Gewapend met de bovenstaande, globale technische informatie groeit de nieuwsgierigheid wat dit kleine, lichte kastje zoal aan muzikale kwaliteiten te bieden heeft. Want zowel qua vormgeving als formaat lijkt het te spotten met alle wetten die voor hifiversterkers schijnen te gelden – wat, geen dikke ringkerntrafo’s? Sterker nog, een geschakelde voeding? Geen bijzondere apparaatvoetjes? Een ‘Mickey Mouse’ netentree in in plaats van een solide IEC-aansluiting of tenminste een ‘scheerapparaatstekker’? Niks verguld? Dat kan toch niks zijn...
Omdat het apparaatje makkelijk mee te nemen is, brengen we hem eerst maar eens naar het soort omgeving waar hij redelijkerwijs terecht zou kunnen komen. Een Marantz DV-6200 DVD-speler is qua audio snel met de D 3020 verbonden via de coaxiale digitale uitgang (en fungeert dus louter als loopwerk) en aan de luidsprekerklemmen hangt een paar Dali Ikon 5 Mk 2 luidsprekers. Die vertonen een redelijk gelijkmatig impedantieverloop bij een vrij middelmatig rendement (87 dB/W/m volgens opgave van de fabrikant) en hoewel ze het eigenlijk op iedere versterker ‘leuk’ doen, kunnen ze een partner die qua stroomleverantie wat steviger in zijn schoenen staat best waarderen.
De ‘klik’ met de Dali’s was er, koud uit de doos, eigenlijk direct. Het toverdoosje brengt leven, kleur en ‘body’ in de muziekweergave zoals we die met deze luidsprekers, ook in combinatie met versterkers uit een veel hogere prijsklasse, eigenlijk nog niet gehoord hebben. De laagweergave is strak en loopt ver door, stemmen en instrumenten staan veel meer ‘tastbaar’ in de ruimte dan voorheen en alles valt gewoon moeiteloos op zijn plaats. De DAC en aansluitende versterkertrappen laten de verfijning die de Dali’s in het midden en hoog bieden volledig tot zijn recht komen, en geven de weergave tegelijkertijd een volbloedig en dynamisch karakter waardoor je niet het gevoel hebt naar relatief kleine vloerstaande luidsprekers te luisteren. Alles bij elkaar behoorlijk indrukwekkend.
Gesterkt (of overmoedig?) door deze ervaring wordt het kastje thuis met de 47 Labs 4708 OTA kabel aan mijn Avantgarde Duo’s (met een upgrade van het wisselfilter in de vorm van Sprague papier-in-olie condensatoren met een teflon ‘bypass’ en Tritec luchtspoelen) verbonden. Het CEC cd-loopwerk geeft zijn digitale uitgangssignaal via de Audio Note AN-V coaxiale kabel niet meer door aan een Audio Note DAC 3.1x met De Jong Systems-upgrade, maar wordt direct aan de D3020 gekoppeld. Aan de analoge ingang komt een phonoketen die op zich qua verhouding tussen de prijs van de diverse bestanddelen al net zo min ‘uitgewogen’ is te noemen als de verhouding tussen versterker en luidsprekers.
Klikbaar voor groter formaat
Een peperduur (en erg goed) Brinkmann EMT ti-element zit in de Pro-Ject Carbon toonarm van een Music Hall MMF 9.1 draaitafel. De step-up trafo is een ouder exemplaar van Audio Innovations en de phonotrap is een zwaar gemodificeerde Audio Note M1 RIAA met onder andere een ‘choke-loaded’ voeding. Dit kan eigenlijk niet goed gaan. Een element dat bijna anderhalf keer zoveel kost als de draaitafel inclusief arm, een cd-lezer van topklasse en een ‘desktopversterkertje’ van 500 euro inclusief ingebouwde DAC op een paar luidsprekers dat ruim dertig keer zoveel kost.
Een toehoorder merkte op dat hij geen moment het gevoel had dat hij naar een verzameling audiocomponenten zat te luisteren, zo overtuigend was de ‘performance’ van het geheel.
Het gaat dus wél goed. Erg goed zelfs. Een toehoorder merkte op dat hij geen moment het gevoel had dat hij naar een verzameling audiocomponenten zat te luisteren, zo overtuigend was de ‘performance’ van het geheel. Het vermogen dat de Avantgardes bezitten om een bijna ongekende grootsheid, directheid en dynamiek te koppelen aan intimiteit en betrokkenheid bleef volledig overeind. Plaat na plaat, cd na cd wordt ten gehore gebracht, tussendoor klooien we nog wat met verschillende interlinks en netkabels, waarbij de verschillen telkens goed te duiden zijn. Wat vooral opvalt is dat de weergave – net als bij een aantal andere, kostbaardere ontwerpen op basis van klasse D-technologie van onder andere Pink Faun en Van de Leur Audio die ik recentelijk op dezelfde plaats heb mogen beluisteren – helemaal vrij is van de artefacten die conventionele versterkers op basis van klasse AB-schakelingen (zowel met transistoren als buizen) op een dergelijke installatie altijd als zodanig verraden. Waarschijnlijk door het eenvoudige ontwerp met korte, directe signaalwegen is de muziekweergave heel direct, natuurlijk, schoon en snel.