ARTIKEL

Achtergrond: Philips' geflopte digitale cassette beleeft mini-revival

Onder het motto There Is Still Music Left to Write vond op 22 en 23 juni in Eindhoven een tweedaags evenement plaats over de Digitale Compactcassette, Philips’ beoogde opvolger van het alomtegenwoordige cassettebandje dat een korte en weinig succesvolle marktaanwezigheid kende van 1993 tot 1996. Dit vrijwel vergeten medium DCC, dat volgens een van de ontwikkelaars eigenlijk “dood en begraven” zou moeten zijn, maakt anno 2019 in werkelijkheid op bescheiden schaal een nieuwe bloeiperiode door – met dank aan YouTube. 23 jaar na dato gaf DCC nog stof genoeg voor een conventie en de première van een documentaire over het formaat, compleet met een heus rode-loperevenement in het oude Natlab.

DCC: Digitale Compactcassette

Hij zag er een business case in. Voor Ralf Porankiewicz (51), op YouTube door het leven gaand als Dr. DCC, begon de liefde voor het formaat niet in de jaren 1990, maar pas in 2014 met de aanschaf van Philips’ draagbare DCC-170, op Marktplaats. Bij de Nederlander, die zich in Los Angeles heeft gevestigd als CEO van een talensoftwarebedrijf met vestigingen in onder andere Nederland en de V.S., kwam de DCC-170 tot zijn chagrijn defect aan. “Dus toen heb ik voor het eerst in twintig jaar maar weer eens de soldeerbout ter hand genomen”, vertelt Porankiewicz, die een studieachtergrond heeft in elektronica. Hij besloot een video van de reparatie op YouTube te zetten. Inmiddels zijn de meer dan twintig reparatievideo’s die hij maakte van diverse DCC-spelers, batterijen en tapes al meer dan honderdduizend keer bekeken.

Porankiewicz zette een tweede weer spelend gemaakte DCC-170 op eBay en kon tot zijn verbazing het apparaat, dat in de V.S. nauwelijks wordt aangeboden, met flinke winst verkopen. Dat gaf aanleiding om kennis te maken met uiteenlopende decks van alle fabrikanten die ze maakten, waarin Porankiewicz ten slotte niet alleen een nieuwe hobby maar ook zijn onwaarschijnlijke verdienmodel ontwaarde: hij koopt DCC-decks in, maakt ze weer spic en span en verkoopt ze dan door. En dat wereldwijd, juist ook in markten waar DCC weinig voet aan de grond heeft gekregen, zoals de Verenigde Staten en Australië, of zelfs nooit is uitgebracht, zoals in het Midden-Oosten. De winst –alle winst, benadrukt Porankiewicz– steekt hij in het uitbouwen van zijn DCC Museum. Dat bestaat, behalve uit een website en een YouTubekanaal, ook uit een fysieke collectie die hij thuis in Redondo Beach, Californië tentoonstelt in een voor dat doel ontworpen kabinet. Van de 43 modellen waarvan het bestaan bekend is, ontbreken anno 2019 nog de vier zeldzaamste.

YouTubevriendschap

Een flinke impuls kreeg de interesse in DCC door de veelbekeken YouTuber Techmoan, die in 2014 een filmpje publiceerde over cassettes-beter-dan-het-bandje: Sony’s rond 1980 geflopte Elcaset én de Digitale Compactcassette. Techmoan geeft een keurig overzicht van het formaat: de aantrekkelijke cassette en hoes, het fraaie artwork van voorbespeelde DCC’s, de mogelijkheid om bestaande analoge bandjes te blijven afspelen, de bijzondere koppen, en het 18-bits geluid dat in potentie beter klinkt dan de 16 bit van cd en DAT, ondanks de datareductie.

Techmoan toonde in zijn filmpje drie Philips recorders, waaronder één draagbare met defecte batterij. Die Dr. DCC kosteloos voor Techmoan repareerde. Daarmee was een YouTubevriendschap geboren.

Porankiewicz’ documentaire There Is Still Music Left to Write, die tot stand kwam dankzij crowdfunding, behandelt het ontwikkelproces en de innovaties, de marktomstandigheden, de flop en de huidige opleving van de interesse in DCC. In de film zijn veel hoofdrolspelers van toen te zien, zoals Gijs Wirtz, die het project bedacht en in gang zette en tot het eind bleef begeleiden, de prominente ontwikkelaars Bram Hoogendoorn en Gerard Lokhoff, en Jan Timmer, van 1990 tot 1996 topman van Philips, voor wie DCC een presidential project was.

