Rob maakt gebruik van twee bronnen. Ten eerste een CEC TL2x CD loopwerk dat met een NFO digitale interlink is verbonden met een eigen ontwerp d/a converter. De dac is gebaseerd op een Philips TDA1543 converter chip en een Crystal receiver chip. De dac maakt geen gebruik van oversampling en de stroom/spanning conversie vindt plaats over een enkele condensator en weerstand. De uiterst eenvoudige schakeling, terug te vinden op de eigen site van Rob, heeft in ieder geval voorlopig een aanwezige Audio Note Dac 2 en een Tribute dac van het rek verdrongen. Veel aandacht is er besteed aan de voeding van de dac.
De tweede bron is een Audio Linear platenspeler uit de tachtiger jaren. De speler is gekoppeld aan een zware granieten voet die nog meer massa toevoegt aan het geheel waarvan alleen al het plateau 7 kilo weegt. Op de speler is een 12 inch SME arm gemonteerd waarin een Benz Micro Glider L2 een plekje heeft. De phono versterker werkt met interstage amorfe transformatoren van Automatic Electric Europe. De versterking wordt bereikt met Amperex 5842 en Sovtek 6C45Pi buizen. De voeding is overbemeten geregeld met behulp van buizen. De regel of voorversterker werkt met een choke load en RE134 buizen. Oude triodes die in originele verende voeten zijn gestoken. De voeding van de voorversterker bevat maar liefst 9 smoorspoelen die identiek aan elkaar zijn en die Tribute wilde wikkelen. De gelijkrichting, uiteraard met een buis, is enkelfase en enkelzijdig. Een gegeven waar elke technicus zijn neus voor optrekt, maar wel zorgt voor een zeer fijne stroombron voor de versterker. De voorversterkerbuis krijgt de gloeistroom vanuit accu’s die lichtnet gevoed worden als het luisteren stopt.
De eindversterkers werken met 205D buizen als driver voor KR300B Balloon single ended triode buizen. De gelijkrichting geschiedt uiteraard (had u anders verwacht?) met buizen. De trafo’s kosten een vermogen met hun amorfe kernen en komen van Automatic Electric Europe. Voor alle elektronica geldt dat de voedingen vol zitten met Black Gate condensatoren, de trafo’s bij voorkeur alleen opgebouwd zijn rond amorf kernmateriaal en de bedrading bijvoorkeur zuiver zilver is. Behuizingen komen uit de handen van Automatic Electric Europe en Musical Affairs. De laatste werkt veel met het muzikale wonderhout padoek. Dan de luidsprekers. De hoogrendement units van PHY-HP verrichten wonderen in een open baffle. De KM30 is een 12” woofer met een papier conus met een rendement van 97 dB/1 watt gekoppeld aan een impedantie van 16 Ohm. In het hart van de conus is voor de optimalisatie van de hoge tonen weergave een piezo-electric tweeter gemonteerd die onder 11 kHz zwaar wordt gefilterd. Rob heeft als baffle een tot kamerscherm gevormd paneel gebouwd, in een zandgevulde sandwich constructie, dat 120 kilo per paneel weegt. Niet leuk om dat van de zoldertrap af te moeten sjouwen. Wat dan ook nooit gebeurt. Met luistersessies komt men of naar de zolder of alleen de versterkers verhuizen naar beneden. Het rek tenslotte is een maaksel van Musical Affairs waarin veel padoek is verwerkt. Elke (mono) versterker is ontkoppeld op een eigen plaat die is afgeveerd met rubber. Wie denkt dat zelfbouw op dit niveau goedkoop is komt bedrogen uit.
Als ik naar wat prijzen vraag geeft Rob aan: “De platenspeler betaalde ik in deze vorm 1400 euro voor. De eindversterkers komen ook op ongeveer 1400 euro elk, waarvan een groot deel van de prijs in de trafo’s zit. Het amorfe kernmateriaal is erg duur. Daarnaast worden ze op specificatie gewikkeld door Tribute of door Automatic Electric Europe. De voorversterker met voeding kost al snel 600 euro. De CEC betaalde ik 2e hands 1400 euro voor. Speakers zijn samen 1700 euro en de baffle’s waren zeer schappelijk te maken voor 100 euro. De luidsprekerkabels maak ik zelf uit koperen aders, omwikkeld met papier en katoen. Netsnoer is zelf gevlochten PFTE geïsoleerd koper (2,5 mm2) met Furutech connectors. Tenslotte zijn de interlinks van NFO. Cees Piet is de maker die uit zilver, rijstpapier, katoen en zijde wondertjes samenstelt. Zijn vingers slijt hij er kapot op, maar ze zijn ongelofelijk neutraal en laten heel veel informatie door. Het is de favoriete interlink van de meeste van onze vrienden. Cees rekent voor een stereo interlink van 80 centimeter 350 euro en voor een digitale interlink 170 euro. Hij maakt de connectors deels zelf met houten behuizingen, met de gedachte zoveel mogelijk natuurlijk materiaal toe te passen. Wat niet in de genoemde prijzen zit zijn de kosten die experimenteren met zich meebrengt. De kast vol buizen die ik heb liggen, de vele manuren, en de eindeloze stroom koffie die door die en gene in de keel is gegoten. Dat vat ik maar samen onder de noemer hobby, het is niet in geld uit te drukken. Net zo min als het plezier van bouwen en ontwerpen. Of het plezier van het eindresultaat, al blijft de neiging tot verbeteren aanwezig. Geleerd heb ik ook dat veranderen lang niet altijd tot een beter resultaat leidt en ook een stap terug kan zijn. Of dat eerdere ontwerpen nog steeds up-to-date zijn als ik ze voor de lol uit de kast trek en aansluit. In dat verband ben ik ook blij met mensen die hier luisteren en commentaar geven, zou je alles alleen doen dan raak je snel van het juiste pad en creëer je jouw eigen werkelijkheid. Straks komt Cees Piet bijvoorbeeld nog even langs. Gewoon om muziek te luisteren. Iets waar de set voor gemaakt is. Techniek is een middel, muziekbeleving het doel.”