Aansluitopties
Er zijn nogal wat manieren om een DVD-speler, videorecorder etc. aan te sluiten. Hier op een rijtje de meest gebruikte mogelijkheden, van slecht naar beter:
1. Composiet. Kleur (C) en helderheid (Y) worden bij composiet (composite in het Engels ) samengevoegd in één signaal. Vaak is dit de enige manier om uw VHS videorecorder aan te sluiten. Dat gaat via een RCA/Cinch/tulp kabel (geel stekkertje) of via Scart. Probeer deze connectiemethode bij DVD ten allen tijden te vermijden, tenzij uw televisie geen andere aansluitmethode heeft! Wordt ook wel eens ‘video’ genoemd.
2. S-Video. Bij S-Video worden kleur en helderheid apart vervoerd, met een sterk verbeterde beeldkwaliteit t.o.v. composiet. Dit is de connectie die gebruikt wordt door camcorders en S-VHS recorders. Ook DVD-spelers zijn uitgerust met deze connector, die ook wel mini DIN, Y/C of `Hosiden` wordt genoemd.
3. RGB. Bij RGB worden de drie primaire kleuren apart vervoerd, met een perfecte kleurscheiding tot gevolg. De RGB beeldnorm wordt alleen uitgegeven op Scart en is de beste manier voor aansluiting op een TV-toestel, aangezien de beeldbuis direct wordt aangestuurd met RGB-signalen.
4. Component. Qua kwaliteit gelijk aan RGB, alleen werkend via 3 RCA kabels: één ervan transporteert het helderheidssignaal, de andere twee vervoeren kleurverschil signalen. Voor de meeste projectoren is dit de beste aansluitmethode. Component komt in twee varianten: interlaced en progressive. Meestal geeft de progressive variant een betere kwaliteit dan interlaced. Component wordt ook vaak aangeduid als YPbPr, YCbCr of YUV, hoewel alleen YPbPr de correctie aanduiding is.
5. RGBHV/D-sub15/VGA. De RGB die op Scart wordt uitgegeven is niet direct te vergelijken met het RGBHV-signaal dat uit een videokaart in de computer komt, hoewel dit signaal perfect is voor aansturing van een projector of plasma/lcd monitor, omdat dit het signaal is dat direct door de panelen kan worden weergegeven, zonder omzetting. Deze uitgangen zult u hoogst waarschijnlijk niet op een DVD-speler vinden (hoewel er uitzonderingen zijn, vooral van high-end firma’s), maar eerder op een PC. Hij is uitgevoerd als een 5x RCA of 5x BNC kabel of als een 15-pins `DB15` PC-VGA aansluiting.
6. DVI-D/HDMI. Veel moderne projectoren zijn tegenwoordig uitgerust met een DVI-D (Digital Video Interface) uitgang. Dit maakt het mogelijk het beeld digitaal te transporteren van DVD-speler naar projector, wat een scherper en schoner beeld oplevert dan component. HDMI (High Definition Multimedia Interface) doet hetzelfde op een kleinere connector, maar heeft de mogelijkheid ook digitaal geluid te transporteren. Op beide connecties wordt HDCP (High Definition Copy Protection) gebruikt voor het versleutelen van de digitale informatie. Dit maakt het maken van perfecte digitale kopieën onmogelijk.
Progressive scan
Het toverwoord tegenwoordig bij DVD-spelers is ‘progressive scan’. Bij progressive scan worden alle beeldlijnen in 1x geschreven, bij ‘interlaced’ worden eerst de even en dan de oneven beeldlijnen geschreven. Dit was vroeger nodig, omdat de helft van de beeldlijnen per keer schrijven betekent dat alle elektronica simpeler uitgevoerd kon worden. Tegenwoordig is dit niet meer nodig, maar zowel composiet, S-Video als RGB uit Scart zijn nog steeds interlaced. De enige mogelijkheid om een ‘progressive’ beeld te krijgen uit de DVD-speler is gebruik te maken van component, DVI-D of HDMI en dan nog steeds niet met alle DVD-speler. Ook zijn er nog weinig CRT televisies die progressive scan weergeven, hoewel vrijwel alle LCD of plasma televisies en projectoren dat wel doen.
