Review: Xavian Orfeo


Dré de Man | 17 maart 2017 | Fotografie Dré de Man | Xavian
Dit artikel werd oorspronkelijk geplaatst op 23 december 2016

Problemen kun je oplossen of je kunt ze vermijden. Dat laatste is uiteraard de beste oplossing. Bij luidsprekers betekent dat: kies een tweewegsysteem om problemen met de crossovers en fase te vermijden, een kleine afgeronde behuizingen met heel dikke wanden zodat er zowel intern als extern niet of nauwelijks kleuring optreedt en klaar ben je.

Toch gaat het nog vaak mis met dit soort systemen. Op de behuizingen wordt bezuinigd zodat er alsnog kleuring optreedt. De weergave-eenheden hebben last van vervorming en de crossovers kunnen die niet helemaal uitfilteren en al evenmin die kleuring opheffen. Faseverschillen zorgen bij de crossovers ook nog eens voor het uitdoven van bepaalde frequenties. Het eindresultaat is het ontbreken van een natuurlijke opbouw van de harmonischen (de boventonen in gehele veelvouden van de grondtoon). Dat klinkt heel technisch, maar de klankkleur en de individualiteit van een stem worden volkomen bepaald door de verhouding tussen grondtoon en de boventonen. Niet alleen bij de stem, maar bij alle klassieke instrumenten, met name viool en piano, is dat zo. Het belang van de harmonischen verklaart ook de populariteit van buizenversterkers en lp’s, want die voegen weer harmonischen aan het oorspronkelijke signaal toe. Bij popmuziek spelen ze ook een belangrijke rol, alleen is daar de beoordeling altijd subjectief, omdat er geen natuurlijke klank bestaat. De klank wordt immers altijd versterkt en gefilterd beluisterd en vaak op voor onze oren vervormend niveau.

Tweewegsystemen mogen dan een oplossing voor veel problemen zijn, ze veroorzaken vaak ook weer nieuwe, doordat één eenheid zowel de bassen als de middentonen moet weergeven. De weergave van de lage tonen is dan óf te beperkt (de luidspreker klinkt te dun, er is gewoon te weinig laag) en/of de conus kan de complexe bewegingen niet goed uitvoeren, gaat deelbewegingen maken. Dat betekent weer het verzwakken en versterken van frequenties, en het produceren van vervorming. Eén oplossing daarvoor is: accentueer de fouten en noem ze ‘karakter’. Gooi er vervolgens een hoop marketing tegenaan en ga op zoek naar kopers die niet geïnteresseerd zijn in de natuurlijkheid van de klank.

Ondenkbaar

Bij Xavian is deze werkwijze ondenkbaar. Oprichter Roberto Barletta groeide op in een familie van muzikanten. Hij hoorde in zijn jeugd veel vioolmuziek, gitaar en zang. Zijn familie was afkomstig uit “Magna Grecia”: een gebied van Italië dat sterk beïnvloed is door de Grieken die zich er in de loop der eeuwen gevestigd hebben. Beroemde inwoners zijn onder meer Archimedes, Empedokles, Pythagoras, Parmenides en Enrico Caruso. Barletto zelf woont al sinds 1994 in en nabij Praag – hij volgde zijn Tsjechische geliefde. Sinds bij twintig jaar producer hij er luidsprekers, maar in 2011 voegde zich de getalenteerde ingenieur David Hyka bij het team. Vorig jaar introduceerde Xavian de Orfeo, een monitorluidspreker, die door Xavian ook wel referentieluidspreker wordt genoemd.

De potentiële problemen van tweewegsystemen heeft Xavian aangepakt door een faseneutrale opbouw, door eigen weergevers van zeer hoge kwaliteit te bouwen en een behuizing te maken van heel dik walnotenhout. Maar is dat genoeg? De luistertest zal het uitwijzen.

Close encounter

Het ontwerp van de speakers is tegelijk opvallend en onopvallend. De eenvoud en de afwezigheid van effectbejag bij het ontwerp zou je onopvallend kunnen noemen. De keuze van walnotenhout onderstreept dit nog. Opvallend zijn ze door hun schoonheid. Wat bij de ‘unboxing’ vooral opviel, was het gewicht van de vrij kleine speakers: 17 kilo bij 25 liter. De soortelijke massa van de luidspreker - als je daarvan mag spreken - is bijna het dubbele van bijvoorbeeld een B&W 805 D3. Kloppen op de kast laat dan ook een gedempt en neutraal geluid horen, bijna alsof de kast niet hol is. De kast is overigens sandwich-geïsoleerd met bitumen – de luidsprekers zijn zeker niet van de straat, maar er zit wel een heel klein beetje straat in.

