Lezers die meer stukken van mijn hand gelezen hebben weten inmiddels dat ik al jarenlang verslaafd ben aan audio in het algemeen en aan het luisteren naar muziek in het bijzonder. Velen zullen dit herkennen en misschien ook instemmend knikken wanneer ik zeg dat het dagelijks beluisteren van muziek voor mij een levensbehoefte is. Het is voor mij net zo belangrijk als de meest elementaire zaken als eten, drinken, warmte en liefde. Zonder muziek ben ik innerlijk niet in evenwicht; het compenseert ook voor een belangrijk deel de negatieve invloeden waar een mens iedere dag aan bloot staat.
Ook al is de behoefte om te luisteren bij mij iedere dag aanwezig, de sterkte van de drang tot luisteren varieert wel. Aan het eind van een dag met veel stress kan het verlangen heel sterk zijn. Mijn vrouw weet dat en wanneer ik bij thuiskomst mijn hart lucht over een stresserende gebeurtenis van die dag dan besluit zij een reactie van haar kant niet zelden met een opmerking in de trant van; “ Isabeau zal zo meteen wel weer wakker worden en dan zal ik haar wel verschonen en de fles geven. Ga jij maar even lekker van je muziek genieten.”
Er zijn echter weken waarin, door allerlei omstandigheden, ik niet aan mijn minimaal benodigde hoeveelheid muziek toekom, laat staan dat ik spanningen kan compenseren. Als ik mijn quotum niet haal word ik verhoogd prikkelbaar en lichamelijk onrustig. Ik erger me vervolgens aan kleine dingetjes waar ik normaliter overheen stap en mopper op alles en iedereen. Aan het eind van zo’n week ben ik dan vastbesloten om in ieder geval, koste wat het kost, in het weekend de schade in te halen. Ook dit weekeinde zal dat weer moeten gebeuren.
De zaterdagochtend wordt als altijd besteed aan het in huis halen van de wekelijkse boodschappen. Eerst naar de markt voor groente, fruit, kaas en eieren en vervolgens naar de supermarkt voor de rest van de benodigdheden. Als de deuren voor mij openzoeven komt de door mij verafschuwde typische supermarktsfeer in alle hevigheid op mij af en ik voel de onvermijdelijke irritatie opkomen. Terwijl ik sta te zoeken naar een losse gulden voor het boodschappenwagentje probeer ik me af te sluiten voor de doorsnee muziek die uit de speakers in het plafond klinkt. Zoals zo vaak vraag ik me ook nu weer af of er, met uitzondering van de plafondplaten die gezellig meeresoneren, iemand op dat geluid zit te wachten. Het doet me des te meer verlangen naar mijn eigen installatie en favoriete muziek.
Tandenknarsend moet ik constateren dat ik mijn laatste gulden op de markt uitgegeven heb. “Juffrouw, kan ik bij u wat geld wisselen voor het boodschappenkarretje?” vraag ik aan een personeelslid met fel gekleurd petje dat met de rug naar mij toe achter de informatie balie staat. Petje en bijbehorende stofjas draaien zich, gelukkig, tegelijkertijd om en blijken een voorkant te hebben met daar tussenin het gezicht van een jonge adolescent; de zaterdaghulp. Zonder zijn met half geopende mond uitgevoerde kauwbewegingen te onderbreken pakt hij mijn tientje aan en deponeert hij een rijtje guldens op de toonbank. “Dank U”. Het karretje accepteert mijn muntstuk maar blijkt vervolgens niet genegen zich van zijn soortgenoot los te maken. Dat heb ik weer. Ik geef een harde ruk aan het onwillig stuk staal met als gevolg dat het losschiet waarbij het uitschuifbare stuk aan de onderkant, dat bestemd is om een kratje op te plaatsen, op weinig zachtzinnige wijze contact maakt met mijn scheenbeen. Een verwensing met moeite onderdrukkend draai ik het karretje in de gewenste richting en begin te lopen. Dan blijkt dat het ook nog een sterke afwijking naar rechts bezit doordat een van de wielen geblokkeerd is. Daardoor word ik gedwongen om mij, gelijk een krab, vrijwel zijwaarts voort te bewegen. Mijn humeur wordt er niet beter op.
Eerst naar de zuivelafdeling waar de melk en de yoghurt recht onder zo’n sterk vibrerend herriemakertje staan dat op dat moment het zoveelste mantovani deuntje produceert. Een tweede jeugdige medewerker met schattig petje, waarschijnlijk heeft het voltallige reguliere personeel op deze zaterdag een vrije dag, heeft het bandje kennelijk al zo vaak gehoord dat hij, ondanks zijn leeftijd, met het candlelight niemendalletje meefluit terwijl hij tegen een container aan hangt. “ Mag ik er even bij om wat melk te pakken?” Met duidelijk zichtbare tegenzin doet hij langzaam een stap opzij. De impuls om hem op te pakken en in een container tussen de melkpakken te frommelen wordt bijna te sterk maar ik red het net. Even kijkt hij verbaasd wanneer ik krachtig de lucht door mijn neus naar buiten stoot. Als hij vervolgens mijn blik ziet verschijnt er een verschrikte uitdrukking op zijn gezicht. De tweede stap wordt een stuk sneller uitgevoerd.
