REVIEW

Review: Beethovens vierde en vijfde door Harnoncourt

Erik Derycke | 22 maart 2016

Nikolaus Harnoncourt was in de jaren 70 van vorige een van de grondleggers van de authentiek uitvoeringspraktijk. Daarbij gebruiken de uitvoerders zo veel mogelijk de originele partituren, zonder de 'verbeteringen' die er door goedbedoelende muziekkenners aan werden aangebracht, en de instrumenten en bezetting die de componist zelf voor ogen had. Die aanpak is Harnoncourt heel zijn leven trouw gebleven, en zorgt ervoor dat deze opname van Beethovens overbekende Vijfde Symfonie en de ondergewaardeerde Vierde sprankelend fris klinkt.

Harnoncourts eigen ensemble, het Concentus Musicus Wien, telt minder spelers dan een modern symfonieorkest, en daardoor steken de afzonderlijke instrumenten duidelijker uit de mix: zachte melodieën op de strijkers, dromerige klanken op de houtblazers, strijdlustige accenten op koperblazers en pauken. Hoeft het gezegd: alle muzikanten spelen op eeuwenoude instrumenten of op moderne replica's ervan, zodat de klankkleur die Beethoven in gedachten had gerespecteerd wordt – in het cd-boekje kan je dat tot in detail nalezen.

Authentiek wil voor Harnoncourt ook zeggen: alle interpretaties wegvegen die zich in de loop der eeuwen op de muziek hebben afgezet als mosselen op de romp van een schip. De beroemde openingsnoten van de Vijfde, tatata-taaa, staan in de woorden van Beethovens privésecretaris Anton Schindler voor 'het noodlot dat aan de deur klopt'. Voor dergelijke dichterlijke nonsens heeft Harnoncourt geen geduld: "je moet niet alles geloven wat mensen zeggen die zich in de buurt van genieën ophouden."

Volgens Harnoncourt is niet dat platgespeelde eerste deel de sleutel tot de symfonie maar wel de finale, waarin plots drie trombones, een piccolo en een contrafagot opduiken en de muziek een draai geven naar de optimistische toonaard van do groot. De hele symfonie is een reis naar dat moment van bevrijding in de finale. Nog nooit klonk deze zo uitbundig en dynamisch als bij Harnoncourt. Hij onderstreept de algemene uitbundigheid nog extra door een verrassend gebruik van generale pauzes in de laatste maten van de symfonie. Deze onverwacht lange stiltes laten de slotakkoorden nog imposanter klinken.

De Vierde is een van de minder bekende symfonieën van Beethoven. Ze wordt in de reeks overschaduwd door de Derde en de Vijfde. Robert Schumann vergeleek haar daarom met een 'slanke Griekse maagd tussen twee Noorse reuzen' en voor hem was het de belangrijkste van Beethovens symfonieën. Harnoncourts versie neemt een trage start die goed laat horen hoe het eerste thema groeit uit een soort oersoep van klanken; ook hier zorgen uitgekiende pauzes voor de nodige nadruk. In het tweede deel speelt Harnoncourt een uitgekiend spel met dynamiek tussen de romantische stille passages en het volle orkestgeweld, dat uitmondt in de uitgelaten vrolijkheid van het derde en vierde deel.

Deze opname had de eerste van een integrale met alle negen symfonieën moeten worden, maar het noodlot besliste daar anders over: Nikolaus Harnoncourt overleed op 5 maart van dit jaar. We zullen helaas nooit meer horen welke verrassingen hij nog in petto had met de andere zeven.






EDITORS' CHOICE