COLUMN

Paul W. Klipsch: A legend in sound

Jan de Jeu | 13 mei 2002

Paul Wilbur Klipsch, a great inventor, engineer, scientist, pilot,
and legendary eccentric died May 5, 2002 at the age of 98.

“Paul Klipsch is overleden.” Ik hoor het pas bijna een week later. Op dat moment ben ik op de High End beurs in Frankfurt en ik realiseer me vrijwel onmiddellijk dat dit ook eigenlijk de enig juiste plek is om dit nieuws te vernemen. Op een high end audio beurs waar, tussen alle andere elektronica en luidsprekers, een luidsprekerontwerp staat dat deze man, in dezelfde uitvoering, al 55 jaar geleden geïntroduceerd heeft. Een luidspreker die in al die jaren hoegenaamd geen veranderingen ondergaan heeft en door de tijd heen zijn plek behouden heeft tussen immer nieuw verschijnende, en vaak ook weer geruisloos verdwijnende, typen van de verzamelde internationale concurrentie. Welke andere luidspreker, en welke andere ontwerper van luidsprekers, kan bogen op een prestatie van een dergelijk formaat?

Ik praat dan uiteraard over de Klipschorn, de drieweg hoorn luidspreker waarvoor Paul Klipsch de basis al in 1943 gelegd heeft. Met een gevouwen hoorn voor het laag, een hoorn voor het middengebied en een hoorn voor de weergave van het hoog. Een rendement van 104 dB/1 watt aan 8 Ohm en een maximale geluidsdruk van 121dB. Het frequentiebereik loopt van 33 tot 17000 Hz. Het boegbeeld van de Heritage Series, waar verder nog de in 1963 geïntroduceerde La Scala, de Belle Klipsch uit 1971 en de uit 1985 stammende Heresy II behoren. Deze laatste grijpt terug op de Heresy uit 1958. Stuk voor stuk ontwerpen die jaren geleden op de markt gebracht zijn en tot op de dag van vandaag leverbaar zijn. En probeert U er maar eens één, laat staan twee, te vinden op de tweedehands markt. 

Om meer te weten te komen over deze begenadigde ontwerper moeten we een heel eind terug in de tijd. Hij is geboren in Elkhart, Indiana op 9 maart 1904 en was al op jonge leeftijd gefascineerd door akoestiek en radio. Nog voordat de eerste publieke radio uitzending een feit was had hij zijn eerste radio gebouwd. In 1926 behaalde hij een Bachelor Degree in Electrical Engineering aan wat nu de New Mexico State University heet. Hij werkte bij General Electric waar hij zich bezig hield met radio, maar later ook in Chili waar zijn passie voor treinen hem deed besluiten een baan aan te nemen als supervisor bij het onderhoud van electrische treinen. In al die jaren bleef zijn liefde voor de radio, de muziek en muziekinstrumenten. En passent behaalde hij in 1931 nog zijn Master’s Degree in Electrical Engineering aan de Stanford University waarna hij van 1931 tot 1941 in Houston, Texas werkte in de oliewinning waarbij hij enkele patenten op zijn naam zette. Pas na de Tweede Wereldoorlog, toen hij dus eigenlijk al meerdere carrières achter de rug had, besloot hij om luidsprekers te gaan bouwen. Ook los van zijn beroepsmatige kwaliteiten is er over de man veel te vertellen. Ik maak noodgedwongen een selectie. Vrijmetselaar, lid van de Rotary Club en filantroop. Sommigen dichten hem kwaliteiten toe als wijsheid, integriteit, vrijgevigheid en humor. Anderen noemen hem ruw, controversieel en excentriek. Meer over zijn persoon is te vinden in het boek “Paul Wilbur Klipsch….. The Life… The Legend”.

Mijn eigen ervaring met de Klipsch luidsprekers uit de Heritage lijn gaat met name terug naar een demo in de luisterruimte van de Nederlandse importeur die ik in het verleden samen met enkele andere recensenten van hifi.be bij mocht wonen. Daar klonken de Klipschorns, de La Scala’s en de Heresy II’s zoals ze behoren te klinken. Dit kwam o.a. doordat de Klipschorns opgesteld waren in de hoeken; een absolute must voor dit ontwerp. Verder was de apparatuur afgestemd op het ontwerp want zoals de importeur aangaf; niet alle apparatuur is goed te combineren met Klipsch. Voor de bekabeling gaf hij zelf de voorkeur aan Monster. Het meest was ik gecharmeerd van de kleine Heresy II. Transparant en dynamisch, voor zover ik mij kan herinneren. De grote Klipschorns - 132,1 cm hoog, 79,4 cm breed en 72,4 cm diep – hadden hun kwaliteiten maar deden mij sterk aan een PA systeem denken; ze klonken erg “live”.

