COLUMN

Jailhouse Rock

Bert Dekker | 26 januari 2006

Typisch een fijne dag. Een dag vrij, de zon die schijnt, leuke dingen gedaan en als beloning voor al dat moois vindt je dan een envelop in de bus van de politie. Normaal gesproken ben ik nooit zo blij met brieven van justitie in de bus, ze betekenen over het algemeen dat er betaald moet worden wegens meestal domme verkeersovertredingen. Dit schrijven bracht ons echter onverwacht het blijde bericht dat onze voormalige hulp in de huishouding is aangehouden. Dit mede door en dankzij onze aangifte van diefstal in ons huis inmiddels alweer een half jaar geleden, en, naar is gebleken, bij vele anderen. Spontaan krijg ik een beeld op mijn netvlies, dat van een vrolijke tante in gevangeniskostuum die al dansend met emmer en dweil op de binnenplaats van het Huis van Bewaring meeswingt op het nummer Jailhouse Rock dat luid schetterend door de luidsprekers van de binnenplaats schalt.

Maar zo ver is het niet. En natuurlijk weet ik ook niet of het of het ooit zo ver gaat komen. In ieder geval ben ik blij dat onze voormalige hulp in de huishouding zich al heeft moeten melden bij het politiebureau en dat ze binnenkort zal worden voorgeleid. Twee dagen na het ontvangen van de brief ploft er een tweede envelop op onze deurmat. De rechercheur die het onderzoek naar de handel en wandel van ons voormalig poetswonder leidt vraagt om een afspraak met ons. Na het horen van de jongedame in kwestie wil hij natuurlijk ook een gesprek met ons en stelt een afspraak met ons voor.

Een paar weken later schuift een ongeschoren, ietwat sjofele vijftiger aan aan onze keukentafel. Vraag na vraag vuurt hij op ons af. Wanneer ik de laptop voor het laatst gebruikt heb en waar, nog net niet waarom. Waar we normaal onze waardepapieren bewaren en we net in dit geval besloten hebben onze theaterbonnen op een andere plek te bewaren als normaal het geval is. Waarom dit … waar dat … hoe zus … waarom net anders zo. Plots onderbreek ik hem. Ik stel hem de vraag wie nu verdachte is, zij of wij. “Advocaten”:  verzucht hij en toont een beteuterd gezicht. “Sluwe vogels zijn het. Bewijs, bewijs en nog eens bewijs”. Dat heeft hij nu eenmaal nodig om een “zaak te maken”. Technisch bewijs is er genoeg volgens hem. Het gaat nu om het leveren van het “overtuigend bewijs”. Dat is nu de kwestie, vandaar dat mijn vrouw en ik ongeveer tot op het bot doorgezaagd worden over deze zaak.

Na ongeveer 250 vragen of zo op ons te hebben afgevoerd is hij door zijn lijst heen. Tijd voor een bakkie leut en even niets meer over de kwestie. Koetjes en kalfjes en … de set die de hele tijd zacht op de achtergrond muziek maakt. Plots valt zijn blik erop. Ineens bloeit Sherlock Holmes op, krijgt zowaar een grijns op zijn ingevallen gezicht. Snel blijkt dat ik hier met een beginnende liefhebber te maken heb, met een duidelijke eigen mening. Ja, de CD is toch zoveel beter dan de langspeelplaat weet hij me in volle overtuiging te vertellen en helemaal in de hoek zullen mijn speakers toch zoveel bas extra geven. Vraag na vraag wordt vervolgens op me afgevuurd. Vragen als waarom zijn die luidsprekerkabels zo dik? En die stroomkabels ook zo dik? Stroom is toch gewoon stroom? En waarom die CD speler op zo een - hij zegt het woord “belachelijk” nog net niet - dikke houten plaat staat. Digitaal is toch gewoon digitaal, alleen maar “eenen en nullen”, toch?

Pogingen om hem uit te leggen waarom al deze zaken een gunstig effect hebben op de uiteindelijke weergavekwaliteit verdwalen hopeloos in een woud vol onbegrip. Luister zelf maar probeer ik hem uit te leggen. Luister en vergelijk. Ogen vol scepsis kijken me doordringend aan en ik besluit te stoppen met het geven van uitleg dat steeds meer op het zoeken van argumenten of zelfs een alibi lijkt. Ik zucht. Het is al moeilijk genoeg technisch bewijs te leveren, laat staan overtuigend bewijs.


EDITORS' CHOICE