ARTIKEL

Grillig Hilversum

Paul Geerts | 26 januari 2011 | Fotografie Jiri Büller

Grillig Hilversum
Maar hij wanhoopt niet. Dat zit niet in zijn aard. “Ik heb het allemaal al een keer meegemaakt. Zo heb ik Radio 4 zien komen. Op een gegeven moment werd er naast klassieke muziek ook jazz gedraaid. Dat was geen succes, dus verdween jazz weer van de zender. Het gaat in golven. Nu is jazz misschien minder populair, maar er komt een tijd dat het beter wordt. Daar heb ik alle vertrouwen in.” Waarom? Omdat het volgens hem een genre is dat aan de basis ligt van alle lichte muziek. Jazz leeft bovendien. “Ook onder jongeren. Dat is een rechtvaardiging om een aparte zender voor jazz te behouden.”
Hoe grillig Hilversum kan zijn, heeft Schrama aan den lijve ondervonden. In 2004 schrapte de TROS plotsklaps Sesjun uit de programmering, waardoor na 31 jaar een eind kwam aan het programma. “Dick de Winter en ik hebben het al die jaren naar tevredenheid gedaan, maar op een gegeven moment was er geen geld meer en hebben we het laten gaan. Tegelijkertijd zaten er wel twee directeuren die ieder vier ton verdienden. Dat snap ik niet. Waar liggen dan je prioriteiten?”

Successen
Zijn eigen prioriteiten zijn duidelijk. “Ik heb altijd geprobeerd om van alles wat ik deed jazz te maken. Ik heb de meest gekke dingen gedaan om het genre aan de man te brengen.” Zo stelde hij in 1968 aan Willem van Kooten voor om via zijn maatschappij Red Bullet jazzplaten uit te brengen. Dat resulteerde onder meer in Rockin’ van saxofonist Gijs Hendriks, waarvan Schrama de productie deed. Bij Polydor werkte hij onder meer met Monty Alexander en Toots Thielemans, maar ook met jazzvocalist Gé Titulaer (de vader van Boris), die voor zijn album What’s New een Edison in de wacht sleepte. Ondanks de vele successen had hij de wind geregeld tegen, want de popminnende platenmaatschappijen wisten zich vaak geen raad met jazz. “Willem van Kooten is de meest oprechte baas die ik gehad heb. Hij kon niets met jazz, maar liet me wel mijn gang gaan. Eigenlijk heb ik bijna overal kunnen doen wat ik wilde doen.”
Schrama blikt tevreden terug op zijn periode als productmanager pop en jazz bij Polygram International. In die functie blies hij het label Verve nieuw leven in. “In New Jersey lagen zo’n 80.000 geluidsbanden. Dat was een goudmijn waarin ik mocht graaien. In vier jaar tijd werd het complete archief gescand, waarna een aantal opnamen op cd belandden. “Herbie Hancock heeft me in 1996 in Montreux persoonlijk een award overhandigd voor mijn inspanningen.”
Toch reikt zijn blik verder. Met name in de beginjaren heeft Schrama zich ook geroerd in het popwereldje. Op Winter Harvest van Golden Earrings uit 1967 bespeelt hij piano, orgel en vibrafoon, waarmee hij een stempel op de plaat drukt. Als dank voor zijn inspanningen speelt de band mee op The Beast And I, een elpee die hij onder de naam Crazy Casey heeft uitgebracht.

Venus
Zijn naam is ook verbonden aan Venus van Shocking Blue, waarvoor hij het bekende themaatje bedacht heeft. “En ik heb elpees volgespeeld met Boudewijn de Groot en Rob de Nijs.” Op de man af gevraagd vindt hij de meeste popmuziek eigenlijk stomvervelend. “Al heb ik altijd wel respect gehad voor die popjongens.”
Hij heeft iets van een spin in het web. Maar dan wel een die zich ook bekommert om het welzijn van musici en auteurs. Tot mei dit jaar was hij bijvoorbeeld bestuurslid bij Buma. Daarnaast opereerde hij als voorzitter van de vereniging Palm (Professionele Auteurs Lichte Muziek). Dat is nodig, vindt hij. “Platenmaatschappijen hebben veel te laat de kracht van internet ontdekt. En de overheid heeft verzuimd de rechten goed te regelen.”
Nog een wapenfeit: sinds de start van het North Sea Jazz Festival maakt hij deel uit van de programmacommissie en tijdens de 35ste editie trad hij opnieuw op als presentator. “Na veertig jaar weet ik wel hoe een artiest aan te kondigen”, zegt hij lachend.

 


EDITORS' CHOICE