Introductie Bowers & Wilkins 800 D4 in Abbey Road Studios: 'dit was een monsterproject'

Gewoon al in de buurt van Abbey Road komen is nostalgisch afdalen in muziekgeschiedenis. Het bekende Londense zebrapad van de hoes van het gelijknamige album van de Fab Four, weet je wel. De iconische studio’s bezoeken is daarnaast eveneens een diepe duik nemen in een belangrijk stukje hifi-erfgoed. Abbey Road is immers sinds 1980 een thuis voor de 800-reeks van Bowers & Wilkins. En dat is ook precies waarom we met de pers en dealers naar deze muziektempel trokken: de introductie van de nieuwe 800 D4-lijn. Want een vlaggenschip verdient ook echt een thuishaven op maat.

Abbey Road Studios

Ontsnappen aan die iconische albumhoes doe je niet. Los van de meute toeristen die hun eigen Instagram-versie proberen te maken zonder door een London cab overgereden te worden, trekt Abbey Road gewoonweg zelf enorm The Beatles-kaart. Incluis een grote gift shop die volgepropt is met Beatlemania-souveniers. Ergens begrijpelijk, want de Engelse band nam niet enkel het merendeel van zijn nummers in de Londense studio op – 190 van de circa 220 –, het zette de Abbey Road Studios ook echt op de kaart. The Beatles veranderden hier zelfs fundamenteel hoe de muziekindustrie omging met opnemende artiesten.

Voor het vastleggen van ‘Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band’ verbleven John, Paul, George en Ringo zes maanden in de studio en doken ze mee achter de mengpanelen. Het opnemen en afwerken van het album werd deel van het creatieve proces. “Ongezien! Voorheen kwam een artiest binnen via een achterdeur, rammelde alles af op één dag en werd daarna vakkundig geweerd uit het verdere productieproces. Geluidstechnici droegen witte jassen en dassen”, krijgen we te horen van Jeremy Huffelman, de general manager van Abbey Road.

Sgt. Pepper was een echt keerpunt. Gedaan met voor enkele honderden (toenmalige) ponden in 1 tot 3 takes op te nemen, de hypersuccesvolle Fab Four deed voor dit legendarische album soms 200 takes per nummer en gaf ongeveer 25.000 ponden uit (anno 1966). We hebben het inflatie-effect voor je uitgerekend: dat is ongeveer 460.000 hedendaagse euro.

The Beatles blijven anno 2021 lokaas voor muzikale toeristen, maar door die focus op de Fab Four verdwijnt het andere rijke verleden van de studio wel wat naar de achtergrond. Nochtans bestaat de studio al bijna negentig jaar, eerst onder de naam EMI Studios. Talloze grote klassieke muzikanten en jazzlegendes kwamen hier langs in de decennia voor de Four zo Fab werd. Big band-leider Glenn Miller deed hier zijn laatste opnamen vooraleer letterlijk zonder een spoor te verdwijnen in 1944 – vermoedelijk is zijn vliegtuig in het Kanaal gecrasht.

Een andere triestige ‘last’ ontdekken we terwijl we door de gangen richting Studio 2 wandelen: een gesigneerde foto van Amy Winehouse, die ook in Abbey Road haar laatste studio-opname maakte. Na The Beatles kwam trouwens ook Pink Floyd hier binnenvallen. Zo goed als alles van ‘Dark Side of the Moon’ werd in 1972 in een van de studio’s van Abbey Road vastgelegd. Toch hebben we allesbehalve het gevoel een museum te betreden.

Hoewel de rol van opnamestudio’s drastisch veranderd is in de voorbije jaren, blijft Abbey Road een heel levendige plek. Ook toen we er kwamen op invitatie van Bowers & Wilkins was Studio 1 in gebruik. Binnenkijken mocht niet. Helaas, want Studio 1 is een immense ruimte waarin zelfs plaats is voor een volledige symfonieorkest. Het heeft een heel karakteristieke galm en ambience. Een van onze helden, John Williams, heeft er veel van de tracks van de Star Wars-films opgenomen. En de minstens even iconische ‘Raiders of the Lost Ark’-theme van Indiana Jones.

