Hi-Fi-hoofdtelefoons: het betere werk


Jamie Biesemans | 04 februari 2018 | Fotografie Fabrikant

In een vorig artikel ontdekten we een reeks hoofdtelefoons die hifi-kwaliteit bieden zonder je bankrekening te plunderen. Maar wat als je toch iets meer investeert?

Head-Fi

De winkelrekken zijn gevuld met hoofdtelefoons van enkele tientjes. Hierdoor krijg je al gauw de indruk dat pakweg 200-300 euro uitgeven je meteen naar de high-end qua persoonlijk luisteren brengt. In het vorige deel van ons hifi-hoofdtelefoondossier ontdekten we dat je inderdaad voor een bescheiden som een enorme verbetering qua geluidskwaliteit kunt ervaren.

Het ultieme qua hoofdtelefoons situeert zich echter toch nog wat hoger. Wie zich echt onderdompelt in deze subtak van de hifi zal een levendige wereld ontdekken, waar heel wat enthousiaste mensen vertoeven die niet per se hoofdtelefoons zien als iets voor momenten waarop je die geliefde torenhoge speakers niet mag beluisteren van de vrouw en de buren. Hoofdtelefoons zijn voor hen geen accessoire of extraatje, maar net alles waar het om draait. Het zijn liefhebbers die héél diep in ‘de hobby’ kunnen duiken.

Het helpt vast dat je met een bescheidener budget al ver kunt raken in ‘head-fi’. Als we even de 55.000-euro kostende Sennheiser Orpheus negeren – het is dan ook echt een buitenbeen - dan blijkt de absolute top qua hoofdtelefoons te bestaan uit toestellen van merken als Audeze, Abyss, Focal, HiFiman, Stax en Sonoma met prijskaartjes van 4.000 tot 6.000 euro. Dat is geen peulenschil natuurlijk, maar toch iets anders dan het bedrag dat je moet uitgeven om het allerbeste qua luidsprekers in handen te krijgen. Dan spreek je eerder over vier tot vijf nullen na een cijfer.

Een andere deel van de aantrekking die er uitgaat van high-end hoofdtelefoons is dat er een waanzinnig verschil qua klankkarakter bestaat tussen merken en modellen. De luisterervaring is bovendien veel directer, waardoor je die verschillen ook sterker beleeft. Kamerakoestiek speelt geen rol en er is doorgaans minder invloed van componenten en bekabeling, om maar twee factoren aan te halen die wél een serieuze impact hebben bij het luisteren naar speakers.

De rol van de DAC

Spelen versterking en bronmateriaal dan helemaal geen rol bij een hoofdtelefoon? Natuurlijk wel. Bij de hoofdtelefoons die we in dit deel bekijken zijn er zelfs toestellen die bijzonder veeleisend zijn qua bronmateriaal en aansturing. Op een Sennheiser HD800S of Focal Utopia wil je geen zwaar gecomprimeerde MP3 beluisteren, want het resultaat is echt niet te aanhoren. Andere high-end hoofdtelefoons zijn iets vergevingsgezinder, maar toch. Ga er vanuit dat je voor deze hoofdtelefoons op zijn minst voor lossless cd-kwaliteit wil zorgen. Of dat eigen FLAC- of ALAC-bestanden zijn of streams via Qobuz of Tidal maakt minder uit.

Een belangrijke rol is eveneens weggelegd voor de DAC. In dit artikel willen we niet alle aspecten van een DAC uit de doeken doen, maar het helemaal links laten liggen kan ook niet. Een DAC zorgt immers voor een goede omzetting van je digitale muziek naar een analoog signaal waar een versterker mee aan de slag kan gaan. Het kloppende hart van een DAC is een DAC-chip, afkomstig van een chipbakker zoals AKM, Burr-Brown (eigenlijk: Texas Instruments) of  ESS. Sommige fabrikanten verkiezen FPGA-chips die ze zelf programmeren. Chord Electronics en PS Audio zijn daar mooi voorbeelden van. Extreem high-end merken opteren zelfs voor een DAC-proces op basis van (zeer dure) geschakelde weerstanden.

Wanneer heb je een DAC nodig? In de context van hoofdtelefoons zijn er heel wat mensen die luisteren via een computer. Dan is een DAC bijna een verplichting, want bij een laptop of pc kun je de DAC-functie niet isoleren van de vaak slechte hoofdtelefoonuitgang. Maar ook bij het direct luisteren naar streaming of eigen bestanden komt er een DAC aan te pas.

