je moet je voorstellen, landelijk Ierland 1965, er was niets. We hadden alleen een piano en onze stemmen. Mijn moeder was een groot pianist  en een groot zanger. Ze had een heel typische smaak, hield van opera, musical en Ierse Republikeinse ballads. Ze wilde professional worden, maar dat mocht niet van haar vader. Mijn moeder had liever dat ik zou gaan studeren en een waardig beroep zou kiezen. Mijn broer Christy was toen al een bekend artiest en  toerde over de hele wereld. Eén muzikant in de familie was wel genoeg. Ze had nooit verwacht dat twee van haar zonen het zo ver zouden schoppen in de muziek.”

Simpele schoonheid

Donovan

“Op mijn tiende kreeg ik mijn eerste gitaar. Het was een klein, goedkoop ding, maar ik had er meteen een heel vreemd déjà vu-gevoel bij. Een paar jaar later werd ik voor het eerst bewust van mannen als Bert Jansch en Donovan. Als ik vakantie had nam Christy me vaak mee naar zijn optredens in folkclubs in Engeland. Ook zag ik Donovan in Dublin, in het voorprogramma van Planxty, waar Christy in speelde. Ik was trots op Christy, maar Donovan maakte nog veel meer indruk. Het is tot op de dag van vandaag de enige held die ik live heb gezien.”



Vrijgevochten

“Ik voelde me altijd aangetrokken tot die vrijgevochten zangers die met hun gitaar de wereld afstruinden om hun liedjes te verspreiden. Niemand kent hun verhaal, maar dat vertellen ze wel op het podium. Dat het ook mijn roeping was, werd voor mij duidelijk nadat ik Ralph McTell gezien had in Manchester. De man van Streets of London. Ik was veertien of net vijftien en daar stond de gedroomde man met de gitaar op het podium, zingend over zijn leven. Kort daarna, het was in 1971, schreef ik mijn eerste echte song, a-capella. Ik heb het gisteravond nog gespeeld in Paradiso.”


Simpele schoonheid

“Vanaf 1972 was ik alleen nog maar bezig met mannen of vrouwen met gitaren. Neil Young, Bert Jansch, John Renbourn, Martin Carthy, Nic Jones, James Taylor, Joni Mitchell, Crosby, Stills & Nash, beetje Bob Dylan, Doc Watson en niet te vergeten Nick Drake, toen hij nog leefde! De simpele schoonheid van de eenzame stem met gitaar, communicerend vanuit de ziel, integer en waar. Ik gaf geen shit meer om Rolling Stones en Led Zeppelin. Een uitzondering vormde kant B van Abbey Road van The Beatles, een ongelooflijk interessante soep van muzikale stijlen vond ik dat. Dat ging tegen alles in van wat mensen verwachtten van een popsong.”


Magische ontdekking

“Ik speelde mijn eerste platen af op een simpele kofferpick-upje. Die pick-up beschouw ik nog steeds als mijn school. Het was luisteren en dan naspelen. Elpees kon je in Ierland nauwelijks krijgen, die werden voor me opgestuurd uit Engeland of mensen namen ze mee. Ik weet nog dat ik vijftien was en Sweet Baby James van James Taylor in handen kreeg. Dat was een meester, en ik had zijn plaat! Een magisch moment en bovendien de ontdekking van mijn leven. Nu, met internet is muziek ontdekken zo anders. Je download gewoon de plaat die je wil hebben. Het magische is er af. Ik had weken gewacht op Sweet Baby James! Van de platen uit mijn jeugd heb ik niets bewaard, net zo min als de platenspeler. Ik ben allergisch voor nostalgie. Als ik iets twee jaar heb, gooi ik het weg. Zelfs gitaren die ik niet meer gebruik.”


Muziekjunkie

“Ik luister de hele dag door naar muziek, ben een echte muziekjunkie. Luister nooit naar mijn eigen muziek en nooit naar andere singer/songwriters. Ik wil juist uitgedaagd en geïnspireerd worden door nieuwe dingen. Koop liever Miles Davis dan Bob Dylan, hoewel Dylan natuurlijk eigenlijk meer mijn man is. Ik heb deze week bij Concerto in Amsterdam nog voor tweehonderd euro aan cd’s gekocht. Allemaal dingen waar ik nog nooit van gehoord had. Miljoenen mijlen weg van het singer-songwritersidioom. Ik wil mezelf uitdagen om ook andere dingen te doen. Zoals ik op Keeper of The Flame [covers van onder mer Abba, Cure, Radiohead] heb gedaan. Dat waren helemaal geen favorieten, maar uitdagingen. Mijn laatste ontdekkingen zijn Anouar Brahem (Le voyage de Sahar) en Nouvelle Vague. Heerlijk ontspannen pretentieloze loungy muziek.”

