In de luisterruimte staat al enige tijd de Townshend Allegri Reference passieve voorversterker. Dat is best een gebeurtenis die je even uit de comfortzone drijft. De setjes die steeds tijdelijk opgebouwd worden om een review te schrijven worden doorgaans voorzien van een actieve voorversterker. Naast deze passieve voorversterker heeft Townshend hier nog een pretpakket achtergelaten met wat kabels en seismische platforms. Het volgende is daarom eerst een uitgebreid achtergrondverhaal over voorversterkers, en vervolgens een review van de Allegri Reference.
Review in English? Click here
Voorversterkers; een introductieÂ
Voorversterkers vormen een specifieke uitdaging op het mentale vlak. Een lange ervaring heeft geleerd dat er maar heel weinig voorversterkers zijn die het knuffelhormoon in onze hersenen activeert. Kennelijk is het ontwerpen van een uitmuntende voorversterker voor de meeste fabrikanten een brug te ver. Veel exemplaren klinken meer als een stofzuiger van een onbekend Russisch merk. Fabrikanten komen over het algemeen met best zeer goede eindversterkers. Maar, als je de bijpassende voorversterker aansluit, dan gaat de prestatie van het geheel down the drain. Dezelfde eindversterker presteert met een echt goede voorversterker op een aanzienlijk hoger niveau. Dat is al heel lang een dagelijkse ervaring in de luisterruimte. Koester dus een echt goede voorversterker. Dat is een uniek en kostbaar bezit. Je kunt daar tientallen jaren mee doen.
Voor wie dezelfde haat-liefdeverhouding heeft met voorversterkers is het beste alternatief geen voorversterker. AirTight uit Japan bouwde ooit een reeks integrated amplifiers met alleen een cd-ingang. Het meest zuivere signaal wordt dan overgedragen aan de eindstage. Maar goed, fabrikanten hebben altijd hun eigen verhaal waarom hun voorversterker de beste is en waarom alternatieve concepten van de concurrent niet deugen. Dat heet marketing en een beetje verstandige consument legt al die babbels gewoon naast zich neer. Ondergetekende is al jaren bezig om een lijstje te maken met de best presterende voorversterkers. Soms doet een exemplaar uit de vijftiger jaren, dat je op de rommelmarkt tegenkomt voor 50 euro, de truc en soms is het een modern exemplaar met een prijskaartje van een halve ton. Wat is er zo lastig aan het ontwerpen van een uitmuntende voorversterker?Â
Een bekend alternatief is de zogenaamde passieve voorversterker, die eigenlijk helemaal geen versterker is. Platweg gezegd is het gewoon een volumeregelaar in een kastje. De term alleen al opent het internet-riool, waar talloze volledig haaks op elkaar staande meningen te vinden zijn. Als consument ben je aan de beesten overgeleverd. Haal uit die hele berg verbale puin maar eens een paar waardevolle, onderbouwde en genuanceerde meningen, die er natuurlijk ook te vinden zijn.    Â
Verdere geschiedenis
Tijdens de vroegste ontwikkeling van elektronische audio-apparatuur waren er aanvankelijk versterkers, maar met een veel gevoeliger ingang voor de signalen van platenspelers en microfoons. Feitelijk de voorloper van de huidige integrated versterker. Niet lang daarna ontstonden aparte voorversterkers. eindversterkers met ingangen op lijnniveau (hoewel de exemplaren van het Engelse LEAK ook nog een hoge gevoeligheid kenden) en de integrated versterkers van merken als Fisher, Eico en Scott, die een vorm kregen die we vandaag de dag ook nog herkennen. Men ontdekte al heel snel bij die eerste 'integrated' versterkers dat het voeren van low-level signalen en de toepassing van allerlei gevoelige versterker-stages in de buurt van grote transformatoren, de geluidskwaliteit niet ten goede kwam. Dat was een reden voor de ontwikkeling van separate voorversterkers. In eerste instantie mono-exemplaren.
Met de komst van stereo gingen consumenten twee mono-eindversterkers en twee mono-voorversterkers toepassen. Pas later werden de stereo eindversterker en de stereo voorversterker ontwikkeld. De eerste voorversterkers waren vooral gericht op de versterking van heel zwakke signalen. In die begintijd bestonden er weinig bronnen die een signaal op lijn-niveau aanboden. Alleen de tuners, zoals bijvoorbeeld de LEAK AM VS-Tuner, die ontwikkeld werd door Winston Electronics in opdracht van Harold Leak.
