COLUMN

Tengels

Bert Dekker | 30 juni 2005

Het hoge woord is er uit. Mijn vrouw vindt het geweldig fijn voor me dat ik schrijf voor HIFI.NL, maar er is iets wat haar niet lekker zit, ik voel het al een paar dagen maar laat het even voor wat het is.

“Goh”, zegt ze terwijl we op een luie zaterdagmorgen nog half slapend, half wakker aan de keukentafel zitten. “Krijg je veel spullen in huis voor HIFI.NL?” vraagt ze wat gereserveerd. Ik knik wat maar geef niet echt antwoord op haar vraag. Het is immers nog erg vroeg voor een diepgaand gesprek. “En ze zullen toch ook wel duur zijn?”. Ik kom er nu niet meer onderuit haar ogen op te zoeken die strak naar mij gericht zijn wachtend op een antwoord.

Ik probeer haar gerust te stellen met de melding dat ik niet voor niets ons huis extra heb beveiligd. Als puntjes op de “i” en als slotakkoord van onze verbouwing zijn een aantal deuren en ramen inbraakbestendig gemaakt en doet een heuse alarminstallatie in huis dienst als elektronische waakhond. Het SENSEO apparaat pruttelt inmiddels alweer heftig en roept ons om aandacht. Een penetrante koffiegeur herinnert aan een nieuwe zaterdag en spoort ons beiden aan tot het maken van plannen voor die dag.

Toch is de angel niet helemaal uit deze kwestie. “Als de luisterruimte maar geen magazijn wordt en elke week bevolkt wordt door nieuwe bewoners” hoor ik plots terwijl ik languit op de garagevloer lig, de onderkant van mijn auto bewonderend.
Ik kruip voorzichtig onder mijn auto vandaan en kijk haar geruststellend aan. “Ook daar is geen sprake van”, leg ik haar uit, “de spullen die niet gebruikt worden gaan netjes naar de hobbyruimte boven, daar staan ze niet in de weg en, op zijn minst zo belangrijk, niet in het zicht”. Na overleg met haar besluit ik Rene van Es nog te bellen met de vraag hoe een en ander verzekerd is, en zijn antwoord brengt in ieder geval opheldering en, nog belangrijker, een geruststelling te weeg bij mij vrouw. Ons kan niets gebeuren stel ik haar gerust, we hebben de zaken goed voor elkaar.

Hoe naïef kan een mens zijn. Het is inmiddels vrijdagmiddag, een paar weken later. Als jonge pubers liggen we lekker lui en languit op de kamervloer terwijl we vol belangstelling de theatergidsen van het nieuwe seizoen doorbladeren. De ene na de andere voorstelling wordt doorgesproken. We vinden een goede mix, mijn vrouw kan cabaret appreciëren terwijl mijn belangstelling uitgaat naar het Orlando Festival in augustus dit jaar en andere muzikale lekkernijen. “Krijg nou de …” zegt mijn vrouw verbaast en verontwaardigd tegelijkertijd als ze de theaterbonnen die we de afgelopen jaren hebben verzameld uit het dressoir tevoorschijn wilt halen. “Ik weet zeker dat …” en ze houdt haar adem in. Met grote ogen kijkt ze me aan: “Weg! Zomaar weg!” zegt ze op luidere toon.

Wat volgt is een grote zoekactie in huis. Het kan toch niet dat 180 Euro’s aan bonnen zomaar verstoppertje gaan spelen zonder ons ervan in kennis te stellen. Nadat ik tot slot van de zoek-en-vind actie de oud-papier doos omkiep op de keukentafel en zelfs daar niets kan vinden bekruipt me een vreemd gevoel. Ik ken mijn vrouw meer dan goed genoeg om te weten dat ze precies overal alles weet uit te halen, dus daar kan het niet aan liggen … Kwaad op de situatie en strak voor ons uitkijkend zitten we naast elkaar op de bank. Wég is die goede sfeer van eerder die dag toen we lagen te dollen op de kamervloer, plannetjes makend voor een hoop leuke avonden.