Bij de vleeswaren aangekomen is mantovani naadloos overgegaan in een Nederlands zingende dijk die bij de beide daar aanwezige jongedames klaarblijkelijk een sterke meezingreactie oproept. De petjes flatteren nog steeds niet echt en van de jassen en het zingen fleurt mijn humeur niet op. Waarom hebben toch juist de mensen die niet kunnen zingen de behoefte om dat steeds opnieuw te laten horen? Gelukkig ligt de broodafdeling buiten bereik van hun stemgeluid. Ik ga voor de bijl voor de geur van de vers afgebakken mini ciabatta’s en besluit terug te lopen naar de vitrine met Franse kaasjes. Cruesli, frisolac, pampers…. Ik heb alles en begeef me naar de kassa waar ik de producten op de lopende band uitstal. “ Hoi” klinkt het verveeld. Ook nu slik ik de iedere zaterdag in mij opkomende vraag in of ze me op deze familiaire wijze aanspreekt omdat ze veronderstelt dat we vroeger samen geknikkerd hebben. In het “prettige dag nog” van het wicht klinkt hetzelfde enthousiasme door als in het eerdere hoi. Gelukkig is de deuropening breed genoeg voor mijn nog steeds dwars voortrollende karretje en met een zucht van verlichting stap ik de koele ochtendlucht in.
Het inladen van onze kleine hatchback gaat vervolgens niet echt soepel en ik neem me voor om bij de volgende aanschaf toch maar te kiezen voor een grote stationwagen uitvoering. Als het karretje bijna leeg is staat er als bij toverslag een spichtig kind naast me. “ Mag ik uw karretje wegbrengen?” Mijn humeur van het moment maakt dat ik een venijnige snauw op het puntje van mijn tong heb liggen. Op dat moment registreer ik de bleekheid van het gezichtje, het vale, verwassen, wat te grote t-shirt en de goedkope sportschoenen met kale neuzen. Voor me doemt het schrikbeeld op van mijn nu vijf maanden oude dochter die in de toekomst op deze wijze een zakcentje bij elkaar moet zien te schrapen en mijn irritatie ebt weg. “ Heel graag, want ik ben doodmoe van al die boodschappen.” Een blijde lach is mijn beloning. Als ik even later de parkeerplaats afrij zie ik haar samen met een iets ouder jongetje, waarvan ik aanneem dat het haar broertje is, de supermarkt inlopen.
In een mildere stemming rij ik door de wijk naar huis. De parkeerplaats voor de deur is gelukkig vrij zodat ik niet te ver hoef te sjouwen met het krat en de tassen. De gordijnen van de slaapkamer op de eerste etage zijn nog gesloten en ik vraag me af of Antoinette nog op bed ligt. Nu al is te voelen dat het een warme dag zal worden en de zon staat op de voorkant van het huis dus erg lang zal ze wel niet meer blijven liggen. Ik open de voordeur en meteen weet ik dat ze niet meer op bed ligt. “ Let’s give a big blues alley welcome to miss Eva Cassidy” klinkt het door de openstaande kamerdeur en vervolgens komt het heerlijke geluid van deze prachtige live opname me tegemoet. De tassen zijn meteen een stuk minder zwaar. Over de drempel van de woonkamer stappend zie ik haar met onze kleine op schoot op de sweet spot zitten. Dat was eigenlijk de plek die ik voor mezelf in gedachten had maar voor de irritatie een kans krijgt komt ze overeind en zegt; “ Laat die boodschappen maar in de gang staan. Die ruim ik wel op. Isabeau wil even met pappa muziek luisteren want dat heeft ze de hele week nog niet gedaan.” Met een begrijpende glimlach voegt ze er aan toe; “ Tenslotte moeten mijn twee audiofieltjes wel hun wekelijkse portie muziek hebben.” Ze tilt Isabeau in mijn handen en ik word getrakteerd op de mooiste tandeloze glimlach die ik ken. Genietend van het tegen mij aangedrukte warme kinderlijfje blijf ik even tussen de speakers staan luisteren. Dan loop ik naar de bank en laat me op “de plek” zakken. Mijn groenoogje komt weer in beeld, ditmaal met een schaal opengesneden, met plakken Saint Albray belegde, verse ciabatta’s. Ik sluit mijn ogen om ze pas weer open te doen als de geur van verse espresso mijn neusvleugels in beweging doet komen. Mijn vrouw komt naast me zitten en ik zie hoe een druppel langzaam als langs een draadje van de onderlip van mijn kleine meid naar beneden glijdt op weg naar de natte plek die zich inmiddels op mijn schone overhemd gevormd heeft. Weer die heerlijke glimlach. Ja, alle essentiële levensbehoeften zijn aanwezig.