Abbey Road & Bowers & Wilkins: vier decennia samenwerking

Maar wat is de link nu tussen Abbey Road en Bowers & Wilkins? Ook dat is een fraai stukje geschiedenis. Want zelfs in een opnamestudio is er nood aan luidsprekers. Heel veel zelfs, merkten we toen we rondkeken in de studio’s. Technici willen live-opnames horen en takes herbeluisteren, en in het hele mixing- en masteringproces moet er veel geanalyseerd en geëvalueerd worden. In Abbey Road wordt er ook met surroundmixes gewerkt en dan heb je nog meer weergevers nodig. Het is uiteraard cruciaal bij al die zaken dat ingenieurs en producers exact horen wat er opgenomen is, en niet enkel bij muziekwerken die uit vele lagen van instrumenten en gezang bestaan. Zelfs bij de eenvoudigste liedjes is inzicht nodig. Het gaat immers heel vaak om het allerkleinste detail, zaken die in hun bescheidenheid toch het eindproduct pakkender en authentieker maken.

We hoorden bijvoorbeeld van Senior Recording Engineer Andrew Dudman hoe er enorm gespeeld wordt met opnemen in kleine en grote ruimtes, en met microfoons dichtbij (close-miking) en veraf om een bepaalde klank te krijgen. Soms worden bepaalde instrumenten in aparte ruimtes geregistreerd (al dan niet simultaan met andere bandleden), soms is net dat samenspel in een ruimte onmisbaar. Dat apart opnemen wordt bijvoorbeeld gedaan omdat bepaalde fijne klanken op een stiller instrument moeilijk te registreren zijn als pakweg een bataljon percussiespelers ernaast staat.

Het is dus een serieuze uitdaging om speakers te maken die acceptabel zouden zijn voor überkritische geluidstechnici. Voor hen is een luidspreker immers niet een hobby-object, maar een stuk gereedschap dat feilloos moet doen wat nodig is. In 1980 besloot Bowers & Wilkins dat hun nieuwe 801-luidspreker met gigantische 15-inch woofer wèl voor die klus opgewassen zou zijn. De oprichters kwamen ze persoonlijk leveren; begrijpelijk als je realiseert hoe legendarisch de studio toen al was. Het was het begin van een vruchtbare relatie waarbij de opnamestudio regelmatig speakers aankocht uit de 800-generaties die volgden na die eerste 801.

Oudere modellen worden trouwens niet zomaar vervangen, maar blijven heel lang in dienst – want Abbey Road blijft uiteraard een bedrijf. Toen we even door een zijdeur loerden, zagen we nog veel oude 801 D2-modellen geparkeerd staan. Muziekstudio’s en de bijhorende booths of ruimtes waarin technici werken, worden wel af en toe opnieuw gemoderniseerd en geüpgradet. De D3-generatie (die nu wellicht vervangen wordt door de 800 D4-modellen) vond zo zijn weg naar bepaalde kamers in de Londense muziekstudio.

“Zes jaar aan gewerkt” 

Voor de formele presentatie van de 800 D4-luidsprekers had Bowers & Wilkins alle modellen opgesteld in Studio 2. Een ruimte die kleiner is dan de immense Studio 1, maar die nog altijd behoorlijk ruim mag genoemd worden. Het plafond is (geschat) een 7 tot 8-tal meter hoog, met lange akoestisch panelen waarachter je de oude bakstenen ziet piepen. “Het mooie aan Abbey Road is dat een complex is zoals niemand meer zou bouwen. Een grote ruimte zoals deze, daar begint niemand meer aan”, zegt de Abbey Road-baas. Misschien is dat wel waarom artiesten zoals Oasis, Radiohead, U2 en zelfs Jay-Z hier kind aan huis zijn.

