4. Hoe zit het met video?
Daar staat tegenover dat Airplay voor video vooralsnog enkel een videostream kan doorsturen naar een Apple TV. DLNA kan je gebruiken om videobestanden naar nagenoeg elke tv, Blu-rayspeler en mediaspeler met netwerkfunctie te sturen.
5. Hoe goed klinkt het?
Airplay verstuurt muziek lossless door aan 44,1 KHz/16-bit in ALAC-formaat, ongeacht de kwaliteit van het bronbestand. Het is dus een behoorlijk kwalitatieve manier om audio te transporteren. Al wordt een slecht bronbestand er niet opeens veel beter door. DLNA stuurt het bronbestand door. Vooropgesteld dat de ontvanger het kan afspelen, kan je dus ook hi-resaudio streamen. Maar: bij hi-resaudio spreek je over grote bestanden. Als je netwerk niet optimaal is, kan je last hebben van haperingen bij het afspelen.
6. Hoe vlot werken ze?
Airplay is minder flexibel dan DLNA, maar het werkt bijna altijd meteen. Je hoeft er ook niets voor in te stellen - en dat is gebruiksvriendelijk. DLNA is wat lastiger. Omdat DLNA gewoon het streamen regelt, zijn er geen garanties over welke bestandstypes er bij de ontvanger kunnen afgespeeld worden. Het kan dus dat je een zelfde FLAC-bestand naar één DLNA-speaker kan sturen, terwijl het bij een andere niet lukt. Vooral bij video is de ondersteuning van bestandstypes wisselvallig, vooral van merk tot merk. Een MKV afspelen, bijvoorbeeld, lukt niet overal.
Airplay komt ook eerder over als een draadloze 'speaker'. Je bent op je iPhone naar een Qobuz-stream aan het luisteren en je kiest een Airplay-speaker als uitvoerapparaat. Bij DLNA moet je zoeken in mappen op een server (je krijgt wel enkel mediabestanden te zien, er is dus wat structuur) en die dan naar een bestemming sturen. Het is niet onnoemelijk moeilijk, maar net iets minder intuïtief.