Hoofdtelefoonversterker is bijna een verplichting

Een eigen DAC betekent ook een hoofdtelefoonversterker voorzien. Net zoals bij audiofielen die luisteren via speakers heb je bij hoofdtelefoonliefhebbers twee kampen: geïntegreerd versus discreet. De eerste optie is eigenlijk handiger, want je hebt meteen een DAC en versterker in één apparaat. Er zijn zo tientallen producten op de markt. Recent bekeken we nog de Chord Hugo 2 bijvoorbeeld, binnenkort komt de Mytek Brookyn DAC+ aan bod.

DAC en hoofdtelefoonversterker apart houden lijkt misschien wat overdreven, maar voor een hobbyist met veel hoofdtelefoons met uiteenlopende technische specificaties kan het steek houden. Losse hoofdtelefoonversterkers hebben meestal wat meer opties qua uitgangsimpedantie, meerdere aansluitmogelijkheden en dikwijls ook wat meer vermogen. Wij hebben op onze bureau bijvoorbeeld de SPL Phonitor 2 staan (een krachtige studioversterker met crossfeed-functies en gebalanceerde uitgangen) en de Sugden HA-4 (een zeer pure klasse A-versterker), twee toestellen met hun eigen pluspunten en die nu eenmaal gebouwd zijn om met een aparte DAC te gebruiken. Tegelijkertijd moeten we toegeven dat we toch vaak naar geïntegreerde toestellen zoals een Hugo 2 grijpen, gewoon uit gebruiksgemak - en omdat het kwaliteitsverschil eerlijk gezegd niet altijd te onderscheiden valt.

De oude stelregel dat high-end hoofdtelefoons altijd een hoge impedantie hebben klopt allang niet meer. Impedantie kun je kort door de bocht omschrijven als de elektrische weerstand van een hoofdtelefoon. Het geeft aan hoeveel vermogen nodig zal zijn om een bepaalde volume te bereiken. Hoe hoger de impedantie, hoe krachtiger de versterker moet zijn.

De waarden liggen veel verder uit elkaar dan bij speakers, waar 2 tot 8 ohm de norm is. Bij koptelefoons kan de impedantie gaan van minder dan tien tot 600 ohm. En dan spreken we nog enkel over de impedantie die gemeten wordt via een standaardtest; het kan ook nog aardig verschillen naargelang de afgespeelde frequenties. Kortom, voor goede prestaties bij een veeleisende hoofdtelefoon heb je een stabiele versterker nodig die voldoende vermogen biedt.

Het speelveld

In dit deel bekijken we vier koptelefoons die elk op hun manier sterk zijn, met een vijfde model (de Sonoma Model One) in een aparte review die maandag zal verschijnen. Ze staan natuurlijk niet in een leeg speelveld. Ondanks dat we hier spreken over een hogere prijsklasse waar de verkoopsaantallen relatief laag zijn, is er nog aardig wat concurrentie. In het nabije verleden hebben we een aantal getest. We hernemen hier snel de conclusies bij die tests, maar je kunt natuurlijk altijd de relevante review herbelezen.

Een hoofdtelefoon waar je in dit segment niet om heen kunt is de ultralichte, futuristische Sennheiser HD800 – en dan liever zijn zwarte opvolger, de HD800s. De HD800 is extreem open, een koptelefoon die we nog liefst omschrijven als een geluidsschijnwerper. Dat is zijn sterkste punt: echt alle laatste restjes detail naar boven halen en het genadeloos presenteren in een adembenemend ruime soundstage. Dat heeft te maken met de zeer goede drivers die bovendien bijzonder snel zijn, waardoor de hoofdtelefoon in staat is om de kleinste nuance weer te geven. Andere ‘tragere’ hoofdtelefoons klinken misschien gewichtiger, maar verliezen net die snelle, kleine details in de grotere, minder goed gedempte bewegingen.

Dat maakt deze Sennheiser controversieel, een lastigaard die je soms ook enorm kan belonen. De HD800 is een hoofdtelefoon die met de verkeerde versterker vrij onaangenaam kan klinken. Je hebt voldoende vermogen nodig en wat ons betreft ook een DAC met een wat warme filter die in het hoog snel daalt. De HD800s is nagenoeg dezelfde koptelefoon, maar is een klein beetje bijgewerkt om een tikje warmer te klinken en iets minder schel in het hoog. We kunnen ons niet inbeelden dat je als serieuze hoofdtelefoonliefhebber een HD800 niet in huis hebt – maar je hebt daarnaast toch ook minstens één andere koptelefoon nodig die meer gericht is op langer luisteren.