Zwakke signalen
De zwakkere signalen kwamen in die tijd van de grammofoons, met kristal en mm cartridges, er waren microfoonsignalen en sommige voorversterkers hadden een tape head ingang. Voor de radio-ontvangers was er dan een enkele lijningang. Omdat in de vijftiger jaren de RIAA-curve niet bestond en elk platenlabel een eigen equalisatie toepaste, hadden veel voorversterkers correctie-curven aan boord voor de diverse labels. De eerste voorversterker van LEAK was de RC/PA. Die had maar drie ingangen. Voor radio, microfoon en een platenspeler. Er waren geen equalisatie-curven aan boord voor de verschillende platenlabels. De gevoeligheid van de PU-ingang was maar 50mV, maar veel phono-cartridges uit die tijd hadden een redelijk hoge output.
Later kwamen er voorversterkers met uitgebreide equalisatie-curven. Bij LEAK was dat de RC/PA/U, die met een drietal curven (voor Decca, Colombia en 78t) kwam. Maar de bekende McIntosh C8 record compensator had al veel meer equalisatie-curven. Aan het einde van de jaren vijftig hadden veel voorversterkers equalisatie-curven, een tape-ingang, toonregelingen en filters. De algemene naam van deze voorversterkers was Mono Control Unit. De Audiomaster Mono Control Unit van W&N Electronics in London had een enorme hoeveelheid equalisatie-curven en zelfs al voor de komende nieuwe RIAA-norm. Daarnaast verschillende tape equalisatie-curven en een curve voor moderne 78-toeren platen (op vinyl). Veel platenverzamelaars hebben nog mono-materiaal dat nog niet gesneden is volgens de RIAA-standaard. Die gebruiken nog vaak deze klassieke voorversterkers om die platen af te kunnen spelen.Â
Stereo
Aan het begin van de jaren zestig kwamen er vervolgens Stereo Control Units. Met een balansregelaar als nieuwe feature. Daarnaast waren er dan soms filters en toonregelingen aan boord. Vanaf het begin heeft de voorversterker ook een functie gehad als signaal-router. Het maken van een keuze tussen de beschikbare bronnen en dat signaal naar de eindversterker sturen. Later in de geschiedenis werden de lijningangen belangrijker. Tuner, cd, converter, DAT, cassettedeck, open reel en er kwam ook een monitor-ingang en tape-loop. Er is later zelfs een hele generatie voorversterkers geweest zonder ingang voor een platenspeler. Dat is nu weer voorbij, want vinyl is booming.
Het succes van vinyl blijkt onder andere uit het gegeven dat het Japanse Audio Technica momenteel een backorder heeft van een miljoen platenspelers. De voorversterker werd in ieder geval steeds meer een router, equalizer en vaak een multichannel Dolby Digital voorversterker. Moderne voorversterkers hebben soms zelfs een dac, roomcorrection en een streamer aan boord. Wat er, even los van de eventuele phono-aansluiting, volledig overbodig is geworden, is de mogelijkheid om een signaal te versterken. Veel moderne bronnen leveren een sterk lijnsignaal. Meestal werkt de voorversterker daarom als verzwakker. Je hebt dan eerst een stukje elektronica om te verzwakken en vervolgens is er weer een actieve schakeling om die signalen op een bepaald hoger lijnniveau te krijgen. Sommige moderne voorversterkers hebben daarmee iets weg van professionele studio-mengtafels. Tussen de ingang en de uitgang bevinden zich meerdere verzwakkers en net zoveel versterkers. Dat kan invloed op de signaalkwaliteit hebben en de puristen moeten bij deze gedachte weer naar de fles met kalmerende middelen grijpen.
De tegenreactie bestond, toen de high-end zich in de jaren tachtig ontwikkelde, uit de komst van puristische voorversterkers met alleen een volumeregelaar, een paar ingangen en intern zo simpel mogelijk opgebouwde schakelingen. Een andere reactie was de komst van een simpeler integrated ampifier. Met vaak alleen een volumeregelaar en ingangskeuze. De puristen geven aan dat al het andere onnodig is. Dat is vaak waar. Een goed geplaatst en gematched systeem in een goede akoestische ruimte hoeft niet aangepast te worden met allerlei filters, equalizers en balansregelaars op een voorversterker.
De passieve 'voorversterker'
Een andere insteek op het voorversterker-vraagstuk bestond uit de komst van de passieve voorversterker. Die beweging ontstond vanuit de puristische high-end gedachte dat je zo simpel mogelijke schakelingen toe moet passen en alle overbodige elektronica het beste weg kunt laten. Daar is in theorie natuurlijk een kern van waarheid. Maar, de discussie past weer in het rijtje van de oeverloze discussies over tubes versus solid state, digitaal versus analoog, fysieke media versus streaming, balanced power of recht uit de muur, mc versus mm en passieve versus actieve voorversterkers. Op een hoger abstractieniveau zou iedereen onderhand moeten begrijpen dat het achterliggende technische principe minder belangrijk is dan hoe je die techniek in de praktijk implementeert. Dus, er zijn hele goede passieve voorversterkers en ook hele slechte. Afhankelijk van hoe je met die techniek omgaat. Ooit bouwde Cello een passieve voorversterker met de naam Etude. Deze passieve attenuator was geen succes en werd door meerdere spraakmakende magazines volledig afgebrand. Dat, terwijl de voorversterkers van dit merk tot de beste in de wereld behoren.
