Voor het eerst in zijn nog jonge leven nam de tamelijk wereldvreemd aandoende New Yorker Adam Green een plaat op in een echte studio. Zijn eerdere producten, als helft van het duo The Moldy Peaches en het soloalbum Garfield waren zeer lo-fi, maar met Friends of Mine verrast hij de wereld met een prachtig klinkend album. Vijftien welluidende miniaturen, met prachtige jaren zestig stijl strijkarrangementen van celliste Jane Scarpantoni en Steven Mertens, een akoestische gitaar en een mooie lage, onderkoelde stem, die sterk lijkt op die van David McComb toen hij nog leefde (de zanger van The Triffids, ach wie herinnert zich nog de prachtplaten Calenture en The Black Swan?). Anderen vergeleken Green al met Lee Hazelwood, Leonard Cohen en Scott Walker. Zit ook wat in allemaal: ieder zijn referentiekader. Het zijn in ieder geval heerlijk in het gehoor liggende muziekjes, landelijk, nostalgisch en zomers.
Dat is de eerste indruk. Maar al snel treden bij het luisteren momenten op waarbij je denkt: wat zegt ie nou? "Bluebirds are so natural I want to buy them for my friends. And I don`t go out for brunch. And I don`t go out for cunts." Hoe zegt U? Green is gezegend met een aanstekelijk, enigszins puberaal aandoend soort, melige humor en een grenzeloze fantasie. Afhankelijk van de stemming wekt dit ofwel een glimlach van een half uur op, of doet het je van de stoel rollen. Naar een serieus woord lijkt het vergeefs zoeken, wat redelijk vervreemdend werkt bij die mooie muziek. In een recensie las ik een bondige samenvatting: "Adam Green is a funny one." Geen zin verloopt zonder verrassende wending of perverse associatie. Voor wie het weten wil: "There`s no wrong way to fuck a girl with no legs. Just tell her you love her and she`s crawling her way". Eerder grof dan leerzaam wellicht, fijnzinnig is de humor vaak niet. Krankzinnig wel. Eenzame jongenskamerromantiek. En dan maar fantaseren, bijvoorbeeld over het koninkrijk van Bunjee, waar het vriendinnetje (die eerst leefde met een Indiaanse "chief that gave her the clap, that he got from a priest") van "the cliffs of our friendship" springt, om in de diepte door een ruimtevaarder teruggevonden te worden. De dramatisch gezongen conclusie luidt: "But the Kingdom of Incest, still has a mighty fine name". Dit soort verhaaltjes, vijftien stuks. Fantastisch.
De bio die ik ergens vond geeft een aardig beeld van Greens typische droge humor. Hier een stukje: "Adam is 21 years old and you can count on him to always try his best to make good albums. He is "medium-serious" about his music, he says. His parents are both doctors who raised him well and taught him to be a decent guy. They didn`t molest him or beat him or anything. They [his parents] both like his new album. Which is cool because they didn`t like his last album so much." Wie van dit soort meligheid houdt hoort bij de Friends of Mine, en zal veel plezier aan dit schijfje beleven. En voor de anderen is altijd nog prachtige muziek. Mooi plaatje, derhalve.
Luister zelf: (RealAudio samples)
track 3
track 7
Over de CD:
15 tracks, speelduur 33:06
Website: www.adamgreen.net
Label: Rough Trade, www.roughtraderecords.com
Distributie: de Konkurrent, www.konkurrent.nl