“We woonden net in Zaandijk, ik was een jaar of negen. Mijn broer en ik hadden allebei een vakantiebaantje bij een fotobedrijfje op de Zaanse Schans. Bussen toeristen werden er gefotografeerd, wij moesten de rolletjes naar de donkere kamer brengen en helpen met ontwikkelen en afdrukken. We werkten vijf, soms zes dagen per week, voor zeven gulden per dag. Elke week konden we daar een of twee platen van kopen. No Fun in Amsterdam was onze dealer, een schitterende punkwinkel op de Rozengracht. Ik krijg kriebels in mijn buik als ik eraan terugdenk; zo mooi, met vers verdiend geld door de bakken grazen op zoek naar iets moois.”
Do it yourself & gekleurd vinyl
“Ik speelde drums. En probeerde punk te zijn. Dat was niet zo moeilijk. Je hoefde helemaal niet goed te kunnen spelen. Integendeel, muzikanten die goed waren werden juist met argusogen bekeken. Het was niet alleen de muziek, de energie en het tempo dat me aansprak, maar zeker ook de do-it-yourself-mentaliteit, de creatieve kant die veel verder ging dan muziek alleen. Kocht je een plaat van The Stranglers, kreeg je er gratis wit vinyl bij met een live-gig. Of Less Than Zero van Costello op groen vinyl. Helemaal kicken. In de Zaanstreek had je allerlei bandjes die door die mentaliteit geïnspireerd waren, zoals The Ex en de band van m’n broer Dave, The Spuds, die maakten ook singletjes in eigen beheer.”
Ska & rocksteady
“Daarna kwam de crossover van 2 Tone-ska met punk, met al die blazers. Dé reden dat ik op mijn dertiende sax ben gaan spelen. The Specials, met de Jamaïcaanse trombonist Rico Rodriguez, wáánzinnig. The Beat, vanwege ‘Saxo’, die oude saxofonist, en Madness, superleuk, dat speelde ik allemaal na op de sax. Via Engelse ska kwam ik terecht bij oude rocksteady, zoals Studio One, Tommy McCook en de Skatalites. En natuurlijk Trojan Records, hun calypso-box is helemaal te gek. Ik heb hem laatst aangeschaft, was moeilijk te krijgen. Die zit nu standaard in mijn iPod.”
Brood & Stampei
“Ik ging al vroeg naar concerten. Mijn één na oudste broer had een band, mochten m’n tweelingbroer en ik soms mee. M’n oudste broer nam ons mee naar andere concerten. Mijn ouders hadden daar niet zoveel problemen mee, het was positieve afleiding: mijn zusje was net overleden, mijn ouders waren blij dat we iets hadden waar we vrolijk van werden. Ik moet negen geweest zijn toen ik Herman Brood voor het eerst live zag. Indrukwekkend. In het Vondelpark zag ik ook op de zondagmiddagen Joan Jett, The Mo-dettes, Django Edwards. Mooie tijd, er was nog geen gedoe met buren over het geluid. Rond 1978 zag ik Elvis Costello, The Jam en Black Uhuru in Paradiso. En we gingen ook vaak kijken bij concerten van mijn lagere schoolleraar, die speelde in Stampei [voorloper De Dijk -red].”