Weg met actieve elektronica
De meeste moderne bronnen kunnen rechtstreeks een eindversterker aansturen. Als je geen versterking nodig hebt, kun je het beste alle actieve elektronica ook weglaten. Puur theoretisch gezien is er iets positiefs te zeggen over deze benadering. Een voorversterker voegt hoe dan ook iets toe of laat iets weg aan het signaal. In beide gevallen vermindert de kwaliteit. Er bestaat geen enkele voorversterker zonder herkenbare signatuur, maar versterking is de afgelopen jaren wel neutraler geworden. Een passieve voorversterker bestaat dus idealiter uit een volumeregelaar en een aantal lijningangen. Een phono-versterker is voor de kritische muziekliefhebbers dan vaak een los apparaat. In een passieve voorversterker zal er veel minder invloed zijn van storingen.
In de meest simpele vorm is een passieve voorversterker een potentiometer in een kastje of een stappenswitch met weerstanden. Je kunt makkelijk zelf zo'n ding bouwen. Koop op eBay de bekende blauwe Alps potmeter, een kastje en wat cinch chassisdelen. Vraag de handige neef hoe je dat aan elkaar soldeert en je hebt voor pakweg 50 euro een leuke passieve voorversterker om eens mee te spelen, voordat je een Allegri aanschaft. Neem voor de Alps een logaritmisch type van 10K (10KAx2, RK27112A00A5). Aan de andere kant zie je dan weer dat sommige passieve voorversterkers barstensvol elektronica zitten. Een microprocessorboard om de relais voor de ingangskeuze en de verzwakkings-stappen te sturen en fraaie displays die dan de systeemstatus aan moeten geven. Theoretisch gesproken kan deze elektronica invloed hebben op het audiosignaal, maar in de praktijk is die invloed marginaal.
Basistypen
Een passieve voorversterker is in principe altijd een verzwakker. Het basismodel van de meeste passieve voorversterkers bestaat uit een combinatie van een verzwakkend element en een routerfunctie. Via de beschikbare ingangen kan dan een bron worden gekozen, die vervolgens in volume kan worden geregeld. Voor de verzwakker zijn verschillende technieken mogelijk. Meestal de klassieke potentiometer, in allerlei vormen. Voordelen zijn het continue regelbereik. Er kan gekozen worden tussen een logaritmisch verloop (optimaal voor audio) of een lineair verloop. Daarnaast zijn er verschillende materialen zoals koolstof of 'plastic conductive'. Die materialen kunnen eventueel ruis veroorzaken, maar hebben ook invloed op de gelijkloop en hoe constant de curve verloopt.
Het voordeel van een potmeter is dat er een constante impedantie is vanuit de source (=broncomponent) gezien. De eigenschappen van het aangevoerde signaal veranderen dus niet als er aan de knop wordt gedraaid. Aan de uitgang van de passieve volumeregelaar (pvr) wordt een eindversterker aangesloten met bijvoorbeeld een ingangsimpedantie van 90kOhm. In de laagste volumestand is de uitgangsimpedantie van de pvr in theorie dan nul. Dat geeft geen limitaties. Bij vol volume is de uitgangsimpedantie van de pvr gelijk aan de uitgangsimpedantie van de source, die vervolgens afgesloten wordt door die 90kOhm. Dat is ook geen limiterende factor ten aanzien van de geluidskwaliteit. Het is dan wel nodig dat de uitgangsimpedantie van de source aanzienlijk lager moet zijn dan de ingangsimpedantie van de eindversterker, maar dat is een algemene wetmatigheid. Het gaat niet goed als de uitgangsimpedantie van de source bijvoorbeeld boven de 30K komt te liggen.
Een richtlijn is dat de load (ingangsimpedantie van de eindversterker) vier keer groter moet zijn dan de uitgangsimpedantie van de source. Zo niet, dan kan dat geluidsmatige consequenties hebben. In de praktijk zal dat meevallen. Er zijn nauwelijks sources met een erg hoge uitgangsimpedantie. Een passieve voorversterker met een potmeter, kan dus goed werken, maar ruis en het niet gelijk lopen van de beide stereo-helften kan een probleem vormen. Dus, hoe beter de potmeter......