En dus ook de Bowers & Wilkins 800 D4-luidsprekers. Ze verschijnen ongeveer zes jaar na de D3-generatie – en daarmee weet je ook precies hoelang de luidsprekerfabrikant eraan gewerkt heeft. “We zijn eigenlijk onmiddellijk aan de ontwikkeling van deze D4-generatie begonnen”, verklapt Andy Kerr, de marketingdirecteur van Bowers & Wilkins. “Het was een monsterproject.” Het is een oude stelregel dat verfijning van iets dat al in orde is minstens even moeilijk is als iets totaal nieuws uitvinden, en dat blijkt ook hier weer.

De nieuwe 800 D4-reeks is niet revolutionair anders, maar is op verschillende vlakken dankzij nieuw onderzoek aangepakt. En soms grondiger dan je zou vermoeden. Bowers & Wilkins heeft bijvoorbeeld een radicaal nieuwe methode gevonden voor de interne ophanging van een driver. De klassieke spider uit textiel (zo heet het verend gedeelte aan de binnenkant van de driver die zorgt dat de conus enkel voor- en achteruit beweegt, niet heen of weer) is vervangen door een nieuw materiaal.

Als we de D4’s van dichtbij onderzoeken, merken we ook meteen dat de kenmerkende tweeter-on-top veel langer is geworden. Wat je niet kunt zien maar wat qua geluidskwaliteit een grote impact heeft, is de verdere akoestische ontkoppeling van de behuizing, de turbinekop met de midrange-driver en de tweeter-on-top. Hoe luid je ook speelt, het ene zou niet de weergave van de andere mogen beïnvloeden. En zo is er een hele waslijst aan verbeteringen die allemaal moeten bijdragen aan een betere geluidskwaliteit.

Dankzij de presentatie werd het mogelijk om de speakers van dichterbij te inspecteren. We waren in het bijzonder benieuwd naar die nieuwe, bijkomende afwerkingsoptie: een fraaie walnoot. Conclusie: het ziet er in het echt nog mooier uit dan op de foto.

Het was ook bijzonder boeiend om de 804 D4 te onderzoeken. Dit is in principe een soort middenmodel, met een design dat niet zo extreem is als de drie topmodellen. Er is geen turbinekop bijvoorbeeld en het oogt meer als een traditionele vloerstaander. De high-end audiofiel kijkt er misschien over. Maar in deze D4-generatie is dit model echter enorm onder handen genomen. De behuizing is nu eigenlijk een stukje minder traditioneel en veel meer baanbrekend. De 804 D4 en de 805 D4 hebben nu een reverse wrap-behuizing, waarbij heel veel lagen hout onder enorme druk in een soort U-vorm worden geperst. Om de vorm te behouden, eindigen de poten van de U achteraan in een groot blok aluminium. Productietechnisch knap gedaan, maar ook akoestisch is het een grote stap.

John Williams en meer 

Voor Bowers & Wilkins is de samenwerking met Abbey Road iets heel belangrijks geworden. “Maar het is niet zomaar een papieren marketingafspraak”, het werd ons meermaals op het hart gedrukt. En dat klopt wel echt. Terwijl je rondloopt door de studio’s zie je dat de (oudere) 800 Series overduidelijk écht gebruikt worden. Ze zien er ook echt uit als het meeste studiomateriaal: een tikje gehavend.

Wel heeft de samenwerking binnen de audiowereld zeker positieve gevolgen gehad voor Bowers & Wilkins. Met dank aan de voorbeeldfunctie van Abbey Road. “We kregen een grote producer op bezoek die zijn eigen speakers uit de V.S. liet overvliegen. Het waren grote, zware dingen die we moesten opstellen, want hij wou per se met zijn vertrouwd materiaal werken. Maar elke dag bleef hij hangen bij de 802 D3’s die er normaal stonden en nu in de gang geparkeerd werden. ‘Kom, ik wil ze wel horen’, zei hij op een dag. En daarna is hij gewoon die Bowers & Wilkins-speakers blijven gebruiken”, krijgen we te horen van Dudman.