Laat die avond ijsbeer ik nog steeds door de kamer met de nodige donderwolken boven mijn hoofd. “Kom nou slapen!“ roept Yvonne enigszins geagiteerd vanuit de slaapkamer. “We zijn ze kwijt, laat het nou maar rusten”. Ik geef echter geen antwoord op haar klemmend verzoek en ga geheel tegen haar zin door met mijn zoekactie. “Ze zijn toch niet achter de piano gevallen”, vraag ik mezelf plots af. Dat zou heel goed mogelijk kunnen zijn aangezien de klep van onze piano regelmatig bezaaid ligt met allerlei paperassen. Onwillekeurig valt mijn oog op de tas waar ik de laptop van mijn werk in opberg en welke ik nauwelijks gebruik. “Verrek”, schiet door mijn hoofd en til de tas op … leeg! Nu zijn de rapen helemaal gaar bij mij en vallen een aantal dingen duidelijk op zijn plaats.

TengelsHet is nog vroeg die zaterdagmorgen dat we op het politiebureau zitten, aangifte doen van diefstal. Naast ons zitten goede kennissen van ons die ons om dezelfde reden vergezellen. Bij hen thuis zijn ook waardevolle dingen ontvreemd en zij verdenken dezelfde persoon als wij. Het voelt onwerkelijk om zo een mooie vriendelijke zaterdagmorgen te vertoeven in een groot en kaal gebouw met tegenover ons oom agent die een schier eindeloze stapel papieren doorploegt en de ene na de andere vraag op ons afvuurt. Je denkt altijd dat zo iets naars alleen anderen overkomt totdat jezelf met een onsmakelijk gevoel realiseert dat er iemand in huis ongewenst je nest heeft liggen bevuilen. Het is echter realiteit, dat neemt niemand meer weg.

Eenmaal thuis aangekomen bekijk ik mijn set eens goed. Opgelucht dat daar niemand met zijn tengels aan heeft gezeten. Het staat daar allemaal nog zoals het altijd heeft gestaan. In ieder geval is hier leergeld betaald, dat is de schrale troost die deze gebeurtenis biedt. Hoe vreemd dan ook om te zeggen, het is een goede zaak geweest dat de laptop ontvreemd is. Als de dader zich een beetje had kunnen inhouden was het euvel van de verdwenen theaterbonnen wellicht afgedaan onder de noemer “domme pech” en waren veiligheidslekken in ons huis nooit zo confronterend naar voren gekomen.

Met deze domme zet heeft er zich duidelijk een dader gemanifesteerd die anders onopgemerkt en ongestoord zijn gang had kunnen gaan met het ontvreemden van minder opvallende spullen. Dat was ook de conclusie van de politie. Weer sla ik voor een tijdje mijn luisterruimte gade voordat mijn ogen afdwalen naar de grond terwijl ik me realiseer dat ik deze leeg had kunnen aantreffen. Gelukkig worden nu maatregelen getroffen om een herhaling in de toekomst niet meer te laten voorkomen. Samen met Rene die ik hierover bel besluiten we dat recenseren er nu even niet inzit totdat de kwestie in samenwerking met de politie goed is opgelost. Mijn vrouw heeft gelijk gehad realiseer ik me, je kunt nooit voorzichtig genoeg zijn met je eigen spullen en zeker met die van anderen.

Mijn gedachten zijn kilometers afgedwaald als ik plots merk dat twee armen zich om mijn middel vleien die me uit de nare ervaring van vandaag en gisteren wegtrekken. “Kop op joh”, zegt mijn vrouw terwijl haar grote bruine ogen me toelachen “ik wil nog steeds naar Brigitte Kaandorp” zegt ze een beetje plagend als ze zich tegen mij aan vleit. Onverwacht tovert ze twee theaterbonnen tevoorschijn die gelukkig aan de vingers van de dader zijn ontsnapt en nog een fijne avond in het verschiet voor ons betekenen. En die zal zeker helemaal goed komen bedenk ik als ze zichzelf nog wat steviger tegen me aandrukt.


EDITORS' CHOICE