Luisteren
Mozarts pianotrio in E, KV 502 door het Beaux Arts Trio is een aardige test voor speakers. De opname laat midden, laag en hoog op een gebalanceerde en gedetailleerde manier horen. Ook de plaatsing van de instrumenten is bij deze opname heel duidelijk – zij het niet volkomen natuurlijk. Al bij de eerste noten is duidelijk dat het bij de Orfeo’s om een faseneutraal ontwerp gaat. De gloed en de natuurlijkheid in de weergave is opvallend. Tweede opvallende kenmerk is het detail in de middentonen en daar net boven. De viool klinkt heel gedetailleerd maar tegelijkertijd niet scherp, zeer natuurlijk. Cello en piano worden door de kleine speakers zeer goed weergegeven, de vleugel is net iets kleiner dan bij speakers met een zeer uitgebreide laagweergave, maar dat valt vooral op in een directe vergelijking.
De aandacht wordt sowieso getrokken naar het midden, waar de muziek zich ook voornamelijk afspeelt. Bij de weergave van de viool hoor je ieder klein verschil in dynamiek en ieder verschil in legato. Het is alsof je precies voelt hoe de strijkstok aangedrukt wordt, dolce is ook echt dolce. Maar meer nog: je wordt heel erg betrokken bij de muziek. Dat geldt ook voor de lagere instrumenten: waar de cello forte heeft, is hij ook duidelijk dominant, maar ook in de pianissimi is het gevoel nog aanwezig.
Bij de piano zijn de impulsen heel pregnant, zoals dat hoort bij dit toets/percussie-instrument. Kenmerkend is dat iedere noot van ieder instrument erg duidelijk weergegeven wordt, zonder dat de muziek ook maar één moment scherp wordt. Hier en daar hoor je wel een nootje bij de viool dat bijna van de snaar afvalt. Maar op zo’n moment hoor je ook meer dan in de zaal, dus het is de vraag of de muzikant het dan fout doet, of dat de microfoon er te dicht bij gestaan heeft. Van een monitorluidspreker verwacht je echter ook dat hij zulke vragen stelt. Kortom, vooral de viool klinkt meesterlijk, maar ook cello en piano worden indrukwekkend weergegeven. De plaatsing is ook prima in orde, al mis je hoogte-informatie. (De Orfeo’s werden overigens beluisterd met twee aparte eindtrappen die weer via gebalanceerde kabels met een klasse-A voorversterker verbonden waren.) Omdat de viool zo mooi klinkt, heb ik nog even geluisterd naar een vioolsonate: Schuberts Sonate in A voor viool en piano D 574, door Gidon Kremer, viool en Valery Afanassiev, piano. Hier werden de gunstige indrukken van het pianotrio nog versterkt.
Als hij de viool zo goed weergeeft, vraag je je meteen af wat een speaker als deze doet met stemmen. Barbara Bonney in de cd Fairest Isle, met Dowland, come again, sweet love doth now invite, lijkt een goede test. Haar stem, die ik in de tijd van de opname regelmatig live gehoord heb, is volkomen herkenbaar. Ook hier net als bij een zeer fijne weergave van alle details, het kleinste zuchtje is duidelijk hoorbaar, alle dictie eveneens en bij de mezzofortes en fortes is geen enkele scherpte hoorbaar – bij een zo lyrische sopraan altijd een mooi criterium. Ook deze opgave vervult de Orfeo feilloos – uiteraard vooropgezet dat er uitstekende voor- en eindversterkers op aangesloten zijn. De luit op de achtergrond is ook zeer goed weergegeven. Nog iets moeilijker opgaven met betrekking tot sopranen wist de Orfeo ook goed te vervullen: de twee sopranen in La Cenerentola (met Bartoli) en in Mozarts mis in c klonken alle vier heel anders en waren goed uit elkaar te houden. Een iets andere aansluiting van de kabels veranderde daar niet wezenlijk iets aan: goed voor de aanpassing aan de akoestiek, maar het wordt geen andere weergave. Ook Angelika Kirchschlager is in Schumanns ‘Frauenlieben und -leben’ net zo prachtig als in haar concerten: veel lyriek gecombineerd met iets dat doet denken aan een jongenssopraan, zoals je dat bij een mezzosopranen die Hosenrollen zingt zou verwachten.