Jan Timmer besefte tijdens operatie Centurion (Timmers ingrijpende reorganisatie, begonnen in oktober 1990 om Philips van een naderend faillissement te redden, red.) dat een reorganisatie geen nieuwe winstgevendheid schept en dat er nieuwe producten nodig waren om het personeel en de markt te enthousiasmeren.

Enthousiasmeren deed DCC. Hele afdelingen sloegen zomervakanties over om door te kunnen werken aan de totstandkoming van het te introduceren product.

Er wachtte dan ook een gouden berg. Iedereen binnen Philips verwachtte van DCC een doorslaand succes zoals als cd ook was geweest. Net als de grammofoonplaat rond 1980 rijp was geweest om vervangen te worden, gold dat tien jaar later ook voor de compact cassette. Die was aan het einde van de jaren 1980 archaïsch geworden, en klonk vaak erbarmelijk.

Als de muziekindustrie bij Philips niet regelrecht aandrong op de ontwikkeling van DCC, dan werd het formaat toch op zijn minst met gretigheid begroet. Alle grote platenmaatschappijen: Polygram, BMG, EMI en Warner deden mee, en zelfs van Sony Music, het eerdere CBS, lag er een toezegging.

Documentaire There Is Still Music Left To Write

In There Is Still Music Left to Write legt Gijs Wirtz uit dat voor geluidsdragers dezelfde cyclus geldt als voor alle producten, namelijk introductie-groei-volwassenheid (piek)-neergang. En dat de platenindustrie rond 1980 een enorme crisis had doorgemaakt nadat de grammofoonplaat zijn piek voorbij was gegaan, met de cd die méér dan redding bood: de verkopen bereikten in de jaren 1990 recordhoogten.

Daarnaast kende muziekindustrie, bleek uit marktonderzoek van Polygram, een two carrier market. Men bracht twee soorten dragers uit, en verkocht van beide ongeveer even veel. Liefhebbers, de verzamelaars, kochten grammofoonplaten, later cd’s. Daarnaast was er de groep van incidentele muziekkopers, en die kochten meestal bandjes. De meeste van deze consumenten kochten een of twee titels per jaar, maar zij waren in aantal zo talrijk dat het marktaandeel van de musiccassette ongeveer even groot was.

Tegen het einde van de jaren 1980 constateerde de muziekindustrie dat het voorbespeelde cassettebandje zijn hoogtepunt had bereikt en dat de verkopen onherroepelijk zouden gaan dalen, vanwege de wetmatige levenscyclus waaraan ook geluidsdragers onderworpen zijn.

Tegelijk vervulde DAT, het eerste digitale bandje, dat exacte kopieën kon maken van cd’s, de platenindustrie met een mengeling van afgrijzen en huiver. Aan omarming ervan als voorbespeeld medium viel niet te denken.

Een medium met datareductie, in 1991 door Sony’s DAT-marketeers nog smalend mid-fi genoemd, leek de platenindustrie ongevaarlijk. En omdat DCC in dezelfde geest verderging als het de uiterst succesvolle musicassette, dacht de platenindustrie de opvolging geregeld te hebben. Men zag uit naar een tweede succes naar voorbeeld van de cd.

Daarbij lag het idee eigenlijk voor de hand. Japanse bedrijven als JVC, Sanyo en Sony toonden al ten tijde van de introductie van de cd (1982) cassetterecorders waarin op een gewoon bandje digitaal kon worden opgenomen. Het probleem –te geringe bandbreedte om een PCM-signaal in volledige cd-kwaliteit kwijt te kunnen– losten de genoemde bedrijven op met ieder een eigen mengeling van een hogere bandsnelheid, kleinere bitdiepte en geringere samplingfrequentie. Opnamen uit deze prototypen waren onderling dan ook niet uitwisselbaar. Uiteindelijk bereikte geen van deze systemen de markt.

Tien jaar later kwam het goedwerkende product uit Nederland.

Geluid van cd-kwaliteit had Philips op een cassettebandje passend weten te maken dankzij PASC, Philips’ datareductie die voortborduurde op onderzoek naar geluidsmaskering van de TU Eindhoven, het Franse CCETT en het Duitse Institut für Rundfunktechnik. PASC bracht de datarate van cd terug tot een kwart, van 1,4 mbit/s naar 384 kbit/s. En dit bij gelijkblijvende bandsnelheid, dus gelijke speelduur, van maximaal 90 minuten.

Of Sony’s marketeers spijt hebben gekregen van de term mid-fi is niet bekend. Maar het belangrijkste nadeel van Minidisc was het compressiealgoritme ATRAC, dat ervoor zorgde dat 80 minuten geluid paste op een plaatje met een diameter van 6,4 cm. De bitrate was 292 kbit/s, en daarmee eenvijfde van die van cd. In tegenstelling tot PASC liet ATRAC, vooral in de eerste versies, hier en daar hoorbare artefacten in het geluid achter.