Die kast heeft ook een aluminium basreflexpoort, een van de redenen waarom de speaker bij 33 Hz nog een heel aardig volume weergeeft (die 33 Hz is de ondergrens van de specificaties, al zal die in de praktijk erg afhankelijk zijn van de ruimte waarin de speakers staan). De andere reden is de speciale vorm van de rubberophanging om de conus, deze is dubbel zodat de eenheid voor zijn grootte veel lucht kan verplaatsen.

De kast speelt echter alleen een rol voor de midden-baseenheid. De hogetoneneenheid – zonder ferrovloeistof - van 29mm heeft een eigen labyrintkamer. De condensatoren van Mundorff zijn van de allerhoogste kwaliteit en garanderen dat de elektronica ook na jarenlang intensief gebruik volgens de specificaties blijft werken.

Na de montage op de stands – wat overigens heel eenvoudig ging  - werd het tijd om ze aan te sluiten. Op het eerste gezicht lijken de speakers geschikt voor bi-amping. De vier aansluitingen zijn echter bedoeld voor het aansluiten van twee kabels, waarbij dan twee of vier aansluitingen parallel geschakeld kunnen worden. Dat levert dan kleine verschillen in de weergave op, bedoeld om de speakers aan te passen aan de akoestiek van de luisterruimte. Ik begon met de meest neutrale aansluiting. De recensie-exemplaren hadden al wat uren achter zich, zodat ik meteen kon gaan luisteren.

Pagina 2: luisteren en conclusie

Luisteren

Mozarts pianotrio in E, KV 502 door het Beaux Arts Trio is een aardige test voor speakers. De opname laat midden, laag en hoog op een gebalanceerde en gedetailleerde manier horen. Ook de plaatsing van de instrumenten is bij deze opname heel duidelijk – zij het niet volkomen natuurlijk. Al bij de eerste noten is duidelijk dat het bij de Orfeo’s om een faseneutraal ontwerp gaat. De gloed en de natuurlijkheid in de weergave is opvallend. Tweede opvallende kenmerk is het detail in de middentonen en daar net boven. De viool klinkt heel gedetailleerd maar tegelijkertijd niet scherp, zeer natuurlijk. Cello en piano worden door de kleine speakers zeer goed weergegeven, de vleugel is net iets kleiner dan bij speakers met een zeer uitgebreide laagweergave, maar dat valt vooral op in een directe vergelijking.

De aandacht wordt sowieso getrokken naar het midden, waar de muziek zich ook voornamelijk afspeelt. Bij de weergave van de viool hoor je ieder klein verschil in dynamiek en ieder verschil in legato. Het is alsof je precies voelt hoe de strijkstok aangedrukt wordt, dolce is ook echt dolce. Maar meer nog: je wordt heel erg betrokken bij de muziek. Dat geldt ook voor de lagere instrumenten: waar de cello forte heeft, is hij ook duidelijk dominant, maar ook in de pianissimi is het gevoel nog aanwezig.

Bij de piano zijn de impulsen heel pregnant, zoals dat hoort bij dit toets/percussie-instrument. Kenmerkend is dat iedere noot van ieder instrument erg duidelijk weergegeven wordt, zonder dat de muziek ook maar één moment scherp wordt. Hier en daar hoor je wel een nootje bij de viool dat bijna van de snaar afvalt. Maar op zo’n moment hoor je ook meer dan in de zaal, dus het is de vraag of de muzikant het dan fout doet, of dat de microfoon er te dicht bij gestaan heeft. Van een monitorluidspreker verwacht je echter ook dat hij zulke vragen stelt. Kortom, vooral de viool klinkt meesterlijk, maar ook cello en piano worden indrukwekkend weergegeven. De plaatsing is ook prima in orde, al mis je hoogte-informatie. (De Orfeo’s werden overigens beluisterd met twee aparte eindtrappen die weer via gebalanceerde kabels met een klasse-A voorversterker verbonden waren.) Omdat de viool zo mooi klinkt, heb ik nog even geluisterd naar een vioolsonate: Schuberts Sonate in A voor viool en piano D 574, door Gidon Kremer, viool en Valery Afanassiev, piano. Hier werden de gunstige indrukken van het pianotrio nog versterkt.

Als hij de viool zo goed weergeeft, vraag je je meteen af wat een speaker als deze doet met stemmen. Barbara Bonney in de cd Fairest Isle, met Dowland, come again, sweet love doth now invite, lijkt een goede test. Haar stem, die ik in de tijd van de opname regelmatig live gehoord heb, is volkomen herkenbaar. Ook hier net als bij een zeer fijne weergave van alle details, het kleinste zuchtje is duidelijk hoorbaar, alle dictie eveneens en bij de mezzofortes en fortes is geen enkele scherpte hoorbaar – bij een zo lyrische sopraan altijd een mooi criterium. Ook deze opgave vervult de Orfeo feilloos – uiteraard vooropgezet dat er uitstekende voor- en eindversterkers op aangesloten zijn. De luit op de achtergrond is ook zeer goed weergegeven. Nog iets moeilijker opgaven met betrekking tot sopranen wist de Orfeo ook goed te vervullen: de twee sopranen in La Cenerentola (met Bartoli) en in Mozarts mis in c klonken alle vier heel anders en waren goed uit elkaar te houden. Een iets andere aansluiting van de kabels veranderde daar niet wezenlijk iets aan: goed voor de aanpassing aan de akoestiek, maar het wordt geen andere weergave. Ook Angelika Kirchschlager is in Schumanns ‘Frauenlieben und -leben’ net zo prachtig als in haar concerten: veel lyriek gecombineerd met iets dat doet denken aan een jongenssopraan, zoals je dat bij een mezzosopranen die Hosenrollen zingt zou verwachten.

