Enkele weken geleden sprak onze hoofdredacteur René van Es, in een redactionele noot, dat ik mij nooit in superlatieven uitdruk. Daar heeft hij helemaal gelijk in, maar uiteraard heeft dat een reden.
Ik zal dat proberen uit te leggen. Heel erg kort door de bocht vind ik audioapparatuur ronduit duur. Wanneer je wat je koopt (en wat je uiteindelijk krijgt) relateert naar de aanschafprijs, dan vind ik dat zelden met elkaar in verhouding staan. Dat gevoel neemt toe naarmate men dieper het high-end gebied ingaat. Ik bekijk de prijzen bijna altijd puur rationeel. Eigenlijk kan ik dat beter niet doen want ik word er nooit vrolijk van. Prijzen van een voorversterker vanaf van 10000 euro is schrikbarend veel geld. Luidsprekerkabels die wel 2000 euro per twee stereometer moeten kosten, extreem veel geld. Het piepkleine element voor onze geliefde draaitafel, 2000 euro is niets en dan heb je iets met een inhoud van slechts enkele kubieke centimeters. Een auto, die toch al gauw enkele honderden kilo’s weegt met een waarde van 2000 euro geeft je veel meer het gevoel van “value for money” dan zo’n piepklein elementje van slechts enkele grammen. En zo kan ik nog wel even doorgaan.
De vraag is dan ook of je je bij zulke extreem hoge bedragen nog wel uit kunt spreken in superlatieven. Biedt het nou echt zoveel waar voor zijn geld? Goed, ik weet dat er zeker in de high-end wereld enorm veel onderzoek om de hoek komt kijken. In die research zit enorm veel arbeidsuren waarbij er alleen maar geluisterd wordt. Gemaakte uren waarvan je niets in stoffelijke zin terugziet in het product. Vervolgens is er nog een onderdeel “nutteloze” verbruikte onderdelen. “Nutteloos”? Ja, in zekere zin wel. Denk daarbij eens aan condensators, IC’s en weerstandjes die één voor één uitgebreid getest worden in een apparaat, waarna er uiteindelijk maar één met de beste specificaties daadwerkelijk toegepast wordt. Al de andere, die net een afwijkende waarde hebben, gaan vaak de prullenbak in. Realiseert u zich ook dat high end maar in kleine series wordt gebouwd. Waardoor inkoop en productiekosten zwaar op een apparaat drukken. Die aspecten maken het dat de producten vaak onzichtbaar duur zijn.
Een soortgelijk beeld zien we bij auto’s ook terug. Een Daewoo, ehh nee Chevrolet Matiz brengt ons ook voor nog geen 10000 euro van plaats A naar B. Zoals een radio van 100 euro ook muziek weergeeft. Het zal “de nuchtere Hollander” in mij wel zijn die zich regelmatig deze aspecten aantrekt, wanneer ik weer eens een exorbitant hoog prijskaartje zie hangen. Telkens rijst een gewetensvraag die ik mij keer op keer stel: Waarom koop ik zelf ook dure audiospullen, waarom laat ik mijn auto ook tunen zodat de rijeigenschappen verhoogd worden, maar daarentegen ook de kosten flink opgejaagd zijn. Het antwoord is duidelijk: het is mijn passie het beste na te streven en ik vind dat het wat mag kosten (zonder dat ik daarbij al te veel nadenk).
De meeste apparaten die bij mij de revue passeren zijn gewoon echt heel goed. Uiteraard heb ik een bepaalde voorkeur en die ligt over het algemeen in een hogere prijsklasse, wat de cirkel weer rond maakt en naar verhouding minder waar voor zijn geld biedt. Soms komt er een product voorbij waarbij ik mij wel eens in superlatieven uit wil drukken, zoals de M-Audio Superdac 2496 en Alesis Monitor Mk II, beide steengoed voor weinig. Enkel, die bevinden zich onderin het prijssegment. Het is en blijft een moeilijke taak voor een recensent om niet alleen de kwalitatieve eigenschappen te beoordelen, maar ook of het gebodene daadwerkelijk waar voor zijn geld biedt. En dat laatste aspect remt mij in het uitspeken van superlatieven.
Met vriendelijke groet,
Phil van Deijk
Auteur hifi.be