Digitale projectoren (LCD, DLP, D-ILA) zetten een interlaced videosignaal altijd om naar progressive (dit proces heet de-interlacen). Het ligt dan dus aan de kwaliteit van de video-elektronica in de DVD-speler of projector wat een beter resultaat oplevert. Vaak is dit een kwestie van uitproberen. Meestal geeft echter progressive scan vanuit de DVD-speler een beter beeld, aangezien de beeldbewerking dan in het digitale domein plaatsvindt. Komt u een product tegen met `Faroudja DCDi`, bent u verzekerd van een prima de-interlacer.
Resoluties
Het is belangrijk om in eerste instantie te kijken naar de resolutie (het totaal aantal pixels) van het bronsignaal. Deze moet volledig weergegeven kunnen worden. Voor het weergeven van video zijn er een aantal standaarden vastgelegd. Hieronder een overzicht:
1. NTSC. 720x480 pixels, 60 Hz (Amerika en Japan)
2. PAL. 720x576 pixels, 50 Hz (o.a. Europa)
3. ATSC. 1920x1080 en 1280x720 pixels, 60 Hz (Amerika)
Hier zijn bewust een aantal andere obscure standaarden weggelaten. Zowel NTSC (National Television Systems Committee) als PAL (Phase Alternation Line-rate) hebben een 4:3 formaat en kunnen uitgegeven worden in interlaced (‘i’, ook wel SDTV, Standard Definition Television) en progressive vorm (‘p’, ook wel EDTV, Enhanced Definition Television). Ze heten dan respectievelijk 480i en 480p en 576i en 576p. De ATSC (Advanced Television Systems Committee) norm beschrijft de resoluties gebruikt in HDTV (High Definition Television). HDTV is een beeldnorm met t.o.v. PAL en NTSC een aanzienlijk hogere resolutie. Er zijn twee populaire varianten (hoewel er nog veel meer zijn): 1080i en 720p. HDTV is in Amerika vrij populair, maar in Europa nog niet. Onlangs heeft men in Europa ook een HDTV TV-station gelanceert: Euro1080 (meer hierover in een volgend nummer van Beeld en Geluid Opinie). Ook HD-DVD (High Definition DVD) en Blu-Ray zullen bronnen worden voor HDTV (zie onder: Toekomstverwachtingen).
Het is op dit moment verstandig voor een resolutie te kiezen die in de verticale richting in ieder geval tenminste 576 pixels bedraagt. Dit is namelijk de resolutie van PAL. Er zijn een aantal projectoren en plasma televisies met een resolutie van 848x480 pixels en deze apparaten zijn dus niet in staat de volledige resolutie van PAL weet te geven zonder beeldinformatie “weg te gooien”. Of dat ook daadwerkelijk een negatief effect heeft op de beeldkwaliteit, kan het beste per apparaat worden bekeken. Ditzelfde verhaal gaat op voor HDTV, met zijn 720 of 1080 beeldlijnen, die overigens maar weinig apparaten verliesvrij weer kunnen geven. Hier een overzichtje van de meest gebruikte resoluties en hun benamingen:
VGA=640x480
SVGA=800x600
XGA=1024x768
SXGA =1280x1024
UXGA=1600x1200
QXGA=2048x1536
Bovenstaande resoluties hebben in principe een verhouding van 4:3, hoewel hier ook uitzonderingen op zijn. Naast deze resoluties zijn de volgende breedbeeld resoluties populair: 1024x1024 en 1280x768 (plasma), 1366x768 (LCD), 1280x720 (LCD en DLP “Mustang” chip), 1024x576 (DLP “Matterhorn” chip).