De perfecte song

Tribe

“Die chill-sfeer vind je ook terug op Tribe, mijn laatste studioalbum. Ik heb eigenlijk altijd van ambient gehouden, van atmosferische muziek als Portishead, Daniel Lanois, Brian Eno. Ik wilde nog altijd een keer samenwerken met iemand die zulke muziek maakt. Dat werd Simon O’Reilly.  Hij schrijft vooral veel soundtracks. Ik heb één gesprek met hem gehad over hoe ik het niet wilde: geen gitaarsolo’s, geen drums, geen folk- of rock ’n roll-album. Het werd een soort soundtrack voor een denkbeeldige film, met de stem als muzikaal landschap. Uiteindelijk heb ik zelf maar twee liedjes geschreven, Tribe en Lebanon, de rest hebben we samen gedaan. Ik heb ook nog nooit zo weinig gitaar gespeeld. Heerlijk.”


Meer is minder

“Ik hou van een goed geluid, maar ben geen perfectionist. Alleen als het op performen aankomt. De gitaar, die móet goed klinken. Ik heb weinig met studiowerk. Ik geloof in het ‘meer is minder’-adagium. Het allerbelangrijkste aspect van opnemen is ‘to catch the moment’. Mijn albums waar het het minste van hou, die zijn overgeproduceerd. Mijn beste, waaronder het live-album Amsterdam [uit 2003] juist niet. Die plaat kent geen overdubs en is superdirect. [lachend] Blijkbaar wordt dat ook gewaardeerd in de hifi-wereld, want toen ik ooit een B&O-winkel in Dublin binnenliep om mijn huidige installatie te kopen, draaide ze daar Amsterdam.”


‘Every penny’

“Ik ben op een punt beland waar ik altijd van droomde. ‘Every penny’ die ik vanaf mijn zeventiende verdiend heb, is verdiend met de muziek. Mijn jongste zoon Robbie [23] is nu ook begonnen met songschrijven. Hij heeft potentie, al heeft hij weinig met mijn muziek. Is meer into Ryan Adams en Foo Fighters. Maar ik kan hem een bestaan als muzikant aanbevelen. Ik heb - met alle respect - nooit als ober hoeven werken, of in een fabriek gestaan. Het is een mooi, maar soms ook moeilijk leven. Ik reis de hele wereld over en dan moet je op jezelf blijven letten. Je moet een beetje georganiseerd leven, maar ook weer niet té. Het is mijn professionele verantwoordelijkheid om de beste show te geven die ik ooit gegeven heb, elke avond weer. De ‘deepest connection’ met mijn publiek, steeds weer. ”


‘Perfect song’

“Ik voel het als een andere verantwoordelijkheid om nog steeds die ‘perfect song’ te schrijven. Ik zoek daar nog steeds naar. Wie ben ik om te zeggen welke van mijn songs perfect  is? Gone to Pablo en City of Chicago, dat Christy heeft opgenomen, komen in de buurt van de perfecte song, of The man is alive. Dat schreef ik voor mijn vader. Veel mensen zijn daar door geraakt, getuige de vele mails. Of door Sanctuary, dat ik voor mijn moeder schreef.  Over mijn mislukte huwelijk heb ik ook een lied geschreven, dat spreekt anderen weer aan.”


Grote gevoelens


“Ook wil ik graag nog een plaat maken die op mensen net zoveel indruk maakt als Sweet Baby James van James Taylor of After the Goldrush van Neil Young op mij destijds. Ik hoop eigenlijk dat soort grote gevoelens overbrengen. [lachend] Er is nog hoop: van Nick Drake werd destijds gezegd dat hij een wereldster zou worden. Maar niemand kocht zijn platen. Misschien dat er van elk album twee- of drieduizend over de toonbank gingen. Nu worden er miljoenen verkocht en is hij een van de meest inspirerende muzikanten. Misschien dat ze mij ook ooit nog op miljoenenschaal ontdekken. Maar als er twee nieuwe fans bij komen is dat eigenlijk net zo mooi. Ik had dat gisteren nog in Paradiso. Ik zag een paar mensen in het publiek die me nog niet kenden, die pik ik er zo uit. Ze werden tijdens het optreden steeds enthousiaster en aan het eind stonden ze alles mee te zingen. Dat is de kick van mijn vak, daar doe ik het voor.”

De favorieten van...Luka Bloom

mijn set:
B&O.

favouriete style:
Freestyle!

all time favourite (song and/or album):
Astral Weeks, Van Morrison.

Ik háát:
Avant garde jazz

Maar luister stiekem wel naar:
Alice Coltrane!

Mijn muziekcollectie:
as small as my willy.....

muziekverzamelaar?
No, and yet yes.....I just love to discover new stars in my life.

elpee of cd?
cd

meest memorabele muziekervaring: 
last nights gig in paradiso.

mijn hifi-advies:
Its the music..Its the song...Its the singer....If you’re listening to the sound, the hi-fi is not working.....