Al weer enkele jaren gelden leerde ik een man kennen die nog geen brief durfde te gaan posten als zijn buizenversterker aanstond. Hij durfde zelfs nauwelijks de kamer uit. Wat was het geval; zijn zeer dure versterker van Franse makelij (ik zal geen merknaam noemen) herbergde een ontwerpfout die een zeer snel overlijden van de eindbuizen tot gevolg had als die niet van absolute topklasse waren. In die tijd werkte ik nog voor een importeur van buizenversterkers die een merk Chinese buizen in zijn leveringsprogramma had opgenomen, ondanks mijn tegenwerpingen dat met name de eindbuizen niet al te betrouwbaar waren. De gevolgen laten zich raden. De klant met zijn Franse versterker was na enkele (dure) sets eindbuizen ten einde raad. Uiteindelijk heb ik op eigen houtje de ontwerpfout gevonden en eruit gehaald omdat ik van mening ben dat een hifiapparaat op de eerste plaats een dienende functie heeft, namelijk het weergeven van muziek. Als zodanig hoort zo’n apparaat dus geen aandacht voor zichzelf op te eisen, wat ogenblikkelijk gebeurt op het moment dat het ding onverwacht kapot gaat. De aandacht wordt op ruwe wijze van de muziek afgeleid en de euforie is verstoord. Deze klant had dus eigenlijk meteen na het eerste falen van zijn versterker het ding moeten verkopen. De relatie was verstoord, de eigenaar kon niet meer ontspannen naar een stuk muziek zitten luisteren; altijd was er de angstige achtergrondgedachte: “als het ding maar niet kapot gaat!”
Op die manier ben je dus een slaaf van je apparatuur. In mijn beleving moet je je apparatuur permanent aan kunnen laten staan en kunnen vergeten. De meer milieubewusten onder u roepen nu schande over de nodeloze energieverspilling; troost u, ik ben geabonneerd op groene stroom. (Dit heeft overigens geen gevolgen voor de klankkleur of het geluidsbeeld gehad, dit voor het geval er onder u zijn die zich daar zorgen over maken…) Mijn punt is dit: pas als je apparatuur structureel en honderd procent betrouwbaar is kun je werkelijk zorgeloos van muziek genieten. In mijn beleving is technische betrouwbaarheid dan ook van een hogere prioriteit dan klankmatige kwaliteit.
Overigens wil ik met het bovenstaande niet suggereren dat buizenversterkers per definitie onbetrouwbare apparaten zijn. Het is erg jammer dat buizenversterkers een beetje dat imago gekregen hebben, maar dat komt denk ik door het op de markt gebracht zijn van inferieure kwaliteit buizen. Voeg daarbij een versterker die uiterst kritisch is voor wat betreft de toegepaste buizen en je hebt een tijdbom.
De betiteling ‘professioneel’ is ook zo’n commercieel uitgebuite misvatting. Al een tijdje correspondeer ik met iemand die op zoek is naar een opnameapparaat om op lokatie opnames van klassieke muziek mee te maken. Opeens lees ik dat hij een Sony walkman gekocht heeft met de aanduiding ‘professioneel’. Het apparaat is hem aangeprezen als geknipt voor zijn toepassing, maar eenmaal thuis blijkt, na wat proefopnames, dat het apparaat ronduit slecht klinkt. Totaal geen hoog en laag. Dit is typisch zo’n geval waarin de betiteling ‘professioneel’ verkeerd is uitgelegd. Een professionele walkman is bedoeld voor journalisten om interviews mee af te nemen en duidt op niets anders dan een grote mechanische robuustheid en betrouwbaarheid en de voorziening van gebalanceerde XLR aansluitingen voor microfoon en lijn ingangen. Het heeft in dit geval dus niets met klankmatige kwaliteit te maken, want er wordt alleen maar spraak mee opgenomen. Die opnames worden hooguit voor korte quotes op de radio gebruikt of alleen maar tekstueel uitgewerkt voor de krant.
Over deze en andere opmerkelijke zaken in audioland wil ik u de komende tijd gaan berichten. Mede met dank aan de vele aspecten van professionele audio en video die ik in mijn werk tegenkom.
Tip: lees ook andere artikelen in deze reeks.