Een van zijn specialisaties is filmscores en -soundtracks. Het is wat minder bekend bij muziekliefhebbers, maar ook op dat vlak is Abbey Road een wereldcentrum geworden. Onwaarschijnlijk veel soundtracks zijn er opgenomen. Naast de vele John Williams-werken, werd de muziek er opgenomen van – houjevast – Rambo: First Blood, Terry Gilliams dystopische Brazil, de Alien-films, Highlander, de Verhoeven-klassieker Robocop (met muziek van componist Basil Poledouris), Fisher King, Philadelphia, Braveheart, Kubricks Eyes Wide Shut, de Lord of the Ring-reeks, de Harry Potter-soundtracks…. Het is een bloemlezing (en meteen een fraaie lijst als je ooit een maandlang wil vullen met het bekijken van mijlpalen uit de filmgeschiedenis). Het is trouwens wellicht John Williams die ervoor zorgde dat de 800-speakers hun weg vonden naar de Skywalker Ranch, de productiefaciliteiten van Star Wars-regisseur George Lucas.

De traditionele muziekliefhebber heeft niet altijd veel tijd voor filmsoundtracks, maar vaak zijn het wel producties waar heel hard over is nagedacht. Dat wordt treffend geïllustreerd door Dudman, als hij aan de hand van muziek die hij opnam en verwerkte voor de remake van ‘Mary Poppins’ de nieuwe 803 D4 demonstreert. Hij legt uit hoe de zangeres (de actrice Emily Blunt) haar zangpartij in een aparte ruimte opnam, gelijk met het orkest dat gelijktijdig live speelde in Studio 2. Ondanks die vorm van isolatie was er veel speelse interactie, wat belangrijk is bij iets als een musical. Dat maakte dat er in dit geval nauwelijks gebruik werd gemaakt van overdubs, latere takes van enkel de zang, en geen klik-track. Wel werden er achteraf veel lagen extra geluid aangebracht, zoals speelgoedinstrumenten in de achtergrond en grappige geluiden die overeenkwamen met de actie op het scherm.

“Het is behoorlijk complex en je zit dan ook heel aandachtig te luisteren om het net perfect te tweaken”, zegt Dudman. Of die stap van de D3 naar D4 veel verschil uitmaakt? “Ja, toch wel. De plaatsing van instrumenten en effecten is heel accuraat geworden. Alles staat gewoon wat zoals het hoort en het klinkt heel natuurlijk. Het zijn misschien kleine zaken, maar voor mij wel echt belangrijk. En als ik echt in surround opneem, dan is het nog indrukwekkender.”

Muzikale heroïne

Onze tour eindigde met een demonstratie van wat sommigen de minst indrukwekkende 800 D4-speaker zouden noemen. Dat klinkt niet zo respectvol, maar de 805 D4 is natuurlijk wel de allerkleinste van de vijf modellen (als we de centers niet meetellen). Maar ook deze compacte boekenplankspeaker heeft serieuze spierballen. Dat blijkt als we in een kleine ruimte bedoeld voor ingetogen opnames van pianostukken – Abbey Road heeft een knappe Steinway die zo binnengerold kan worden – een demo horen van enkele nummers.

De kleine 805 D4’s worden aangedreven door de Marantz PM10 en de SA10-netwerkspeler, en spelen bijzonder fraai. Een nummer van Dominique Fils-Aimee, een Canadese zangeres met een stem om verliefd op te worden, stelt vooral het resolutievermogen en natuurlijkheid ten toon.

Maar dan haalt Andy Kerr een van zijn favoriete demotracks boven, een zeer oude jazzopname dat vooraleer te swingen ingeleid wordt door een stukje dubbele bas bespeelt met strijkstok. Dat voel je al goed in je borstkas, maar als het orkest losbarst is de kamer gevuld met een muur van geluid. “Zie je wel”, roept Kerr nog als hij iedereen in zijn stoel ziet bewegen op het ritme, “dit nummers is als muzikale heroïne. Je kunt niet anders dan je hoofd en been op het ritme te beginnen bewegen.” Die shot hebben we dan ook weer gehad!

Lees ook onze eerste luisterindrukken van de nieuwe Bowers & Wilkins 800. Individuele reviews volgen!

MERK

EDITORS' CHOICE