Serieus onderzoek
Over 432 is het nodige te doen. Hier is weer sprake, zoals elders in de hifi, van een flink stuk internetvervuiling. Velen roepen, maar er is haast nergens sprake van serieus onderzoek of een acceptabele onderbouwing van allerlei wilde standpunten. Twee van de zinvolle bijdragen bestaan uit het boek ‘Intervals, Scales, Tones and the Concert Pitch C = 128 Hz’ (Maria Renold, Temple Lodge Publishing, 9 Oct. 2003) en uit onderzoek van Trevor Cox. Renold zocht de ideale ‘concert pitch’ en een toonschaal die in principe niet ‘vals’ is, zoals de meeste gebruikte schalen dat zijn. In haar boek beschrijft zij een test met duizenden luisteraars. Die werden blootgesteld aan muziek op basis van de 440Hz-pitch en aan muziek met de 432Hz centrale stemming. 90% prefereerde muziek in de 432-stemming. Belangrijk is dat er hier werd geluisterd naar echte instrumenten, dus er was sprake van een akoestische re-tuning. Renold gaf aan in haar onderzoek dat de resultaten alleen werden bereikt met niet-elektrische instrumenten. Tests die Renold uitvoerde met electronisch geproduceerde tonen gaven geen significante verschillen.
Trevor Cox, acoustical professor aan de Salford University, deed onderzoek naar de voorkeur van luisteraars voor digitaal veranderde pitches (digitale re-tuning). Het was een online onderzoek van informele aard, waarbij de luisteraars aan verschillende pitches (7 stuks) werden blootgesteld. In dit onderzoek met 200 respondenten was er een lichte voorkeur voor 440Hz ten opzichte van 432Hz. Ook Klinkt Beter deed een onderzoek. Elke persoon moest 6 tracks beoordelen en punten geven op meerdere parameters. 58 van de 60 personen verkozen méér tracks in 432-mode. De lezer(es) van dit verhaal mag nu zelf wat conclusies af gaan leiden. Maar, voor velen zal de audio helaas weer een nieuw issue hebben, naast de al decennia voortzeurende prietpraat over digitaal vs analoog, solid state vs tubes, hi-rez vs cd, kabels, filters en akoestiek verbeterende lava-lampen, terwijl serieuze en wetenschappelijk onderlegde technici daar allang een aantal zinvolle antwoorden op hebben.
Is 432Hz beter?
Waar het om gaat is dat diverse partijen aangeven dat als de referentie-toonhoogte 432Hz bedraagt, de muziek aangenamer in het gehoor ligt. In het westen hebben we de zogenaamde evenredig zwevende stemming. Muziekinstrumenten met een vaste stemming (piano, orgel, gitaar ed.) kennen een verdeling van 12 tonen per octaaf. Er is dus een afstand (interval) tussen twee opeenvolgende tonen. Helaas zijn die intervallen alleen gelijk voor het octaaf en niet voor andere intervallen, zoals de kwint en de terts. In principe moeten 7 gestapelde octaven dezelfde toon opleveren als 12 gestapelde kwinten. Eigenlijk willen we dus een toonschaal waar zowel de octaven als de kwinten rein zijn (zuiver klinken). Dat lukt helaas niet, zodat een Ais en een Bes in principe anders klinken. In principe klinken die intervallen dus vals, maar de afwijking is heel minimaal. Er is gekozen voor deze indeling van de toonschaal omdat er dan makkelijk te transponeren is. Dat is het overschakelen op een andere toonsoort. Elke andere van de 12 mogelijke toonsoorten klinkt dan net zo (minimaal) vals als de andere toonsoorten, zodat de musicus de mogelijkheid heeft om inderdaad te kunnen transponeren. Onze meest gebruikte toonschaal is dus een compromis. Als we binnen de toonschaal gaan stemmen, dan krijgt de A een frequentie van 440Hz. Er zijn veel andere toonschalen, maar in het westen is de evenredig zwevende stemming ingeburgerd, met als centrale stemreferentie de A van 440Hz. Zo dient de A-snaar op een gitaar een frequentie weer te geven van 440Hz en vanuit die referentie worden de andere snaren gestemd. Stemmen vanuit een centrale referentie is identiek voor andere snaarinstrumenten, piano’s, synthesizers, orgels enz.
Indien u weleens aanwezig bent tijdens een uitvoering van een klassiek concert, weet u dat het orkest altijd even stemt voordat de dirigent verschijnt. Nou is die 440Hz niet altijd een referentie geweest. In 1936 werd de 440Hz als standaard verklaard door de American Standards Association en in 1955 werd deze ook als internationale standaard uitgeroepen (in 1975 bekend als ISO16). Zoals gebruikelijk met standaarden en tijdens de perioden dat er nog geen standaarden beschikbaar waren, zien we veel afwijkingen. In Europa is er een barok pitch van 415Hz en rond 1885 was 435Hz populair als standaard in Oostenrijk en Frankrijk. Het is interessant om de hele geschiedenis over het ontstaan van die standards te lezen en daarin is niets menselijks ons vreemd. Op een bepaald moment was er een ratrace tussen musici. De pitch werd verhoogd om maar op te kunnen vallen binnen het orkest. In muziek voor opera zien we soms een pitch rond 435. Het maakt het leven van de zangers wat aangenamer. Moderne orkesten spelen vaak vanuit een hogere pitch dan 440Hz. Zo had en heeft iedereen eigen argumenten om een bepaalde pitch te kiezen.
Het is bekend dat verschillende vroegere componisten muziek schreven in een bepaalde pitch vanwege muzikaal- en geluidstechnische redenen. Achter de keuze van de 440Hz-referentie zit uiteraard een hele mathematische theorie, die hier niet verder uitgewerkt wordt. Waarom is er in het voorgaande een koppeling gemaakt tussen de referentie-frequentie en de toonschaal? Omdat de door de componist gekozen toonsoort een bedoeling heeft. Elke toonsoort heeft een vorm van karakter. Als je de centrale frequentie van 440Hz verlaagt (of verhoogt) dan ben je feitelijk aan het transponeren. Het karakter van een muziekstuk zal dan veranderen. De belangrijke vraag in verband met de referentie-toonhoogte is wat de gevolgen zijn voor ons gebruikte toonstelsel (daar is de meeste muziek in opgenomen) als de referentie-toonhoogte verandert. De verhoudingen zullen ongetwijfeld gelijk blijven, maar muziek bestaat uit een samenspel van tonen in akkoorden, met daarbij een patroon van harmonischen. Zullen daarin geen specifieke combinaties kunnen ontstaan die beter of slechter in het gehoor liggen als gevolg van het verschuiven van de referentie-toonhoogte? Dat kan op een bepaalde manier consequenties hebben omdat ons toonstelsel in principe niet rein is. Â Â