COLUMN

Leuk?

Jan de Jeu | 03 maart 2003

Jan de JeuLopend over het tuinpad verkneukel ik me al bij de gedachte aan de komende luistersessie. Deze keer weer eens luisteren naar mijn eigen installatie. Want het is natuurlijk heel leuk om iedere keer een ander component in huis te hebben, dat intensief te beluisteren en er vervolgens een recensie over te schrijven, maar het is minstens zo prettig, en belangrijk, om na ieder nieuw luisteravontuur terug te keren tot de basis; de eigen referentieset. Nu ja, op een phonotrap na dan. Terwijl ik de buitendeur achter me dichttrek hoor ik de kamerdeur al open gaan en weet ik nog voor ik me omdraai dat Isabeau op mij af komt rennen. “Papa!” Vandaag krijg ik een roze poppetje met blond nylonhaar in mijn handen geduwd; “Pops!” Ze probeert haar popje om te ruilen voor mijn GSM die boven op mijn koffertje ligt maar dat heb ik nog net op tijd door en met zachte dwang duw ik haar de huiskamer in. Op de salontafel ontwaar ik een opbergdoos en op het moment dat ik die in het vizier krijg hoor ik de vraag weer die Antoinette me een week geleden stelde; “Help je me de avond voor de verjaardag van Isabeau even met het ophangen van de slingers?” Ik herinner me nu zelfs mijn op dat moment gedachteloos gemompelde, maar daarna al snel weer vergeten instemming. Shit, daar gaat mijn avond weer.

Ballonnen“Moet je geen muziek opzetten?” vraagt Antoinette als we weer beneden komen nadat we Isabeau op bed gelegd hebben. “Nee, misschien straks, wanneer er nog tijd over is.” Ik heb  helemaal geen zin om me met dit soort klussen bezig te houden, ik weet van mezelf dat ik zo meteen tijdens de werkzaamheden snel geagiteerd zal raken en als er iets is wat ik niet met dat gevoel wil verenigen dan is het wel het genieten van muziek. Op schampere toon laat ik er op volgen: “Laten we eerst die kamer maar ‘versieren’.” Terwijl ik de deksel van de doos afneem bedenk ik me dat ik normaliter de term ‘versieren’ associeer met verfraaien. Maar de veelkleurige papieren, en uit allerlei andere materialen vervaardigde, slingers en ballonnen die me vanuit de doos aangrijnzen breng ik daar met de beste wil van de wereld niet mee in verband. Wat een walgelijke opeenhoping van afval.

Even later sta ik op een keukentrapje, met mijn snufferd tussen de bladeren van een Yuca, akelig dicht naast de linker luidspreker levensgevaarlijke toeren uit te halen om een belachelijk kort stukje vliegertouw door een aan het eind van de gordijnrails bevestigd oogje te friemelen, daarbij danig gehinderd door de stijve, opstaande bovenrand van de gordijnen en gemeen in mijn vingers priemende gordijnhaakjes. Net voordat ik de zin “Waarom zit er verd**** zo’n kort k**stukje touw aan het eind van die slinger?” de ruimte in katapulteer realiseer ik me dat ik zelf degene ben die vorig jaar na de verjaardagsfestiviteiten met een schaar in de onontwarbare knopen heeft staan hakken en knippen. “Lukt het, schatje?” vraagt mijn groenoogje onschuldig. De razendsnel in mijn ogen in stelling gebrachte geleide projectielen maken dat ze de rest van wat ze wil zeggen weer inslikt. Uiteindelijk lukt het om met inmiddels van inspanning trillende vingers het touwtje vast te knopen en kan ik met het zweet op mijn voorhoofd het trapje afdalen. Daarmee een beginnende kramp in mijn kuiten net op tijd voorkomend. 

