In dit eerste artikel over versterkertechniek wil ik een aspect behandelen waar ik al veel misverstanden over gehoord heb, namelijk dempingsfactor (lees ook: de vervormingsfactor).
Definitie
Dempingsfactor is de factor die de inwendige impedantie van de versterker kleiner is als de aangesloten impedantie bij een gegeven frequentie. Dat betekent dat bijvoorbeeld bij luidsprekers van 8 ohm en een dempingsfactor van 100 de inwendige impedantie van de versterker 8/100 oftewel 0,08 ohm is.
Wat gebeurt er nu precies?
Een luidspreker volgt nooit helemaal exact het aangeboden signaal; er is altijd een geringe afwijking en die afwijking kun je zien als een beweging van de conus buiten het signaal om. Net als bij een dynamische microfoon wekt die beweging een spanninkje op, wat terug de versterker in gaat. Dit spanninkje wordt door de inwendige impedantie van de versterker kortgesloten wat de conus beter dwingt om het aangeboden signaal te volgen. Hoe kleiner dus de inwendige impedantie van de versterker, hoe beter de versterker de luidspreker dwingt om het aangeboden signaal te volgen. In de praktijk betekent dit meestal een strakker laag, want daar is de invloed het grootst, omdat de relatief grote conus van de laagluidspreker meer moeite heeft om exact het signaal te volgen dan de kleine en lichte conus van de hogetonen-luidspreker. Bovendien is de dempingsfactor frequentieafhankelijk en in het lagetonen bereik het grootst. Hieruit valt de conclusie te trekken dat een fabrikant bij de opgave van de dempingsfactor van zijn versterker nog twee dingen moet vermelden, namelijk: de aangesloten impedantie en de frequentie bij welke de meting gedaan is. Het is ook hier dat het belang van dikke luidsprekerkabels naar voren komt; hoe beter namelijk de elektrische koppeling tussen de versterker en de luidspreker, hoe beter de dempingsfactor.
Wat is nu de invloed op- en het belang van dit getal voor het geluid?
Een klein tweewegsysteem met een kleine lagetonenluidspreker heeft een betere mechanische eigendemping dan een drie-(of nog meer!) wegsysteem met een grote lagetonen luidspreker. Voor een luidspreker volgens het eerste systeem zal het dus van minder groot belang zijn om aangestuurd te worden door een versterker met een geringe inwendige impedantie dan voor een luidspreker volgens het tweede systeem. Over het algemeen hebben buizenversterkers een hogere inwendige impedantie (en dus een lagere dempingsfactor!) dan solid state (transistor, MOSFET, etc) versterkers. Als vuistregel kun je dus stellen dat je een buizenversterker beter op een klein tweewegsysteem kunt aansluiten en dat grote luidsprekers beter tot hun recht komen op een solid state versterker. Uitzondering zijn de zgn Klipschhorn luidsprekers. Deze luidsprekers hebben zeer stug opgehangen lagetonenconussen en zijn beroemd om hun extreem hoge rendement wat ze bij uitstek geschikt maakt voor buizenversterkers met een klein vermogen, zoals single ended triode versterkers. (Uiteraard zegt dit niets over hoe deze luidsprekers klankmatig ervaren worden!)