Stappenverzwakker
Voor de pvr kan ook een stappenschakelaar worden gebruikt. Bij gebruik van precisieweerstanden kan de gelijkloop (tussen de beide kanalen voor stereo) erg nauwkeurig zijn. Afhankelijk van het aantal stappen kunnen die als te grof of als voldoende worden gezien. Een nadeel kan zijn dat het audiosignaal nog steeds via materialen (weerstanden) moet lopen die ruis kunnen opwekken. Ook zijn echte precisieweerstanden kostbaar.
De ideale passieve voorversterker heeft dus een oneindig hoge ingangsimpedantie (belast de source dus niet) en een uitgangsimpedantie van nul (belast de eindversterker dus niet). In de praktijk kan deze ideale situatie niet bestaan. Het verhogen van de input impedantie, verhoogt de uitgangsimpedantie en andersom. Maar, als er moderne elektronica wordt ingezet, dan is de input impedantie van de passieve voorversterker voldoende hoog in relatie tot de uitgangsimpedantie van de source en de uitgangsimpedantie van de passieve voorversterker voldoende laag in relatie tot de ingangsimpedantie van de eindversterker. Dat geldt ook voor een actieve voorversterker.
Kritiek
De belangrijkste kritiek op passieve voorversterkers is dat ze niet genoeg power leveren om een eindversterker aan te sturen via een kabel en dat er een verlies aan hoge tonen en dynamiek kan ontstaan. In de praktijk is de uitgangsimpedantie van een passieve voorversterker (en actieve voorversterkers) geen nul. Dat kan in theorie leiden tot een zeer gering verlies van voltage. Ook ontstaat er, samen met de capaciteit van de kabel, een filter. Dat kan leiden tot een verlies van hoge tonen. Wie zou gaan meten ontdekt dat dit theoretisch waar is, maar in de praktijk geen enkele rol speelt. Alleen met een bron met een extreem hoge uitgangsimpedantie, die via een passieve voorversterker en een achterliggende kabel met een te hoge capaciteit een eindversterker aanstuurt, zou dat kunnen leiden tot enig verlies van hoge tonen. Los van reactief kijken, levert een passieve voorversterker met een resistief element (weerstanden) de maximale uitgangsimpedantie al als de regelaar op half volume staat ten opzichte van het volume van het ingangssignaal. Afhankelijk van de potmeter (lin of log), wordt die maximale uitgangsimpedantie al bereikt als het signaal wordt afgenomen op de plaats waar zich 25% van de weerstand van de regelaar bevindt. Bij een log regelaar is het volume dan al zowat volledig opengedraaid.
In gewoon Nederlands staat hier dat bij heel zacht luisteren, de uitgangsimpedantie van de passieve voorversterker al een optimale waarde heeft. Dat betekent eigenlijk dat als je het volume vanaf dat punt harder draait, de uitgangsimpedantie hoger wordt en het signaal eigenlijk slechter. Maar, in de praktijk en onder zeer slechte condities praat je over een verzwakking van hoge tonen boven de 20kHz van hooguit 0.3dB. Voor wie zelf een passieve voorversterker wil bouwen, kan dat op basis van een log-potmeter van 10K. De meeste sources kunnen dat aansturen en die 10K staat parallel aan de ingangsimpedantie van de bestemming (eindversterker).