De slinger wordt diagonaal door de kamer gelegd waarbij hij even op de audiokast komt te rusten. Ik zie het hoofd van Antoinette draaien in de richting van de muur boven de wandbeugel met de Clearaudio draaitafel en hou mijn adem in. Dan kijkt ze weer mijn kant op en pareert de inmiddels op scherp staande raketten met haar meest sprankelende oogopslag; “ Je vind het zeker niet goed wanneer…” De Hawk batterij hoeft niet echt in actie te komen. In plaats daarvan schud ik traag mijn hoofd heen en weer. De glimlach blijft; “ Oké”. Tenslotte weet mijn in ‘the battle of the sexes’ bedreven echtgenote dat we nog maar net begonnen zijn en dat ze, wanneer ze op dit punt doordrukt, de rest van haar decoratieve plannetjes wel kan vergeten.

Ik sta inmiddels alweer op het wiebelende staketsel naar een punt te zoeken om het andere uiteinde van de slinger aan te bevestigen. Antoinette ziet dat en kan het niet nalaten; “De buurman heeft in elke hoek van de kamer speciaal schroefjes...” Stilte. De eerste raket heeft doel getroffen. Zucht. Misschien moet ik ook maar eens van die schroefjes in de hoeken aanbrengen. Aan de andere kant; voor die ene keer per jaar dat die rommel uit de kast komt… Uiteindelijk kies ik voor de gordijnrail die boven de overgang van de kamer naar de keuken hangt. “Zo loopt hij niet helemaal door naar de hoek.” Niet op reageren. Antoinette heeft in de tussentijd een aantal malen getracht om tijdens het opblazen van de ballonnen de kikkerwangetjes van Dizzy Gillespie te imiteren en ziet er daardoor net zo verhit uit als ik me voel. Vijf slingers en ettelijke ballonnetjes later zitten we uitpuffend naast elkaar op de bank. De kamer ziet er niet uit maar recht voor mij is het beeld gelukkig onaangetast. Een oase van visuele rust en evenwicht; de audio installatie, zonder versierselen.

“Zal ik nu wat muziek opzetten?” Ze haalt me de woorden uit de mond maar ik wil een plaat horen en de ervaring leert dat zij het niet prettig vindt om een plaat op te zetten. Om zowel haar als mijzelf een plezier te doen sta ik dus op en loop naar de lp kast om een schijf uit te zoeken. Uiteindelijk valt de keus op de re-issue van John Coltrane’s ‘A Love Supreme’. John ColtraneDe eerste tonen begeleiden me naar mijn zitplaats en terwijl ik ga zitten word ik me bewust van het geluidsbeeld dat de laatste twee weken via de tijdelijk in mijn installatie opgenomen Clearaudio Symmetry voortrap duidelijk helderder en levendiger klinkt dan het geval was met mijn eigen Sphinx Project Phono Equaliser. Via de Sphinx klinkt Coltrane’s tenor voller, rijker en is het beeld groter. Al snel laat ik het ontrafelen achterwege en laat ik me meevoeren met de muziek.

“Vind je het nu niet leuk?” De mooie groene ogen vragen om bevestiging. “Inderdaad, niet leuk.” Dit is duidelijk niet wat ze wil horen. “Nou, ik vind het wel leuk en Isabeau ook.” Het ‘lekker pûh’ hoeft ze niet eens meer uit te spreken want dat ligt al in de toon besloten. John blaast het laatste restje irritatie uit mijn oren en ik kan van mijn eigen gevoel overstappen naar de emotie die mijn twee vrouwen bij de dag van morgen voelen. Daarover doordenkend verheug ik me op de blik die in de ogen van mijn kleine meid zal verschijnen op het moment dat ze de eerste ballonnen zal zien. De ongekunstelde blijheid die kinderen van die leeftijd nog eigen is. Met al het enthousiasme waarmee dat gepaard gaat. Dàt vind ìk nu leuk. En meteen denk ik aan de overtreffende trap daarvan. Wanneer haar nichtje, haar oppaszusje en alle buurkinderen die morgen op bezoek komen net zo ‘blij’ en ‘enthousiast’ gaan worden. “Schat?” De wenkbrauwen worden vragend opgetrokken. “Zou je het erg vreemd vinden wanneer ik nu nog even mijn audio dozen uit de schuur ga halen, alle componenten inpak en boven op de logeerkamer zet om ze morgenavond pas weer naar beneden te halen?” Even aarzelt ze maar dan volgt toch de onvermijdelijke por tussen mijn ribben. Niet leuk dus.


EDITORS' CHOICE