COLUMN

Amusie

Jan de Jeu | 06 augustus 2002

Jan de JeuHet is zondagmiddag en we zijn als gezin rond borreltijd op weg naar vrienden die een mooie drive-in woning in een voorstad van Den Haag bewonen. En net als iedere andere keer wanneer ik hun kant op ga bedenk ik me ook nu weer hoe blij ik ben dat ik niet hoef te leven met de beperking van de vrouw die even later voor ons de deur opent. Zij heeft last van toon doofheid of, om de medische term te gebruiken; amusie. Het gevolg is dat zij verschillen in toonhoogte niet kan onderscheiden, een trompet en een saxofoon niet uit elkaar kan houden en nooit een muzikaal gevoel heeft kunnen ontwikkelen.

Zoals steeds wanneer ik oog in oog met haar sta richt mijn aandacht zich ook nu op de plek tussen haar linker oog en haar linker oor. Tenslotte bevindt zich daar volgens de frenologie - die als de voorloper van onze huidige neurologie gezien kan worden - de muziekknobbel (voor meer informatie over de muziekknobbel, zie ook: http://www.eur.nl/fw/staff/lokhorst/muziek.html). Net als de vorige keren kan ik ook nu in visuele zin echter niets bijzonders aan haar slaap ontdekken. En om te vragen of ik die plek mag betasten heeft weinig zin. Tenslotte ben ik geen frenoloog als Deville die, niet wetende dat hij met Franz Liszt te maken had, tijdens het onderzoeken van de schedel van een 13 jarige jongen uitriep dat deze “een geboren musicus” was. Ik vraag me trouwens af wat je in geval van amusie zou moeten voelen. Misschien een muziekdeukje in plaats van een muziekknobbel? 

Maurice Ravel2Onze gastvrouw heeft er mee leren leven, net als de meeste mensen die vanaf hun geboorte te maken hebben met een handicap of gebrek. Juist omdat ik een in extreme mate op muziek gerichte audiofiel ben kan ik me daar in dit geval alleen met de grootst mogelijke moeite iets bij voorstellen. Veel beter kan ik me inleven in de woedende reactie zoals de componist Maurice Ravel die vertoonde toen hij in 1933 op 59- jarige leeftijd geconfronteerd werd met een afasie en een gedeeltelijke amusie. Zijn klachten traden, in de vorm van bewegingsproblemen, voor het eerst op gedurende een zwempartij in St.-Jean-de-Luz. Hoewel hij daarna gesproken taal nog wel kon begrijpen, kon hij zich nog maar in gebrekkige mate uiten. Ook het schrijven van taal kostte hem grote moeite en zowel het noteren van muziek als het piano spelen lukte helemaal niet meer. Hij had dus ook een expressieve amusie. Dat hij geen receptieve amusie had bleek wel uit zijn heftige reactie wanneer een leerling een verkeerde noot aansloeg of wanneer de piano ontstemd was. Hij was helaas nauwelijks in staat om dat adequaat aan te geven. Zelf kan ik me voorstellen dat het voor hem nog het meest tragisch was dat hij verder moest leven met de wetenschap dat al het werk wat nog in zijn hoofd zat er nooit meer uit zou komen. 

Slemer saxofoon2Hoewel onze vriendin dergelijke woede en onmacht gevoelens niet ervaart, heeft de amusie wel degelijk gevolgen voor haar en haar gezinsleden. Zo staat er nooit achtergrond muziek aan wanneer zij zich bevindt in een situatie waarin zij moet communiceren. De enige keer dat ze zelf de radio aanzet is wanneer ze alleen thuis is. Haar echtgenoot - een echte muziekliefhebber en in zijn vrije tijd op zijn saxofoon, een werkelijk schitterende en zeldzame Selmer, solo partijen blazend als lid van een bigband - luistert eveneens uitsluitend naar muziek wanneer hij alleen thuis is of wanneer hij er alleen met de auto op uit gaat. Vandaag wordt er even een uitzondering gemaakt omdat hij weet dat ook ik een groot liefhebber ben van big bands en hij mij een stukje van een bigband cd wil laten horen waar ik tot nu toe wel veel “over” maar nog niets “van” gehoord heb.