Weg met de argumenten
In ieder geval vervallen met het bovenste verhaal de meeste argumenten tegen het gebruik van passieve voorversterkers. Regelaars op basis van weerstanden kunnen ruis genereren. Maar, dat is minimaal. Het moet wel zo zijn dat de bron voldoende uitgangsspanning heeft om een eindversterker volledig uit te sturen. Passieve voorversterkers versterken namelijk niet. Dat is een geldig argument waarom een passieve voorversterker in specifieke situaties niet voldoet. Namelijk als een eindversterker te veel ingangsspanning nodig heeft om vol uitgestuurd te worden. De dynamiek die je beleeft is feitelijk de dynamiek die de bron levert. Die kan mogelijkerwijs alleen afnemen als de passieve voorversterker slecht is ontworpen of als de uitgangsimpedantie van de bron veel te hoog is.Â
Transformator-gebaseerde passieve voorversterkers
Het zal inmiddels duidelijk zijn dat de uitdaging voor elk type actieve of passieve voorversterker is om controle te houden over wat er binnen het 'impedantiedomein' gebeurt. Dat gaat dan over de te hoge uitgangsimpedantie van de bron, de te hoge ingangsimpedantie van de voorversterker, de te hoge uitgangsimpedantie van de voorversterker en de te lage ingangsimpedantie van de eindversterker. Die te hoge waarden kunnen stuk voor stuk leiden tot een verlies van dynamiek, drive en afwijkingen in de frequentiecurve. De op een transformator gebaseerde passieve voorversterker heeft geen materialen die een weerstand hebben in de zin zoals potmeters en stappenschakelaars dat hebben. Er is dus geen issue met mogelijke ruis. Veel trafo-gebaseerde passieve voorversterkers hebben een enkele lange winding met aftakkingen. Elke aftakking correspondeert dan met een bepaalde mate van verzwakking (decibel niveau). Door combinaties te maken van die aftakkingen, kan een bepaald uitgangsniveau gekozen worden. Voor die keuze kan een stappenschakelaar worden genomen of een, eventueel door een microprocessor gestuurde, bank met relais die dan de combinaties maken.Â
Ook bij een op een transformator gebaseerde passieve voorversterker speelt dat er controle moet zijn binnen het impedantiedomein. Bij de Allegri Reference is er een zeer kleine invloed op de frequentie-response op basis van de impedantie van de bron en de stand van het volume. Townshend geeft op dat de uitgangsimpedantie bij vol volume open niet boven de 150 ohm komt. De ingangsimpedantie is dan bij een normaal luisterniveau (-10dB, volgens Townshend) 200kOhm en daalt bij vol volume open naar 20kOhm, indien de ingangsimpedantie van de eindversterker 20kOhm is. Tijdens de review heeft een van de gebruikte eindversterkers een ingangsimpedantie van minimaal 100kOhm (unbalanced). De bron, in de vorm van een converter, heeft een uitgangsimpedantie van 100ohm. Dat zijn cijfers die de Allegri niet in de problemen brengt. De Allegri Reference heeft een extreem lage vervorming die onafhankelijk is van het volumeniveau en van de load.
Townshend Allegri Reference
De Allegri Reference biedt een regelbereik van 72.5dB in 129 stapjes van 0.5dB. De secundaire wikkeling van ieder van de beide aanwezige autotransformers bestaat uit 260 meter draad van 0.1mm. Dat draad is 48 keer gewonden rondom 48 pennen. Die pennen maken contact met 96 gold contact reed-relays van aerospace kwaliteit. Ze staan ieder garant voor minimaal 30 miljoen keer schakelen. De aanwezige microprocessor bouwt voor elk van de ingestelde 129 volumestapjes een configuratie van die relais op, zodat zo'n gekozen stapje de juiste mate van verzwakking biedt.
In navolging van de Townshend audiokabels gebruikt het bedrijf de zelf ontwikkelde Fractal wire, die ook nog cryogeen is behandeld. U kunt met deze voorversterker dus 30 miljoen keer het volume wijzigen/instellen, voordat het apparaat aan een servicebeurtje toe is. Als u een wat nerveuze luisteraar bent, die elke dag honderd keer het volume wijzigt, dan moet u in het jaar 2843 met uw hifi-dealer bellen om een setje nieuwe relais aan te schaffen. Misschien verstandig om deze afspraak vast in de agenda te zetten.
De TechniekÂ
De door Townshend toegepaste autotransformer heeft een smallere core in vergelijking met andere transformatoren in de markt. Dat resulteert in een meer lineaire frequentiecurve, die tussen de 0.1dB punten reikt van 0.8Hz tot 80kHz. Ook de transient response van de trafo is dan beter. Bij een transformer-volumeregeling is het frequentiebereik onder andere afhankelijk van de waarde van de load waarin het signaal wordt gestuurd en van de mate van ingestelde verzwakking. Fabrieksmetingen geven aan dat er bij een 10dB verzwakking in een load van 20kHz een kleine toename is (max. 0.4dB) vanaf 15kHz. een vergelijkbaar verhaal geldt voor stappenverzwakkers met weerstanden.
De algemene theorie geeft aan dat als er grote afwijkingen zijn van het principe dat de bron een lage uitgangsimpedantie moet hebben, die stuurt naar een hoge uitgangsimpedantie, dat er dan gevolgen kunnen zijn voor de frequentie-curve, transient-response en dynamiek. Dat geldt voor het voeren van een signaal via een potmeter, een stappenschakelaar of een autotransformer, voor de aansluiting via kabels van bijvoorbeeld een voorversterker op een eindversterker en voor de aanpassing van een phono-cartridge op een phono-ingang. Je kunt het dus fout doen, door de keuze van componenten die niet bij elkaar passen of door de verkeerde kabels.