Met de 2.000-euro kostende Signature MDR-Z1R wou Sony zijn huidige meesterschap in de instap- en middenklassen uitbreiden naar het hoogste segment. Dat het de successen in de hifi-high-end uit het verre verleden opnieuw kon behalen. Daarom bouwde het dit prachtig ding, dat je aangeleverd krijgt in één van de riantste presentatiedozen dat we ooit zagen. Het is alsof Sony dacht: laten we nu een koptelefoon bouwen waar iedereen meteen dolverliefd op wordt. De MDR-Z1R is gebouwd rond gigantische drivers van 70 mm, uitgerust met een gigantische neodymiummagneet, en verpakt in behuizingen die aan de buitenkant volledig overdekt zijn met een fijne grille. Luxueus leder op de hoofdband en dikke oorkussens zorgen voor een immens luxegevoel.

Bij Sony hoopten ze dat deze Signature-hoofdtelefoon een echte hit zou zijn, maar dat bleek toch anders te lopen. Net zoals zijn goedkopere voorloper, de MDR-Z7, blijkt de gesloten MDR-Z1R een van de controversieelste koptelefoons ooit te zijn. Er zijn enorme fans, maar ook absolute haters. Als lange tijd gebruiker van deze Sony snappen we beide kampen: het is een feit dat de MDR-Z1R ver weg staat van een transparante, evenwichtige weergave en dat sommige frequenties opvallend sterk aanwezig zijn. Met de verkeerde tracks neigt het zelfs naar vervorming. Met een beetje EQ’en valt daar echter veel aan te doen, en dan luister je op een extreem comfortabele wijze uren aan een stuk. Net zoals de HD800 vinden we het ondertussen wel moeilijk om de MDR-Z1R aan te raden als enige koptelefoon voor alle noden, maar in een collectie past hij wel.

Er zijn natuurlijk nog andere waardige koptelefoons die het overwegen waard zijn. Door omstandigheden hebben we bijvoorbeeld de LCD-4 van Audeze nog niet kunnen testen, terwijl alle berichten er wel op wijzen dat dit vlaggenschip zeer de moeite waard is. De veel lager gepositioneerde LCD-2 kennen we wel door en door, en we kunnen getuigen dat de planar magnetic-drivers van Audeze terecht het Amerikaanse merk naar de top van het hoofdtelefoonsegment hebben gekatapulteerd.

Er is ook de PM-1 van Oppo, een koptelefoon die op een bepaald moment een enorme hype was maar inmiddels wat van zijn glans heeft verloren. De PM-1 heeft de pech dat er in de laatste jaren op hetzelfde prijspunt zeer straffe concurrenten zijn opgedoken, rivalen die op geluidsvlak net pakkender uit de hoek komen. Nochtans is het volgens ons nog altijd het beluisteren waard. Ten slotte is HiFiman ook een naam waar je in het hoger segment niet om heen kunt. Dit Chinees-Amerikaans merk kent net als Audeze een enorme opmars dankzij hun focus op magnetic planar-drivers (al doen ze inmiddels ook elektrostaten en dynamische drivers), wij hebben enkel de HE-400i en de HE-560. Beiden zijn sterke hoofdtelefoons. Aanvankelijk viel er wel wat op te merken op de bouwkwaliteit en afwerking van de HiFimans, maar de recente jaren brengen ze modellen uit die (op basis van korte indrukken) schijnbaar wel op hun niveau zijn afgewerkt.

MrSpeakers AEON Flow

MrSpeakers lijkt misschien de meest ironische merknaam in de geschiedenis van hoofdtelefoons, maar laat dat geen reden zijn om dit Amerikaans merk links te laten liggen. Onbekend bij het grote publiek, maar bij de kenners staat dit bedrijf van ‘Headmaster’ Dan Clark allang op de favorietenlijst. De toegankelijke, vriendelijke fun-attutide van de oprichter heeft er vast mee te maken. Clark begon met custom hoofdtelefoons gebouwd rond de Fostex T50RP en 3D-geprinte behuizingen, maar is inmiddels ontwerper van zeer gerespecteerde producten met eigen drivers. De AEON Flow is in de line-up van MrSpeakers een instapper – maar wat voor één. Het is beschikbaar in zowel een open als een gesloten variant, wij bekijken de Closed-editie. Je houdt de twee versies uit elkaar door te kijken naar de roosters. Bij de Closed-versie is er een volle plaat met een soort hologrameffect, bij de Open-variant is er een honinggraatrooster.