Toch klonken zelfs de vroegste Minidisc-recorders in de meeste gevallen prima. In Porankiewicz’ documentaire vertelt Techmoan over zijn bezoek aan een audiobeurs in Manchester ten tijde van de marktintroductie van Minidisc en DCC, waarin de opponenten het in een gezamenlijke demonstratie tegen elkaar opnamen. Beide systemen presteerden opperbest, tot er naar een volgend nummer moest worden gesprongen. Minidisc ging net zo snel naar een willekeurige track als een cd-speler. Bij DCC moest erop gewacht worden, tot in het slechtste geval wel een volle minuut lang.

Dat was de achilleshiel. De lange toegangstijd van DCC leidde bij de ongeveer vijftig toehoorders tot wat ongemakkelijk gelach. Het bandje, dat jarenlang ’s werelds makkelijkste muziekformaat was geweest, bewees in het digitale tijdperk zijn ontoereikendheid. Ogenblikkelijke toegang tot tracks was een vereiste geworden. Ook de ontwikkeling van een snel spoelend Turbo Drive-loopwerk, in 1995 geïntroduceerd in Philips’ laatste generatie DCC-recorders, bood onvoldoende remedie. Voor langzame toegang, die inherent is aan tape, bestaat geen perfecte oplossing.

Concurrent development

DCC kwam ook te laat. Het project startte in ernst in 1989 en moest tweeënhalf jaar later, in 1991, uitmonden in introductie van het product. Een formidabele opgave, wist iedereen, want de ontwikkeling van de cd had Philips zes jaar gekost. Men besloot dan ook te gaan ontwikkelen volgens een nieuwe methode, concurrent development, waarin gelijkwaardige deelgebieden van het eindproduct, zoals het bandje, de koppen en de nodige halfgeleiders, tegelijk ontwikkeld werden.

Toch slaagde Philips er in zijn beste traditie in om meer dan een jaar vertraging op te lopen ten opzichte van de planning. Boosdoener waren de koppen. Deze technische hoogstandjes genaamd thin film heads lazen en schreven in totaal 18 digitale sporen en twee analoge (alleen-lezen). De technologie ervoor had Philips gevonden bij Control Data Corporation, dat leeskoppen voor harddisks had ontwikkeld die hun tijd zo ver vooruit waren dat ze nog jaren niet voor hun doel gebruikt konden worden. Het bedrijf beschikte over de technologie en de productiecapaciteit, en beloofde die gaan aanwenden voor het maken van DCC-koppen. Maar de contracten die de Eindhovenaren hadden gesloten bleken veel te vrijblijvend voor Control Data. Na een jaar werd duidelijk dat de Amerikanen nog niets hadden gedaan. Het gevolg was dat Philips alsnog research and development moest gaan doen en een fabriek moest bouwen. Het heeft ons meer dan twee jaar vertraging gekost”, verzucht Wirtz in de film.

Het eerste product, Philips’ DCC-900, verscheen op de markt in de laatste weken van 1992, maar echte verkrijgbaarheid kwam op gang in 1993. Daarmee was Sony’s verwachte achterstand verdwenen en kwamen DCC en Minidisc precies tegelijk op de markt. Daarbij viel direct het verschil in benadering op: Philips’ eerste product was een deck voor thuis; Sony’s MZ-1 was een portable die kon opnemen.

Presentatie Gijs Wirtz

Hoewel Wirtz de ontstane onzekerheid in bij consumenten –welk van deze twee prijzige systemen te kiezen?– desgevraagd wegwuift als “totaal irrelevant”, ziet Jan Timmer dit anders. Toen Sony op 16 mei 1991 zijn concurrerende systeem Minidisc aankondigde, sloeg dit nieuws in als een bom. Gevraagd wat zijn eerste gedachte was toen Sony een concurrerend discsysteem annonceerde, zegt Timmer nu: “Ik realiseerde me dat daarmee de digitale cassette geen kans meer had. Want wij wisten ook best dat dat schijfje een enorme aantrekkingskracht zou hebben. Het was een sensatie.”

Marktgevecht

Het marktgevecht moest toen nog beginnen. Een gevecht dat DCC in feite, stelt Gijs Wirtz, niet met Minidisc uitvocht. De eigenlijke strijd die beide systemen voerden, was met de aloude compact cassette, die tegen de verwachtingen in goed bleef verkopen. DCC- en Minidisc-recorders bleven de eerste jaren duur, terwijl mechanieken voor het gewone cassettebandje, dat al dertig jaar op de markt was, in steeds grotere bulk geproduceerd werden, bij scherp dalende prijzen. Een acceptabel cassettedeck kostte de helft of zelfs minder dan een DCC-deck. Blanco DCC-tapes waren drie keer zo duur als een type-II cassettebandje, blanco Minidiscs zelfs vier keer zo duur.