Met een verontschuldigende blik naar zijn vrouw zegt hij; “Even iets harder dan normaal hoor. Alleen dit nummer maar.” De Technics slikt de schijf braaf in, het nummer wordt geselecteerd en de stem van Herman Brood klinkt door de kamer; Saturday Night. Op het moment dat de eerste tonen de huiskamer binnendrijven kijk ik naar mijn vrouw. Antoinette trekt haar wenkbrauwen op alsof ze wil zeggen; “Noem je dat hard?” De gezichtsuitdrukking van de enige andere volwassen vrouw in de ruimte spreekt echter boekdelen. De volumeknop wordt dan ook alweer snel teruggedraaid tot een niveau waarop er nauwelijks meer hoorbaar is dan een soort ruis. 

Sphinx phono equaliser2Later, in de auto op weg naar huis, praten we nog even na over het bezoek. “Jij wilt zeker vanavond nog wel even wat muziek op normale geluidssterkte horen hè?” vraagt Antoinette met een begrijpende blik in haar ogen. Inderdaad verheug ik me al weer op een avondje muziek luisteren. Ik heb onlangs via de tweedehands rubriek op hifi.be een Sphinx Project Phono Equaliser aangeschaft – ondanks de regelmatig terugkerende geruchten van een mogelijk hernieuwd opstarten van de productie van Sphinx apparatuur is er concreet nog steeds geen begin gemaakt en het wachten duurde mij uiteindelijk te lang – en ik ben nog volop bezig met het evalueren van het apparaat. In vergelijking met het mij al langer vertrouwd in de oren klinkende geluid van de Clearaudio Basic ervaar ik met de Sphinx meer drive en een beter fundament dat echter ten koste gaat van een stuk transparantie. Mijn voorkeur wisselt bijna per plaat en voorlopig zullen beide apparaten dan ook wel continu onder stroom blijven staan. Vooralsnog lijkt een combinatie van beiden ideaal. De zoektocht naar de ultieme phono voortrap gaat ondertussen voort.

Wanneer ik dan eindelijk op mijn favoriete luisterplek zit laat ik het geluid van Holly Cole’s “Romantically helpless” over me heen spoelen. Zowel via de Clearaudio als via de Sphinx biedt de lp meer lucht om stemmen en instrumenten in het hoog dan via de cd het geval is. Bij deze plaat heb ik, zoals bij het meeste nieuwe vinyl het geval is, een lichte voorkeur voor de Clearaudio. Ik zucht. Het leven kan soms zo moeilijk zijn. Op dat moment klimt Isabeau naast mij op de bank en ik weet terstond dat ik het echt geconcentreerd luisteren voorlopig wel even op mijn buik kan schrijven. Sinds enkele weken kan zij deze hindernis zelfstandig nemen en sindsdien is er voor deze ruim zeventien maanden oude dreutel bij tijd en wijle, maar vooral wanneer papa muziek zit te luisteren, niets leukers dan met een trotse lach steeds maar weer demonstreren hoe goed ze dat kan. Ik zit in het midden van de bank en ze begint door rechts naast mij omhoog te klauteren. Een enkele keer lukt dat niet direct waarna ze zachtjes begint te jammeren. Inmiddels wijs geworden door ervaring pak ik haar in dat geval beet en trek ik haar naast me, daarmee op het nippertje voorkomend dat het jammeren tot volle geluidssterkte aanzwelt. Dan kruipt ze, onderwijl haar loopneus aan mijn overhemd afvegend, over me heen en laat ze zich, nog steeds stralend, links van mij weer op de grond zakken. Steevast mijn beide voeten als ondergrond gebruikend loopt ze dan als het ware “klunend” voor mij langs naar het beginpunt terug waarna het hele ritueel zich van voren af aan herhaalt. Rustpauzes lijkt zij bij deze exercitie niet nodig te hebben.

Holly Cole zuigt hoorbaar zuurstof naar binnen alvorens met de volgende ademtocht haar heerlijke stemgeluid op mij af te sturen. Het is echter niet haar zoetgevooisde keel die de klanken uitstoot welke nu mijn oren bereiken. Ik draai mijn hoofd in de richting van de keuken waarbij mijn bange vermoeden wordt bevestigd; Antoinette zit vrolijk achter haar laptop te zingen, ondertussen licht meedeinend met de muziek. En ik herinner me het antwoord op de door mij in het verleden aan onze toondove vriendin gestelde vraag of toondoofheid naast de vele nadelen voor haar ook voordelen heeft. “Jazeker”, luidde haar antwoord, “het grootste voordeel vind ik wel dat ik er absoluut geen last van heb wanneer iemand vals zingt.”


EDITORS' CHOICE