Gekke designs horen wat bij het high-endsegment, maar toch kijken we op van de AEON Flow. Hier geen ronde behuizingen, maar wel meer driehoekige vormen die gemodelleerd zijn op het menselijk oor. Het geeft deze koptelefoon meteen een heel slank profiel, hoewel ze in werkelijkheid toch behoorlijk groot zijn. Een pluspunt aan de vorm: je zet ze altijd meteen juist op je hoofd. Gedaan met het zoeken naar R- en L-aanduidingen die ergens op een kabel of hoofdband verborgen zijn.

De AEON Flow aandoen voelt eerst wat raar aan. Dat komt door die oorkussens die eerder driehoekig zijn, waardoor ze vooraan dus wat dichter bij de voorste rand van de oorschelp rusten dan rondere kussens. Eens dat je het gewoon bent, merk je wel dat ze een heel goede pasvorm bieden. Zonder echt op je hoofd te drukken, zit deze koptelefoon toch muurvast. Knap gedaan.

In plaats van een volle hoofdband uit metaal of kunststof heeft de AEON Flow twee dunne, boogvormige metalen staven en een lederen band die je kunt verplaatsen om de pasvorm aan te passen. Het doet wat denken aan systemen die onder meer AKG en Sony hebben gebruikt, en is zeer effectief. Er rust heel weinig gewicht op je kruin, wat best aangenaam is. Met zijn 340 gram is deze MrSpeakers sowieso geen zwaargewicht. Je krijgt bij de AEON Flow geen enorme hoeveelheden extra’s, maar de meegeleverde kabel en stekkers zijn van zeer goede kwaliteit. Zeer praktisch is de zeer fraaie harde case waarin je de AEON Flow veilig kunt opbergen.

V-Planar

Eén specificatie trekt snel onze aandacht: de impedantie. Met 13 ohm en een efficiëntie van 93 dB/mW is de AEON Flow zeer makkelijk aan te sturen, zelfs vanaf een smartphone. Je hebt eigenlijk geen aparte versterker nodig, al vonden we hem wel beter klinken via de Chord Hugo 2 dan via een iPad Air.

De AEON Flow is wat bedrieglijk. Hij ontbeert de onmiddellijk prikkeling die je krijgt als je luistert via pakweg de Sennheiser HD800S of de diepte van het laag van de Pioneer. En toch is het er heel fijn naar luisteren, een verdienste van de V-Planar-driver die MrSpeakers ontwikkelde. Zoals de naam aangeeft is dit een planar magnetic-driver, met als voornaamste eigenschap dat de hele conus als een geheel beweegt (itt tot een dynamische driver, die van het centrum door de spreekspoel wordt bewogen). Je krijgt daardoor een grootser geluid geserveerd, meer omvattend. Als we luisteren naar wijlen James Bradleys ‘Changes’ dan plaatst de AEON Flow zijn James-Brown-maar-rauwer-stem enorm in de kijker, centraal geplaatst met de andere instrumenten op een ruime soundstage. Bij Simonovs versie van Gorecki’s Derde Symfonie heb je heel sterk het gevoel dat je dit magistraal stuk live bijwoont – een moment waarop de AEON Flow bewijst dat het even goed een prijskaartje van 1.000 euro of meer zou kunnen dragen. De sterke en zwakke punten bieden zich bij deze opname tegelijkertijd aan: langs één kant duikt de AEON Flow niet zo diep als zou mogen (waardoor het dreigende karakter in de Gorecki-symfonie wat verdwijnt), maar naarmate de muziek opbouwt blijft de MrSpeakers wel heel coherent. Een minder goede koptelefoon begint op dit moment zijn muzikaliteit te verliezen.

Conclusie

Samengevat: de AEON Flow is een hoofdtelefoon die voor zijn prijs waanzinnig goed presteert. Wie twijfels had over MrSpeakers als een toonaangevende fabrikant, mag die meteen opbergen. Op alle vlakken – comfort, bouwkwaliteit en geluidscomfort – scoort deze koptelefoon zeer goed. Er zijn veel duurdere apparaten die het slechter doen.

Pioneer SE-Monitor5

Pioneer is misschien niet het eerste merk waar je aan denkt als je winkelt voor een high-end hoofdtelefoon. Toch hebben de Japanners een rijk hifi-verleden en lanceerden ze enkele jaren geleden de open SE-MASTER1 om aan te tonen dat ze nog in het premiumsegment kunnen meespelen. Met een kostprijs van over 2.000 euro voor de handgebouwde SE-MASTER1 daagde Pioneer in elk geval de gevestigde toppers in het segment uit.