De algemene opinie met betrekking tot het gebruik van autotransformers is dat de eventuele problemen die kunnen ontstaan als gevolg van het ingestelde verzwakkingsniveau en de loading eigenlijk verwaarloosbaar zijn. Het zal ook duidelijk zijn dat de Allegri Reference een zeer lage vervorming en een hoge kanaalscheiding heeft. De verbindingen kunnen worden gemaakt met xlr of rca kabels. Er zijn 5 ingangen en 3 parallel geschakelde uitgangen. De symmetrische in- en uitgangen zijn pseudo-symmetrisch. Deze Allegri is intern niet balanced opgebouwd. De negatieve input (en ook de output) zijn doorgeschakeld met pin 1. Het is dus een single ended systeem.
De Allegri Reference heeft 5 lijningangen (xlr en rca), een groot display met aanduidingen in dB of in numerieke stappen van 0-129, en een ingangskanaal-aanduiding. Er is een knop voor de kanaalkeuze en een voor het verzwakkingsniveau. De dB stapjes zijn elk 0.5 dB. Via de Apple afstandsbediening zijn deze functies allemaal toegankelijk. Er is een losse voeding voor de microprocessor, de relais en het display. Het is mogelijk om een betere voeding aan te sluiten, maar in de praktijk blijkt dat zinloos te zijn.Â
Twee setjes
De Allegri Reference is in twee voor dat doel opgebouwde setjes beluisterd. Na een paar dagen luisteren worden die setjes weer gesloopt en de apparatuur gaat terug naar importeurs, winkels, het magazijn en sommige audio-vriendjes. Dat is veel gedoe, maar het is vrijwel onmogelijk om een review te doen met steeds dezelfde set. Voor een broncomponent is dat wat vaker mogelijk, maar versterkers en luidsprekers moeten nou eenmaal matchen. Toch geldt voor broncomponenten dat je een draaitafel of cd-speler van een zeer hoge kwaliteit niet kunt beoordelen in een setje van mindere kwaliteit. Dus een goed testsysteem opzetten is best arbeidsintensief. Steeds een andere set hebben heeft ook als voordeel dat je je opgebouwde soundje niet als een soort referentie gaat nemen. De eerste set stond toevallig nog even paraat in een van de luisterruimtes.
Akoestische bubble
De tweede set moest helemaal opgebouwd worden. Het tunen duurde 3 uur en er was wat gedoe met kabels. De bedoeling was dat het systeem zo natuurlijk mogelijk zou moeten klinken. Zodra een kabeltje dan iets van korreligheid of verstoringen in de lineariteit van het frequentiegebied veroorzaakt, heb je ogenblikkelijk het gevoel dat het geluid niet meer natuurlijk klinkt. Wat het tweede systeem deed na het tunen, kan uiteraard niet volledig toegeschreven worden aan de Allegri Reference. Maar, het doel was om een systeem te bouwen met een volledige 3D immersive soundstage, realistisch klinkend en uiteraard zo neutraal als verf zonder kleur, wit of zwart. Dat is gelukt, zelfs met de toepassing van een actieve voorversterker. Zo'n 3D immersive soundstage wil zeggen dat het geluid echt holografisch is en als een soort akoestische bel helemaal vrij in de ruimte hangt. Eigenlijk een van de leukste dingen die je met een audiosysteem kunt doen.Â
Een voorbeeld van wat er dan kan gebeuren is dat de bas, die in het rechterkanaal te horen is op Friedrich Gulda's bekende Blues for HG, gewoon rechts naast je staat. Op Horace Silver's Calcutta Cutie (Song for my Father), staat het slagwerk rechts naast de luisterpositie en de blazers pal links naast de luisterplaats. Ook Groove Me Up van Gare du Nord biedt een immens breed stereo panorama. Als luisteraar wordt je als het ware opgenomen in de akoestische bubble. Dat is een iets verdergaande ervaring dan de stage die uit een recht lijntje bestaat tussen beide luidsprekers en waar je de verschillende instrumenten netjes naast elkaar hoort zonder verdere diepte, hoogte en breedte. Je krijgt zo'n immersive stage natuurlijk ook niet met elke combinatie van audio-componenten voor elkaar. Er moet even voor gewerkt worden.Â
Luisteren
De Allegri Reference draait dus in twee zo neutraal mogelijke systemen, maar in elk systeem is eerst een actieve voorversterker geplaatst die goed matched in die sets. Omschakelen naar de Allegri betekent niet dat er wereldschokkende veranderingen plaatsvinden, maar dat komt simpelweg omdat de gebruikte actieve voorversterkers ook al een hoog kwaliteitsniveau hebben en zeer neutraal opereren. Maar, wat er verandert na het inschakelen van de Allegri Reference is zeker opmerkelijk. De tonale balans wordt meteen teruggezet naar zoals die op het afspeelmedium (cd, bestand of stream) is geregistreerd. Dat valt het meeste op met het laag. Veel audiosystemen blazen het laag op, als gevolg van foute kabels, een foute match en bijvoorbeeld een voorversterker die het laag accentueert of gewoon, vanuit het ontwerp, om zeep helpt. Dat gebeurt niet met de Allegri. Die geeft de tonale balans weer zoals geregistreerd. Het maakt duidelijk dat sommige klassieke opnames minder laag laten horen. Het audiosignaal klinkt ook heel schoon. Letterlijk alsof er een stukje vervorming verdwenen is. Op bepaalde opnames heb je van die samenklinkende instrumenten en stemmen die vast gaan lopen en daardoor minder transparant en los blijven klinken (intermodulatie vervorming). Met de Allegri is dat probleem helemaal weg. Een actieve voorversterker introduceert hoe dan ook een ingewikkeld complex van vervormingen, invloeden van EMI en RFI, tonale afwijkingen, afwijkingen in de tonale balans, faseverschuivingen enzovoorts.
