Lichtnetpolariteit is met name in landen met symmetrische lichtnetpluggen een hot item wat desondanks veel stof doet opwaaien. Dat optimale lichtnetpolering zijn auditieve vruchten afwerpt is een feit maar men zou er niet blind op moeten varen dat zogeheten polecheckers zonder verdere inzet altijd tot optimale resulaten zullen leiden.
Het gaat in feite om het elektrische potentiaal ten opzichte van aarde waarbij moet worden opgemerkt dat een individuele polecheck in systeemcontext geen absolute goed/fout test is. Pas wanneer slechts één apparaat optimaal gepoold moet worden (zoals een all-in-one) gaat die vlieger op.
De meeste weergavesystemen zijn echter opgebouwd uit een keten van individueel gevoede apparaten. Dan krijgt een tweede factor de prioriteit: de absolute verschillen tussen de spanningswaarden van de verschillende componenten als gevolg van hun potentiaal ten opzichte van aarde. Wanneer elk component eerst individueel word `gepoold` (zonder interconnectkabels naar collega-apparatuur) is het mogelijk dat de minimale waarden van twee (uiteindelijk) verbonden componenten een herziene poling van één van de twee vereist. Bij het polen van die twee componenten zal men over het algemeen in totaal vier verschillende potentialen meten.
In veel gevallen is het wenselijk om het kleinste verschil te zoeken, oftewel het potentiaalverschil te minimaliseren. Hoe groter het verschil, des te groter de ongewenste stroom die zal gaan lopen tussen componenten. Dat kan behalve via de interconnects ook via de lichtnetaardes gaan lopen wanneer beide apparaten en de verdeelstrip van randaarde zijn voorzien. Vandaar de soms zeer heilzame werking van een zogeheten `groundlift`, wat bij bepaalde hardnekkige bromproblemen uitkomst kan bieden. Uiteindelijk is proberen beter dan redeneren, met name wanneer meten (polechecken) niet strookt met auditieve bevindingen. Dat betekent uitvoerig luisteren, veel in- en uitschakelen en omsteken. De auditieve beloning kan echter navenant zijn.