De SE-Monitor5 is tweede in rang bij Pioneer. Het is een gesloten hoofdtelefoon die stilistisch sterk lonkt naar de populaire DJ-producten van Pioneer (hoewel deze inmiddels in een apart bedrijf zijn ondergebracht). Dat is ook een deel van zijn aantrekking. Waar veel high-end hoofdtelefoons (denk aan Audeze en HiFiman) geïnspireerd zijn op retrotrends, is de SE-Monitor5 verfrissend modern. Zo vinden we die koperen ring in het midden van de driverbehuizing echt knap – mooier in het echt dan op de foto.

De SE-Monitor5 is zeer degelijk gebouwd, met een hoofdband, verbindingsbeugels en driverbehuizingen uit aluminium en magnesium. Van alle betere hoofdtelefoons die we al ooit getest hebben, heeft de Pioneer de meest duurzame en solide uitstraling. Op dat vlak denken we dat je hier spreekt over een koptelefoon dat jaren meegaat, ook als je hem niet altijd goed behandeld. Op papier weegt het wel wat (480 gram), maar de gewichtsverdeling zit heel goed waardoor je hem lang kunt dragen.

De SE-Monitor5 heeft een zeer goede passieve isolatie. Het gesloten design lekt niets naar buiten, terwijl de velourachtige oorkussens je oorschelpen goed omhullen. Pioneer koos voor grote 50-mm dynamische drivers van cellulose nanovezels, wat sowieso een forser hoofdtelefoon oplevert. Wat er ook bij hoort is een iets hogere oordruk, al blijft de SE-Monitor5 weg van het klemmende gevoel dat je bij sommige mobiele hoofdtelefoons ervaart. Hierdoor blijft de Pioneer goed op zijn plaats, wat belangrijk is voor de geluidskwaliteit.

Een berg extra’s

Je kunt duizenden euro’s uitgeven voor een koptelefoon en in de doos quasi geen accessoires ontdekken. Maar dan spreek je niet over Pioneer. De SE-Monitor5 wordt geleverd met drie hoogwaardige kabels (incluis een gebalanceerde) en een set lederen oorkussens. Die gebruik je als je leder beter vindt aanvoelen en als je een iets ander basrespons wil ervaren. Geen case, helaas.

De SE-Monitor5 verrast ons wel bij het luisteren. Misschien komt het door de DJ-producten van Pioneer of de moderne uitstraling van de gesloten SE-Monitor5, maar we hadden ons al schrap gezet voor een zwaar op de maag liggend basfestijn. Dat valt echter goed mee, hoewel de Pioneer zeker een diepe, intense laag bassen opdient bij de tracks die we beluisteren. Bij Moderats ‘Running’ en ‘Finder’ horen we de Pioneer SE-Monitor5 heel diep duiken, maar zonder de bijeffecten die je vaak tegenkomt bij hoofdtelefoons met heel grote drivers (zoals de MDR-Z1R). Gesloten hoofdtelefoons zoals deze klinken meestal minder ruimtelijk dan open modellen, maar de tuning van de SE-Monitor5 benadrukt hogere details waardoor het toch open klinkt. Bij de aanvang van de prachtige opname van Gorecki’s derde symfonie door de Royal Philharmonic Orchestra onder leiding van Yuri Simonov, hoor je tussen de sombere klanken door zelfs de vingers van muzikanten die verplaatst worden over snaren en instrumenten. Af en toe lijkt er een zweem van resonantie te zijn als er een heel lage noot wordt gespeeld, wat in dit geval de impact van dit treurig werk nog net iets versterkt. Of hoe iets dat technisch misschien niet helemaal klopt toch nog kan werken. Schakelen we over op het Miles Davis-tribute-album van Robert Glasper, waar jazz gemengd wordt met hiphop-invloeden, dan vinden we de Pioneer wat controle verliezen.

Conclusie

De knappe SE-Monitor5 is een verrassende hoofdtelefoon die op veel vlakken goed scoort. Waar hij niet van houdt, zijn slechte opnames – een eigenschap die wel meerdere koptelefoons in dit dossier bezitten. Zijn sterkste kant is de detailweergave, die hem - meer dan je zou verwachten als je het design ziet - tot een goede keuze maakt voor mensen die graag alles in een track horen. Hij ligt dichter bij de analytische Sennheiser HD800 dan een warme HD650, maar klinkt met de juiste versterker wel wat voller.

