ARTIKEL

Freak

Zíjn smaak? Uit de kast trekt Wubbolts een van de eerste opera’s van Monteverdi, Orfeo. “Ik heb deze ontelbare keren geluisterd maar van het begin krijg ik elke keer weer kippenvel.” Vervolgens laat Wubbolts een andere versie horen, geen kippenvel nu, maar óók erg mooi", zegt hij.  “Dat maakt klassieke muziek leuk, dat er overal verschillende versies van zijn. Het is geen eenheidsworst, het is mensenwerk en ik ben erg geïnteresseerd in de interpretatieve verschillen.” Zijn omvangrijke klassieke collectie begon met het Tweede Pianoconcert van Rachmaninov, wereldwijd erkend als het meest geliefde klassieke werk, en vervolgens werden alle andere ‘grote werken’ aangeschaft. “Ik wilde alle stukken waarvan de wereld zegt: dit zijn belangrijke werken. De Eroïca van Beethoven, de Achtste van Bruckner, je weet wel. Daarna ben ik gaan schiften, dit is mooi, daar wil meer van hebben.” Franz Schubert (1797-1828) groeide uit tot favoriete componist. “Hij maakt muziek voor het hart. Daar hoef je niet bij na te denken, die pakt je vanzelf.” Ook Mozart is geliefd, al was dat ooit anders. “Ik vond eerst alles wat hij maakte een verlengstuk van Eine kleine Nachtmusik. Daar ben ik van teruggekomen. Hij is de componist die het meest tussen de noten door heeft geschreven, geniaal.”


Doet ie `t of doet ie `t niet. Op de achtergrond de Quad ELS63


Freak

In zijn straat staat Wubbolts bekend als ‘de geluids- en apparatuurfreak’, hij begrijpt wel waarom, maar is het er niet helemaal mee eens. “Ik ben geen knoppenfreak, wel een muziekfreak. Veel liever heb ik dat ze zeggen: wil je een goed stuk muziek horen, ga dan naar Theo. De apparatuur moet volledig in dienst staan van de muziek. Toen ik nog zelf apparatuur verkocht wilde ik ook alleen maar producten leveren voor de muziekbeleving in plaats van de knoppenbeleving. Als je verzameling groeit, groeit denk ik ook vanzelf je apparatuur mee, als je financiële situatie het toelaat natuurlijk. De beleving van muziek wordt gewoon veel intenser bij goede apparatuur. Je hóórt simpelweg meer.”


Theo in het veld


Magisch

“Zou ik kunnen leven met mindere kwaliteit, vraag ik me wel eens af. Liever niet, maar soms kan het niet anders. Ik was onlangs op vakantie in Nepal, en had twee MP3-spelers meegenomen met daarop de symfonische gedichten van Antonín Dvorák, enkele ‘all time favourites’. Het is ideale natuurmuziek, Dvorak heeft enorm dicht bij de natuur geschreven. Als ik met die muziek door de bossen of door een landschap loop, droom ik vanzelf weg. Dat is de kracht van goede muziek. Het brengt je in een andere wereld, een magische wereld die je zonder muziek niet kunt oproepen. Tenminste, ik niet. En met de beste muziek lukt dat soms zelfs met een MP3-spelertje.”


Imponeren

Maar zo’n MP3-speler, dat is overmacht. Een hoogwaardige sound heeft toch veruit zijn voorkeur. “Ik laat je nu een stukje muziek horen puur om je te imponeren.” In de werkkamer schalt Afrikaan Beat (1962, vinyl) van Bert Kaempfert door de QUADS. Jeugsentiment, zegt Wubbolts, maar ook een ‘verdraaid mooie opname’. Een uitzondering, want voor de mooiste opnames moet je doorgaans niet bij easy listening zijn, maar bij klassiek. Zoals Bernsteins Candide Suite met het Minnesota Orchestra op Reference Recordings, meteen ook de meest audiofiele opname uit zijn collectie. De plaat gaat standaard mee in de koffer als Wubbolts ergens een luisteravond geeft, een hobby die is blijven hangen uit zijn TransTec-tijd. Tijdens zijn demonstraties klinkt uitsluitend klassiek. “Bij klassiek is doorgaans het hifi-streven aanwezig. Het moet zo natuurgetrouw mogelijk klinken. Muziek die te controleren is. Pop is vaak een studiobrouwsel, een kunstmatig gecreëerde sound.” Ook standaard in de koffer: een Fischer Price-platenspelertje uit de jaren zeventig, de ‘eerste cd-speler’, want de platen hebben exact het cd-formaat, en een stapel slecht opgenomen (klassieke) cd’s. Het motto van Wubbolts’ luisteravonden is namelijk: ‘hoe het níet moet klinken’.


Theo voor zijn cd-kast


Kritiek

Maar omdat Wubbolts het ook wel een beetje makkelijk vindt om altijd maar kritiek te spuien op de opnamekwaliteit, is hij ooit als een vorm van zelfreflectie zelf begonnen met het registreren van concerten. Zo is hij al jaren ‘huisopnameleider’ van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Zo’n tien keer per jaar neemt hij een concert van het orkest op. “Hoe kan je kritiek hebben als je het nooit eens zelf geprobeerd heb, of plat gezegd, als je nooit zelf met twee microfoons op je bek bent gegaan. (lachend) Nou, ik kan je vertellen, het is mij gelukt, en het heeft me stukken wijzer gemaakt.” 


EDITORS' CHOICE