Op vrijdag 10 mei 2002, de dag voordat ik op de hoogte gebracht word van zijn dood, wordt er in zijn woonplaats om 1000 uur plaatselijke tijd een dienst gehouden voor Paul Wilbur Klipsch waarna hij naar zijn laatste rustplaats wordt gedragen op de Rose Hill Cemetery. Op diezelfde dag lopen mijn vrouw en ik ’s middags over de tweede etage van het Kempinski hotel. Het is de tweede dag van de High End 2002. Ik hoor op de gang dat er in één van de aan het eind van de gang gelegen kamers muziek gedraaid wordt op een volumestand die de uit de tussenliggende kamers komende geluiden verre overstemt. Tegelijkertijd zie ik een groot affiche waarop de demo van de Klipschorn van Klipsch aangekondigd wordt. “Kom schat, die luidspreker moet je in ieder geval éénmaal in je leven gezien en gehoord hebben”, zeg ik terwijl ik met mijn ene hand het affiche aanwijs en tegelijkertijd mijn andere hand op de heup van mijn lief leg teneinde haar licht sturend de goede kant op te kunnen leiden. 

Antoinette heeft in de loop van de jaren dat wij een paar vormen inmiddels al veel componenten in diverse samenstellingen en ruimtes kunnen horen. Ze houdt van muziek maar is in al die jaren nog nooit echt “gevallen” voor een geluid van een bepaald component of specifieke installatie .Wanneer ik naar haar mening over een bepaald component vraag geeft ze die steevast in niet audiofiele, maar wel trefzekere, met name beschouwende bewoordingen, die getuigen van een zekere afstand tot de gehoorde installatie.

Op het moment dat we de hoekkamer naderen waar de Klipschorns opgesteld staan, kamer 338, wordt het mij, bijna letterlijk, pijnlijk duidelijk dat dit de kamer is die de gang met overtollig geluid vult. Voordat ik het besluit kan nemen om rechtsomkeert te maken staan we al tegen een zijmuur van de overbevolkte kamer aangeplakt. Uit de grote luidsprekers, die overigens doordat ze in de hoeken geplaatst zijn minder massaal ogen dan ze in werkelijkheid zijn, klinkt muziek die ik op grond van de stem van de zangeres herken als zijnde afkomstig van een groep genaamd “Dead can dance”. Halverwege het nummer begin ik het om meerdere redenen benauwd te krijgen en ik tik mijn groenoogje op de schouder. “Ga je mee?” Tegelijkertijd begin ik me langzaam om te draaien. En dan heb ik door dat er iets gebeurt wat nog nooit eerder tijdens een show gebeurd is. Ze zegt “nee” en nu pas zie ik dat ze mee staat te wiegen op de muziek. Sprakeloos van verbazing kijk ik haar aan. Van opzij zie ik dat haar wangen gloeien en haar ogen schitteren. De langharige diskjockey gaat een andere cd opzetten maar wat er gedraaid wordt gaat volledig aan mij voorbij. Ik luister allang niet meer en kijk alleen nog maar. Dan kan Antoinette zich eindelijk zover losmaken van de betovering dat ze langzaam de kamer uit kan lopen. Voor de deur wacht ze tot ik naast haar sta. “Nu pas begrijp ik wat jij bedoelt met dat gevoel. Het lijkt wel of ik open geritst ben” zegt ze terwijl ik geniet van de speciale blik in haar ogen waarvan ik weet dat die alleen aan mij voorbehouden is. Tot ik me realiseer dat deze blik niet helemaal hetzelfde is. Normaliter kijkt ze zo naar mij. Nu hebben haar ogen en gelaat dezelfde expressie met dit verschil dat ze niet focusseert. Ze kijkt door mij heen in een onbestemde verte en op dat moment beginnen er twee gevoelens in mij te strijden om een plek op de voorgrond. Enerzijds voel ik een groeiende jaloezie ten opzichte van de man die in staat is om bij mijn lief zo’n sterke emotie op te roepen. Anderzijds groeit er een gevoel van dankbaarheid omdat dezelfde man haar het gevoel heeft leren kennen waarnaar elke audiofiel iedere keer weer verlangt of op zoek is. Het tweede gevoel wint.


EDITORS' CHOICE