Focal Elear en Focal Utopia

Met de lancering van Elear en de Utopia was Focal spreekwoordelijk de nieuwkomer die even de deur open stampt van de head-fi-dojo en prompt de clubkampioen op de mat gooide. Op speakervlak heeft niemand lessen te nemen van de Fransen, maar dat ze met hun eerste high-end modellen meteen zo goed zouden scoren... dat had niemand verwacht. Inmiddels is er tussen de 999-euro kostende Elear en de 3.500-euro kostende Utopia de Clear van 1.500 euro bijgekomen. Die hebben we echter nog niet echt uitgebreid beluisterd. Er zijn trouwens ook pro-edities verschenen, met opvallende rode oorkussens en andere kabels.

Wel hebben we een tijdje geleden de Elear en Utopia een paar weken naast elkaar getest. De twee delen nu eenmaal veel DNA. Meer zelfs: wisten we niet van het bestaan af van de Utopia, dan zouden we denken dat de Elear het topmodel is. Deze 1.000-euro kostende hoofdtelefoon ademt gewoon waanzinnig veel kwaliteit uit. Neem de Elear uit zijn doos en je ziet in één oogopslag dat dit een heel goed afgewerkte koptelefoon is. De metalen logoringen aan de top van de earcups, bevestigd met stoere torx-vijzen, zetten de toon. De ringen zijn ingebed in een fijn, zwart rooster dat de volledige buitenkant in beslag neemt. Van de zijkant gezien lijkt het bijna alsof je twee luidsprekers op je hoofd hebt rusten. De aluminium beugel eindigt aan beide zijde in een Y-vorm die met twee scharnieren aan de driverbehuizing is gekoppeld. In eerste instantie lijkt die scharnieren enkel beweging in het verticale vlak mogelijk te maken. De beugel kan echter tegen wat torsie, zodat beweging in de drie dimensies mogelijk is. Dat is belangrijk om echt een goede pasvorm te verkrijgen.

De bouwkwaliteit van de Utopia is zowaar nog indrukwekkender. De hoofdband en oorkussens zijn in een heel fijn geperforeerd leder dat heerlijk op je hoofd zit. Het heel open design en vooral het kleine roostertje aan de achterkant van de drivers lonken heel sterk naar Focals designtoppers op luidsprekervlak. Kenners van het merk herkennen meteen het opschrift 'Beryllium'. Het Franse merk gebruikt dit zeer kostbaar materiaal ook voor tweeters in zijn duurste speakers. Het mag peperduur zijn, beryllium heeft zeer interessanter eigenschappen (zoals een laag gewicht en hoge stijfheid) die bijzonder interessant zijn voor de weergave van het midden-hoog.

Toen we de Elear voor een echt lange luistersessie gebruikten (lees: uren), merkten we wel dat onze nekspieren wat vermoeid werden. Even in de specificatielijst duiken leerde ons dat de koptelefoon 450 gram weegt, wat inderdaad toch al wat zwaarder is. Gewicht zegt niet alles, het draait ook om hoe het verdeeld is over je hoofd en de positie waarin je jouw hoofd houdt. In dit geval zaten we lang te luisteren terwijl we neerkeken op een laptop – een houding waarbij een zware hoofdtelefoon inderdaad de spieren achteraan de nek kan belasten. Kortom, wat ons betreft is de Elear toch eerder gemaakt voor aandachtige luistersessies in een zetel. Om trouwens het belang van een goede gewichtsverdeling te duiden: de Utopia weegt 490 gram, nog zwaarder. Toch zit hij subjectief lichter op het hoofd. Het comfortgehalte van de oorkussens is bij de Utopia zeker hoger. Dat is één van de redenen waarom sommige Elear-eigenaars Utopia-oorkussen monteren.

Presentatie

De eerste indruk die de Elear en de Utopia maken, loopt niet ver uiteen. Ondanks het forse prijsverschil tussen de twee, komen beiden in een relatief vergelijkbare stevige doos met magneetsluitingen en met plaats voor de meegeleverde kabels. In beide gevallen geeft Focal een forse, zware kabel van 3 meter mee die eindigt in een 6,3 mm jack. Over de kwaliteit van de kabel niets slechts, maar door zijn hogere gewicht hadden we soms het gevoel dat we bij het luisteren met een boaconstrictor worstelden. De Elear kun je uiteraard gebalanceerd aansluiten, mits de aankoop van een bijkomende kabel.

Gebalanceerd luisteren is vanwege de extra controle een absolute aanrader bij de Elear, al impliceert dit een zekere investering. Een degelijke gebalanceerde kabel kost je bijvoorbeeld al gauw 100-200 euro (voor wie een uniek uitziende kabel op maat zoekt: kijk eens bij Custom Cans in het V.K.). Eén voordeel: een kabel voor de Elear vinden is eenvoudig, omdat er aan de koptelefoon twee 3,5 mm jackingangen zijn. Dat komt veel meer voor (onder meer bij Sony) dan de dubbele Lemo-bajonetconnectors van de Utopia.