Over de volumeregeling in een actieve voorversterker zijn hele boeken geschreven. Elke fabrikant heeft wel iets bedacht dat dan extreem goed zou moeten zijn. Digitaal, op basis van opto-techniek, stappenschakelaars met weerstanden die de NASA gebruikt, vca's die met een stuurspanning worden bediend, de beroemde Alps-potmeter en oplossingen met een stukje elektronica dat met een rotary encoder wordt aangestuurd. Maar, elke oplossing heeft voor- en nadelen. Hoe goed zo'n voorversterker ook is, het is een optelsom van alle ellende die je maar kunt veroorzaken met elektronica. Ons gehoororgaan is zo extreem gevoelig, dat we dat hele complexe ook nog waarnemen. Dat resulteert kennelijk in iets dat we als onnatuurlijker ervaren. Waarom, zonder het te zien, weten we vrijwel direct of weergegeven geluid uit luidsprekers komt of uit echt spelende instrumenten? Als je de hele complexiteit van een voorversterker vervangt door een passieve voorversterker, dan ruim je kennelijk toch een aantal oorzaken op die maken dat we geluid als artificieel ervaren. Misschien eens nadenken over een passieve eindversterker?
Natuurlijk en tranparant geluid
Er is verder niets te merken van een afname in dynamiek of ruimtelijkheid van de weergave. Ook geen afname van detaillering, focussering en klankkleur. Het nettoresultaat is feitelijk dat het systeem natuurlijker gaat klinken en veel minder hifi-achtig. Je realiseert je op zo'n moment dat veel systemen nog een soort onnatuurlijk geluid presenteren. Iets dat niet bestaat als je akoestische instrumenten in een studio beluistert. Om eerlijk te zijn, komen de betere actieve voorversterkers best in de buurt van wat de Allegri doet. Zulke versterkers zijn ook minder 'hifi', klinken neutraler en hebben vaak niet het type vervorming dat de Allegri uiteraard totaal mist.
In vergelijking met de in eerste instantie stiekem aangesloten actieve voorversterker was het verschil met de Allegri niet heel groot. Maar toch was het wennen. Er gaat dan een aantal dagen voorbij van twijfel. Dat is een natuurlijk afweermechanisme. Je verandert iets in de leefomgeving. Gevaar ligt op de loer. Is de nieuwe situatie wel veilig en is het echt waar wat je dan hoort? Maar, to be fair, gaandeweg is er steeds meer waardering ontstaan met wat het systeem, inclusief de Allegri, is gaan presteren. Een gevoel van rust. Iets dat zegt dat die waarneming dichter in de buurt ligt van echt live-geluid. Eenzelfde proces als verliefd worden. Dit keer niet op iets blonds, intelligents en met een prettig karakter (er wordt hier geen biertje bedoeld), maar op een metalen doos met enkele honderden meters koperdraad en klikkende relais. Hoe romantisch is dat. Lijkt op een verdere voortzetting van de deformatie van de menselijke soort.
Net zoals met de blonde dame, zal de Allegri niet ieders cup of tea zijn. Het signaal aan de uitgang van zo'n passieve voorversterker is het signaal dat de bron uitstuurt. Dat moet sterk genoeg zijn om de eindversterker volledig uit te kunnen sturen. Voor wie erg vastzit aan de geneugten van een flink kleurende en prettig vervormende voorversterker, zal het samenwonen met de Allegri lastig zijn. Maar, ondergetekende is langzaam verschoven van 'dat zal dan wel weer' tot 'het is niet zeker of er nog een leven mogelijk is zonder die Allegri'.