Teleurstelling
Via de Hosenrollen gaan we dan naar een echte man, maar we blijven bij Schumann: Christoph Prégardien in het tweede Kerner lied (opus 35 nr 2, Stirb, Lieb und Freud). De tekst uit het laatste lied van Frauenliebe und Leven schoot me meteen te binnen: hier stelde de Orfeo me voor de eerste keer teleur. Prégardien, wiens stem voor een tenor zeer baritonaal kan klinken, is gereduceerd tot een hogere tenor en wordt ontdaan van zijn warmte. Zou dit te compenseren zijn met een andere aansluiting? Hoewel de gebruiksaanwijzing rept van een kleine accentwijziging, is het verschil hier gigantisch: met deze aansluiting klinken Prégardien en de vleugel – beter gezegd Michael Gees – ineens precies zoals ik ze ken uit vier verschillende zalen waarin ik ze gehoord heb.
Vanaf nu luister ik alleen voornamelijk met deze kabelaansluiting naar de Orfeo’s. Opvallend is ook dat met de lage aansluiting het gemis in het uiterste laag heel snel vergeten kan worden, terwijl je bij de neutrale aansluiting je je van tijd tot tijd afvraagt of een grotere speaker het niet beter zou doen.
Dat roept de vraag op wat de kleine Orfeo’s doen met nog lagere tonen. Aan het begin van het vierde deel van Beethovens negende symfonie spelen de celli en contrabassen ‘Alle Menschen werden Brüder’ geoctaveerd. In de opname van het Gewandhausorchester Leipzig o.l.v. Kurt Masur doen de Orfeo’s het weer heel goed: celli en contrasbassen zijn steeds duidelijk te onderscheiden en zelfs de verschillen in dynamiek zijn goed hoorbaar. Het laag is erg droog en aan het begin van deze symfonie klinken de pauken bovendien zeer goed en uiteraard is het een genot om naar de strijkers – en de houtblazers – te luisteren.
Een beetje tegen beter weten in besloot ik daarna Prokovjevs cellosonate in C opus 119 (Yo Yo Ma en Emanuel Ax, Sony classical) te beluisteren. Dat is een opname die eigenlijk alleen echt indrukwekkend is via speakers die heel goed zijn in het weergeven van zeer lage tonen. Hier werden de grenzen van de fysica dan ook duidelijk: een passieve luidspreker van beperkte grootte kan nu eenmaal tonen rond de dertig en veertig Hertz niet zo laten horen als een kast waar je vier Orfeo’s in kunt stoppen. Al hoorde je nog wel alle tonen, hier ontbrak ineens de werkelijkheidsbeleving. Toch kun je dit de Orfeo’s niet kwalijk nemen, ook menige veel grotere speaker laat het hier afweten. Doordat de laagste tonen te zwak waren, ontbrak de emotie. Theoretisch zou u voor dit soort opnamen de Orfeo’s kunnen combineren met een woofer, maar waarschijnlijk is dat zonde. Alle popmuziek waarbij het om de indrukwekkende stemmen gaat, klinkt in ieder geval prachtig.
Conclusie
Verbazingwekkend muzikale speakers die met de juiste aanpassingen aan de akoestiek van de kamer vrijwel alles behalve de allerlaagste tonen heel muzikaal en gedetailleerd weergeven. Het is een tweewegsysteem met alle voordelen ervan, maar zonder veel nadelen. Ideaal voor wie wil genieten van stemmen en strijkers, of gewoon van vrijwel alle klassieke muziek en jazz en popmuziek waarbij stemmen natuurlijk moeten klinken.
Het uiterlijk maakt ze erg geschikt voor vrijwel alle interieurs. Je zou ook kunnen zeggen (want luidsprekers schijnen toch nog steeds vooral iets voor mannen te zijn): de WAF (wife acceptance factor) is vrij hoog. Maar je zou ook kunnen zeggen dat ze een hoge allround AF hebben: het zijn speakers waar je altijd graag naar luistert. Door de gloed in de klank, de evenwichtige en in fase-weergave van de boventonen zijn ze altijd natuurlijk terwijl ze toch de allerfijnste details laten horen. Â Dat lijkt iets heel eenvoudigs, maar het is nu juist een zeer bijzondere eigenschap.