En daarmee waren de ‘opvolgers van de cassette’ onbereikbaar voor het publiek dat het meest opnam: de jeugd. Begin 1996 waren in Nederland 70.000 DCC-spelers verkocht, tegenover zo’n 30.000 MD-spelers. Philips had de marketingactiviteiten eind 1994 al gestaakt in alle markten behalve België, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk en Nederland. In september 1996, vlak voor Jan Timmers afscheid als president-directeur, haalde hij nog de bezem door Philips’ productdivisie Sound & Vision, wat leidde tot het verlies van 6.000 banen. Onderdeel daarvan was het staken van de ontwikkeling en productie van DCC-apparatuur.

Voor Minidisc betekende het verscheiden van DCC een pyrrusoverwinning. Het formaat, dat in allerlei varianten nog geproduceerd is tot 2013, mocht het na het cassettebandje opnemen tegen de veel succesvollere de (PC met) cd-recordable, en daarna tegen het eindeloos succesvollere delen op internet, in combinatie met de iPod, met in het centrum daarvan MP3.

En die cirkel leidt terug naar DCC. PASC was de eerste implementatie van MPEG-1 Audio Layer I, die later is doorontwikkeld naar Layer III, beter bekend als MP3. Bram Hoogendoorn maakt in de film bekend dat Philips “ongeveer een 500 miljoen dollar” heeft verdiend met zijn patenten op PASC.

De huidige opleving van de belangstelling voor DCC bestaat niet alleen uit het DCC Museum, de documentaire en de video’s op YouTube. Er wordt op bescheiden schaal ook weer nieuw voorbespeeld materiaal op het medium uitgebracht. In 2017 was het de Amerikaanse muzikant en producer Jeremy Heiden die voor het eerst in meer dan 20 jaar een nieuwe titel op DCC uitbracht. Dit album Blue Wicked kwam als DCC-release tot stand in samenwerking met Porankiewicz, die voor tapes en de technische knowhow zorgde. Heiden, die een eigen platenlabel leidt, toonde bij première van There Is Still Music Left to Write zijn DCC-release voor 2019, Run Girl Run van Angela Lashey.

Presentatie Jac Goudsmit

Potentie

Op de conventie, 23 juni in het Van der Valk Motel Eindhoven, was DCC-whizzkid Jac Goudsmit de laatste spreker. Hij toonde op het scherm van zijn laptop de datastroom die uit zijn gemodificeerde Philips DCC-730 kwam. Goudsmits ambitie is onder andere om het mogelijk te maken om de inhoud van DCC’s over te zetten naar dragers als SD-kaarten, zodat de inhoud van DCC-tapes tot in lengte van jaren bewaard kan blijven.

Jan Timmer was aanvankelijk “verbaasd” toen hij hoorde dat er toenemende belangstelling is voor DCC, vertelt hij in de documentaire. “Maar het geeft me ook een gevoel van tevredenheid dat mijn aanvankelijke inschatting, zoveel jaar geleden, dat er potentie zat in DCC, toch nog bewaarheid is geworden.”

Jac Goudsmits gemodificeerde DCC-recorder

Het is die erkenning die Bram Hoogendoorn, die op Porankiewicz’ eerste verzoek om een interview had gereageerd met de woorden: “DCC is dood en begraven voor mij, je hebt tien minuten”, toch op camera doet zeggen dat het een prachtproject was met veel innovatie, dat dankzij Ralf Porankiewicz nieuw leven is ingeblazen. “Ik ben nu trotser dan ooit tevoren en ik zie DCC als hoogtepunt in mijn carrière als ingenieur.”

Tegen het slot van There Is Still Music Left to Write uiten ook Wirtz en Timmer hun verlate tevredenheid over wat in het DCC-avontuur bereikt is. En daar is best reden toe. Het hart van DCC heeft de wereld daadwerkelijk veranderd. Iedereen komt elke dag wel op een of andere manier in aanraking met gecomprimeerd geluid. DCC is er de aartsvader van.

De DCC-documentaire zal eerst nog te zien zijn in het Philips Museum in Eindhoven, in het kader van de tentoonstelling Vinyl!, die loopt tot 15 juli. In september of oktober zal Dr. DCC de film uploaden naar zijn YouTubekanaal, waar hij kosteloos voor iedereen te zien zal zijn.


EDITORS' CHOICE