Ultieme ervaring
De uiteindelijke ervaring met de Allegri is toch dat het geluid natuurlijker en transparanter overkomt, zonder nou precies te kunnen pinpointen hoe dat allemaal ontstaat. Ondergetekende zit met betrekking tot de Allegri nog steeds in een soort incubatie-tijd. Terwijl de meeste hier opgebouwde systemen al een toonbeeld zijn van vooral niet klinken als een opgefokte hifi-setup.
Toepassing van de Allegri zal ook bij veel hifi-adepten tot ontwenningsverschijnselen aanleiding geven. Maar, het omgekeerde proces is misschien nog wel lastiger. Terug naar een actieve voorversterker kan betekenen dat de korreligheid, de invloed op de tonaliteit en de verstoorde tonale balans als behoorlijk afwijkend van de realiteit zullen worden ervaren. Vanzelfsprekend ook afhankelijk van de kwaliteit van die actieve voorversterker.Â
EpiloogÂ
Less is more. Dat geldt ook grotendeels voor hifi-systemen. Op een hoger abstractieniveau is een hifi-systeem een samenstelling van allerlei soorten vervorming en afgrijselijke problemen. Wie een audioshow bezoekt zal toe moeten geven dat de meeste systemen een geluid produceren dat vaak ver afstaat van natuurlijk en realistisch geluid. Luister maar eens naar een paar kids van de muziekschool. Viool, gitaar, een tamboerijn en dwarsfluit. Durf je echt te beweren dat jouw hifi-set daar zelfs maar in de buurt komt?
Er zijn maar enkele systemen in de wereld die geluid op een enigszins geloofwaardige manier kunnen presenteren. Dat heeft ook vrijwel niets te maken met de hoeveelheid geld die je dan investeert. Platweg gezegd neem je middels de toepassing van de Townshend Allegri Reference afscheid van een enorme hoeveelheid vervorming. Dat is echt waarneembaar, vraagt om enige gewenning, maar na een langdurige strijd met je ego, dat verblindend werkt en ervoor zorgt dat je vaak met een bord voor je kop loopt, moet je toegeven dat zo'n hifi-systeem weer iets dichter in de buurt komt van een natuurlijke weergave.Â
Je kunt een lange discussie hebben over de vermeende nadelen van passieve volumeregelaars. Maar, als je dat doet, moet je dat ook doen voor actieve voorversterkers. Zeer waarschijnlijk is de laatste lijst een stuk langer. Welke vermeende nadelen er ook zijn aan passieve volumeregelaars, Townshend heeft er echt zeer veel aan gedaan om die te minimaliseren. De luisterervaringen hebben geleerd dat het niet zozeer gaat om de kwaliteit van de Allegri Reference. Die is van een hoog niveau. De drempel is dus niet of je wel of niet een Allegri Reference moet aanschaffen, maar de pijn ligt in het afscheid nemen van actieve voorversterkers. Als je net een exemplaar hebt staan van een halve ton en die Allegri speelt net even beter. Ook als je opeens de schoonheid en transparantie in het middengebied waarneemt.
To be fair, er zijn enkele actieve voorversterkers die natuurlijk ook in de buurt komen van de Allegri. Wat in ieder geval dwarszit is het hebben van emotie bij audioproducten. Ondergetekende kent wat audio-vriendjes met een set die aan elkaar hangt van emotie en als gevolg daarvan alles wat zo ongeveer fout kan gaan vertegenwoordigt. Als je je objectiviteit verliest, kun je geen goede set samenstellen.
Conclusie
Het was best een stapje om eens te gaan luisteren naar een passieve voorversterker. Maar, de luisterervaringen hebben geleerd dat de Townshend Allegri Reference niets heeft waar je negatief over zou kunnen zijn. Het apparaat functioneert zoals de allebeste actieve voorversterkers doen. In essentie neem je daarmee zoveel mogelijk afstand van het hi-fi-effect. Ga in ieder geval ook eens zelf luisteren. De Allegri Reference is haast letterlijk en figuurlijk de rechte draad zonder versterking en zonder vervorming.
De cliffhanger is dan natuurlijk welke de beste actieve voorversterker is. Strikt formeel genomen de versterker die in vergelijking met de Allegri zo weinig mogelijk aan het aangeboden signaal verandert. Als je echt vindt dat jouw actieve voorversterker 'beter' klinkt dan de Allegri en iets 'toevoegt' aan het geluid, dan zeg je eigenlijk dat je het fijn vindt om naar vervorming te luisteren. Waarom zou je je deze vorm van zelfkastijding aandoen? In ieder geval nu snel naar uw Hifi Choice in Soest, waar een demonstratie wacht.
Allegri Reference
8900 euro | townshendaudio.com