Teleurstelling

Via de Hosenrollen gaan we dan naar een echte man, maar we blijven bij Schumann: Christoph Prégardien in het tweede Kerner lied (opus 35 nr 2, Stirb, Lieb und Freud). De tekst uit het laatste lied van Frauenliebe und Leven schoot me meteen te binnen: hier stelde de Orfeo me voor de eerste keer teleur. Prégardien, wiens stem voor een tenor zeer baritonaal kan klinken, is gereduceerd tot een hogere tenor en wordt ontdaan van zijn warmte. Zou dit te compenseren zijn met een andere aansluiting? Hoewel de gebruiksaanwijzing rept van een kleine accentwijziging, is het verschil hier gigantisch: met deze aansluiting klinken Prégardien en de vleugel – beter gezegd Michael Gees – ineens precies zoals ik ze ken uit vier verschillende zalen waarin ik ze gehoord heb.

Vanaf nu luister ik alleen voornamelijk met deze kabelaansluiting naar de Orfeo’s. Opvallend is ook dat met de lage aansluiting het gemis in het uiterste laag heel snel vergeten kan worden, terwijl je bij de neutrale aansluiting je je van tijd tot tijd afvraagt of een grotere speaker het niet beter zou doen.

Dat roept de vraag op wat de kleine Orfeo’s doen met nog lagere tonen. Aan het begin van het vierde deel van Beethovens negende symfonie spelen de celli en contrabassen ‘Alle Menschen werden Brüder’ geoctaveerd. In de opname van het Gewandhausorchester Leipzig o.l.v. Kurt Masur doen de Orfeo’s het weer heel goed: celli en contrasbassen zijn steeds duidelijk te onderscheiden en zelfs de verschillen in dynamiek zijn goed hoorbaar. Het laag is erg droog en aan het begin van deze symfonie klinken de pauken bovendien zeer goed en uiteraard is het een genot om naar de strijkers – en de houtblazers – te luisteren.

Een beetje tegen beter weten in besloot ik daarna Prokovjevs cellosonate in C opus 119 (Yo Yo Ma en Emanuel Ax, Sony classical) te beluisteren. Dat is een opname die eigenlijk alleen echt indrukwekkend is via speakers die heel goed zijn in het weergeven van zeer lage tonen. Hier werden de grenzen van de fysica dan ook duidelijk: een passieve luidspreker van beperkte grootte kan nu eenmaal tonen rond de dertig en veertig Hertz niet zo laten horen als een kast waar je vier Orfeo’s in kunt stoppen. Al hoorde je nog wel alle tonen, hier ontbrak ineens de werkelijkheidsbeleving. Toch kun je dit de Orfeo’s niet kwalijk nemen, ook menige veel grotere speaker laat het hier afweten. Doordat de laagste tonen te zwak waren, ontbrak de emotie. Theoretisch zou u voor dit soort opnamen de Orfeo’s kunnen combineren met een woofer, maar waarschijnlijk is dat zonde. Alle popmuziek waarbij het om de indrukwekkende stemmen gaat, klinkt in ieder geval prachtig.

Conclusie

Verbazingwekkend muzikale speakers die met de juiste aanpassingen aan de akoestiek van de kamer vrijwel alles behalve de allerlaagste tonen heel muzikaal en gedetailleerd weergeven. Het is een tweewegsysteem met alle voordelen ervan, maar zonder veel nadelen. Ideaal voor wie wil genieten van stemmen en strijkers, of gewoon van vrijwel alle klassieke muziek en jazz en popmuziek waarbij stemmen natuurlijk moeten klinken.

Het uiterlijk maakt ze erg geschikt voor vrijwel alle interieurs. Je zou ook kunnen zeggen (want luidsprekers schijnen toch nog steeds vooral iets voor mannen te zijn): de WAF (wife acceptance factor) is vrij hoog. Maar je zou ook kunnen zeggen dat ze een hoge allround AF hebben: het zijn speakers waar je altijd graag naar luistert. Door de gloed in de klank, de evenwichtige en in fase-weergave van de boventonen zijn ze altijd natuurlijk terwijl ze toch de allerfijnste details laten horen.  Dat lijkt iets heel eenvoudigs, maar het is nu juist een zeer bijzondere eigenschap.