Focal levert geen 6,3 naar 3,5 mm adapter mee, misschien omdat de Fransen het ondenkbaar vinden dat je deze koptelefoon zou aansluiten op een mobiel toestel. Er zijn echter goede DAC’s, zoals de Chord Mojo of de Oppo HA-2SE, die enkel met de kleinere jack-uitgangen komen. Maar goed: een adapter heb je voor enkele euro’s.

De dozen bij het tweetal zijn adequaat, maar zeker de case van de Elear mocht toch iets rianter. Het mag de goedkopere van de twee zijn, het blijft een kostbaar toestel dat net iets beter verdient. We verwijzen graag naar de luxueuze case van de Oppo PM-1 (1.299 euro) of Sony MDR-Z1R (2.200 euro) voor hoe het écht moet. De Utopia, die komt in een doos met een lederen buitenkant, doorstaat de vergelijking beter.

De wind blaast er doorheen

Of de Elear en de Utopia open hoofdtelefoons zijn? Anderhalve seconde naar ze loeren geeft daar meteen antwoord op. Je kan namelijk dwars door de behuizing kijken, met uitzondering van het middenpunt waar de spreekspoel en membraam zich bevinden. Wie op dit punt nog zou geloven dat Focal gewoon snel wat onderdelen bij elkaar schraapte om wat dure koptelefoons op de markt te gooien, moet zich eens verdiepen in hun opbouw. Het ongelooflijk open design is het eindresultaat van research bij het Franse merk naar de ideale koptelefoon, wat resulteerde in de beslissing om zelf een full-range driver te bouwen die volledig open is vooraan én achteraan. De driver bezit een zeer platte frequentiecurve, zodat er geen nood zou ontstaan aan compenserende demping of schuim in de behuizing. Kortom, het moest allemaal zo puur mogelijk.

Als je goed kijkt naar de Elear, zie je dat de drivers schuin geplaatst zijn zodat ze recht op de oorkanalen uitstralen. Het is een beproefde techniek, onder meer door Sennheiser en Sony toegepast, die naar onze mening een ruimtelijker klank levert. Wat je dan weer niet ziet als je in de koptelefoon loert, is de bijzondere vorm van de driver. Focal gebruikt in zijn luidsprekers graag inverted domes, maar dat werkt niet zo goed als de driver zich op minder dan 10 cm van het oor bevindt. Daarom opteerden de Fransen voor een M-vormig membraam (vanop de zijkant gezien), een ontwerp dat ook in Focals autospeakers opduikt. Eén groot voordeel van het M-ontwerp is dat het membraam een veel groter oppervlakte heeft dan je zou verwachten van zijn diameter. Hier zien we een groot verschil tussen de Elear en Utopia: het eerste heeft een driver van aluminium/magnesium, de Utopia heeft er zoals gezegd eentje van Focals favoriete metaal, beryllium.

Wie Focal al wat kent, bijvoorbeeld van zijn uitstekende Sopra-lijn, weet dat het merk houdt van zuivere midden- en hoge tonen. De uiterst gedetailleerde, evenwichtige weergave van vocalen en instrumenten is iets waar ze in uitblinken. Laten we maar meteen met de deur in huis vallen: de Elear past perfect in deze traditie. Het is een hoofdtelefoon met heel veel resolutie die enkel in het allerlaagste iets zwakker uit de hoek komt, en dan nog. Met de juiste versterkerkeuze trek je dat grotendeels recht. De match Mojo-Sugden-Elear vonden we ons geval één van de betere die we ooit hoorden, zowel vanwege de warmere toets die de twee Britten toevoegen maar ook omdat de Sugden HA-4 vermogen te over heeft om alles uit te halen uit de 80-ohm zware Elear. Dat is overigens geen stratosferisch hoge impedantie  - Beyerdynamic slingert met plezier de T1 met 600 ohm jouw kant uit – maar je merkt wel dat de Elear hongerig is naar wat vermogen. Een hoofdtelefoonversterkers is eigenlijk een must op dit niveau. Dat geldt ook voor de Utopia, die vanwege zijn tuning naar onze persoonlijke smaak heel goed past bij iets warmere versterkers of DAC's.

