Het is een trieste zondagochtend. Buiten regent het pijpenstelen terwijl het toch al mei is. Geen weer om heerlijk de tuindeuren open te gooien en de zwoele lentegeuren te verwelkomen in het huis. Aangezien ik nog allerlei klusjes te doen heb, maar dankzij de droefheid buiten aan niets zinnigs toekom, besluit ik mijn enorme stapel Hifi-tijdschriften eens te gaan fatsoeneren.
Ik doe hier mijn vrouw een groot plezier mee want die ongeordende stapel is al een tijd een doorn in haar oog. Als hint om aan die chaos een einde te maken verschenen er een paar weken geleden vanuit het schijnbare niets opbergmappen op mijn bureau, die duidelijk een opdacht aan mij inhielden die uitgevoerd diende te worden. Dit gaat echter niet zonder hindernissen, wat tijdschriften van nature met zich meenemen is dat ze de behoefte hebben om gelezen te worden op het moment dat ze door handen worden aangeraakt. Vandaar ook dat na een aanvankelijke snelle start mijn opruimactie verzandde in een leesactie in mijn luisterstoel met het radioprogramma “Vroege vogels” zachtjes op de achtergrond.
Tijdschrift na tijdschrift wordt opengeslagen. Oude jaargidsen, een paar Audio en Techniek bladen (wie kent ze nog) en meer van dat soort oudheidkundige geschriften gunnen mij een blik in mijn eigen audiogeschiedenis. Wat is er leuker dan het lezen van recensies van audioapparatuur die allang niet meer wordt gefabriceerd en nu als vintage wordt aangeboden? In een flits schiet mijn eigen audiogeschiedenis door mijn hoofd. Met plezier denk ik terug aan mijn eerste Philips luidsprekers waar trots het predikaat Hifi op pronkte. Wat was ik trots op die speakers, die ik dankzij mijn eerste weekendbaantje kon vergaren. Aangesloten op mijn stereo radiocassetterecorder ging een wereld voor mij open. Wat klonk het allemaal echt en mooi in mijn onbevangen oren.
Het zal die tijd, meer dan 25 jaar geleden, zijn geweest dat het audiovirus me in zijn greep kreeg. Steeds meer herinneringen komen boven drijven. Aan mijn Pioneer equalizer die ik steeds minder gebruikte omdat de muziek in mijn oren zoveel beter klonk met dat ding gewoon in de BYPASS stand. En het apparaat dientengevolge (met verlies) weer verkocht. Die geweldige Sennheiser Unipolar 2000 elektrostatische hoofdtelefoon, waarvan ik nog altijd spijt heb als haren op mijn hoofd dat ik hem voor veel te weinig verkocht om er wat anders voor in de plaats te kopen dat me achteraf maar voor de helft beviel.
Steeds duidelijker kan ik mijn eigen audio-groeipad reconstrueren als ik bladzijde voor bladzijde omsla van de stapel bladen die grotendeels nog niet herontdekt naast me ligt. Gaandeweg begin ik tevens de muziek te herinneren die ik draaide, alweer een hele generatie geleden en weldra heropenbaren mijn tienerjaren zich aan mij. Mijn eerste kalverliefde. Het keer op keer draaien van de single “I hope I never” van Split Enz toen diezelfde liefde mij liet blijken mijn beste vriend toch een leukere gozer te vinden dan ik. Het moment dat ik ontplofte omdat een paar vriendjes bij mij thuis de stroom in de meterkast uitschakelden, omdat ze het nummer “Everybody`s got to learn sometimes” van The Korgis niet meer konden aanhoren. Alleen omdat dat mooie nummer voor de zoveelste keer achter elkaar te horen was op mijn eerste zelfgemaakte luidsprekers in mijn pogingen die loodzware speakers nog beter aan het klinken te krijgen.
De ene na de andere herinnering flitst in een steeds sneller tempo door mijn hoofd. Het gaat eigenlijk allang niet meer om de audioapparatuur van toen als ik me een weg door de stapel tijdschriften worstel. Het zijn ondertussen allang geen audiotijdschriften meer. Ongemerkt zijn ze verworden tot reisgidsen die mij in staat stellen via een lang losgelaten verleden een deel van mijn jeugd te herbeleven. Audio als katalysator van mijn eigen geschiedenis.
Het VARA-programma Vroege Vogels heeft allang plaats gemaakt voor een praatprogramma van de VPRO als mijn vrouw me uit mijn hypnose haalt met de vraag of ik al opschiet met die tijdschriften. Plots sta ik weer in de werkelijkheid, zittend op de grond temidden van een enorme berg deels opengeslagen nog niet opgeruimde bladen. Ik kijk meewarig omhoog naar haar. Lachend kijkt ze me aan terwijl ze een CD in de speler legt. “Weet je nog?” zegt ze met een guitige blik in haar ogen terwijl zachtjes zoete tonen loskomen van de luidsprekers. Klanken die haar aan mij verbinden, mijn audioset kiest geen partij. Ze heeft vast en zeker geweten waar ik zojuist vertoefde.