Niet enkel is de Elear één van de best klinkende koptelefoons van het moment, het is ook verdomd universeel. Het album ‘Live North America 2016’ van gitaarvirtuoos Gary Clark Jr. is zo’n typisch live album dat op mindere koptelefoons afstandelijk en rommelig kan klinken. Maar niet op de Elear. Als heel de band losbarst op ‘Shake’ zit je in je stoel te dansen, aangemoedigd door het publiek dat je in de achtergrond hoort mee roepen.

Het mooie ‘Three Worlds: Music from Woolf Works’ van Max Richter talloze ingetogen tracks (‘War Anthem’ is in het bijzonder indrukwekkend) die door de Elear heel mooi worden weergeven. Klassieke muziek zoals deze profiteert van het open design met zijn enorme ruimtelijkheid. Hoewel de Elear niet de extreme soundstage van de Sennheiser HD800 bezit, gaat de Focal toch ook heel breed waardoor je een behoorlijk beklijvende concertzaalgevoel krijgt. Bij ‘Meeting again’ (de vierde track bij het Richter-album) kregen we bijna de indruk dat we Big Ben inderdaad net aan de andere kant van de Thames hoorden luidden, zo wijds klonk het. De Elear is zoals gezegd bijzonder universeel. Al kunnen we ons inbeelden dat bassheads bij elektronica wat op hun honger blijven zitten.

Zoals gezegd bouwt de Utopia hier verder op. Bij het beluisteren van hetzelfde bronmateriaal hoorden we het vlaggenschip nog meer detail uit de tracks halen. De Utopia is op dat vlak een echte Focal, met een enorme focus op het middengebied en een deel van het hoog. Bij ‘War Antham’ bijvoorbeeld is het niet in het laag dat de Utopia zich van de Elear onderscheidt (de Elear is zelfs iets donkerder en impactrijker), maar wel als de prominente cello zijn treurig melodie speelt. De Utopia toont zich dan heel open, verfijnd en vloeiend. De vergelijking met de grote vloerstaanders van het merk kan helemaal op.

Conclusie

We zijn graag tegendraads en daarom is er ook een klein deel van ons dat zou willen dat we bakken kritiek op de nieuwe Focals hadden, tegen de stroom in. Beide hoofdtelefoons worden immers quasi-universeel bejubeld. Maar dat lukt niet. Voor een keer klopt de hype helemaal. Er zijn kleine kritieken mogelijk, zoals de iets hoger gewicht van de Elear en de niet echt riante presentatiedoos. Maar dat is geneuzel in de marge. De Elear is op dit prijspunt wat ons betreft de nieuwe maatstaf als je zoekt naar de accurate, betrokken weergave van muziek uit nagenoeg alle genres. Een nieuwe benchmark, zoals de Engelsen dat zeggen.

De Utopia is meer van hetzelfde: meer detail en resolutie, een meer vloeiend midden en een grotere soundstage. Als we het vlaggenschip van Focal vergelijken met dé benchmark, de HD800S, dan is de keuze voor ons snel gemaakt. De Utopia ruilt een klein beetje precisie in, in ruil waarvoor je veel meer luisterplezier en coherentie ontvangt. Een goede deal, lijkt ons.

De Elear is minder volmaakt dan het grote vlaggenschip, maar tegelijkertijd ook wat vergevingsgezinder en daarom bruikbaarder. Wat ons betreft maakt dat de Elear net de interessantste van de twee Focal-topmodellen, zonder daarbij te suggereren dat de Utopia tekortschiet. 

Conclusie

Bij een multi-test hoort een overzicht van prijzen, websites en natuurlijk waarderingen. Je vindt onderstaand ook per hoofdtelefoon een link naar de review, die ofwel eerder in dit artikel te vinden is, ofwel als individuele recensie eerder is verschenen. 

MrSpeakers AEON Flow
€ 799 euro | www.mrspeakers.com
Beoordeling 5 op 5
De volledige review vind je hier

Pioneer SE-Monitor5
€ 999 euro | www.pioneer-audiovisual.eu
Beoordeling 4 op 5
De volledige review vind je hier

Focal Elear
€ 999 euro | www.smartaudio.nl
Beoordeling 4.5 op 5
De volledige review vind je hier

Sennheiser HD800S
€ 1.499 euro | www.sennheiser.com
Beoordeling 4 op 5
De volledige review vind je hier

Sony MDR-Z1R
€ 1.999 euro | www.sony.com
Beoordeling 3.5 op 5
De volledige review vind je hier

Focal Utopia
€ 3.999 euro | www.smartaudio.nl
Beoordeling 4 op 5
De volledige review vind je hier