Tja, en dan wordt het zo onderhand tijd om iets over de klankmatige eigenschappen en prestaties van de CPM2600 te vertellen. Er wordt tijdens de testperiode altijd verschrikkelijk veel muziek gedraaid. Digitaal of analoog, het maakt allemaal niet uit, zelfs de tuner komt aan bod. De versterker was inmiddels flink warm gespeeld en het echte luisteren kon beginnen. Al gauw stromen de eerste analoge klanken van het Dave Brubeck Quartet de kamer in. Een live opname uit 1963 die in de wereldberoemde Carnergie Hall is gemaakt. Uiteraard speelt Paul Desmond op de altsax die mooi vol en krachtig klinkt. Ik mis echter wat detail in het aanzetten en uitsterven van dit blaasinstrument. Wat opvalt is dat er veel “zwarte” ruimte tussen de instrumenten onderling is. Het “klinkt” echt live en het swingt nu al, dat beloofd wat.
Daarom gaan we door met de voor velen bekende LP “We Get Requests” van Oscar Peterson. Een heerlijke LP vol swingende jazzklanken. Ik gebruik vaak het eerste nummer van kant twee. Hierop wordt bassist Ray Brown letterlijk uitvergroot neergezet. Staand, pal naast de rechter luidspreker, met zijn strijkstok in zijn hand. Al snel glijdt die na de eerste tonen over de snaren van de bas. Een diep zingend geluid is het gevolg. Ik ervaar een wat gladder geluid dan ik gewend ben, waardoor ik wat minder detail waarneem. De bekkens kennen wat minder punch en venijn, de plaatsing is echter wel fenomenaal. De naald ploegt zich gestaag een weg door de groeven en mijn enthousiasme neemt alleen maar toe. De klank: relaxed en smooth. Precies zoals ik mij een intiem jazzavondje voorstel. Diana Krall lonkt, maar ik draai haar niet. Ik verruil een intiem jazzcafé voor een rokerige bruine kroeg. Een verzetje met John Lee Hooker is het gevolg. Ik draai “Face To Face” van de bovengenoemde zanger/gitarist. De blues op deze LP zweept je op en neemt je mee naar de duistere zijde des levens. Het lieve, zoetige en intieme dat ik gehoord heb bij Brubeck en Peterson is verdwenen. Hiervoor in de plaats kracht, dynamiek en temperament, zoals hoort bij echte blues. De Chord legt iets minder gevoel in de stem van Hooker dan bijvoorbeeld mijn Audio Research/Marsh combi. Het benadert eerder het niveau van een totale solid-state combi zoals een Marsh voor- en eindversterker. Die ligt prijstechnisch, ruim 6200 euro, niet eens zo gek ver af van de geïntegreerde Chord. Kom ik vervolgens bij het nummer “Stop Jivin’ Me”, dan gaat de volumeknop nog verder open en zit ik volledig te trippen op mijn luisterplaats. Dit is echt goed. Ik lees in mijn aantekeningen terug; een strakke diepe bas, goed volgbaar gitaarspel en een indringend soepel klinkende drum. Op zulke momenten is het moeilijk je aandacht erbij te houden, er moet immers een recensie komen. Maar deze gedachte is op zich goed. Als een set je zo weet te pakken dat je alles om je heen vergeet dan is dat een uitzonderlijk goede prestatie. Direct hierachter komt het nummer “Mean Mean World”, een duet met Zakiya Hooker. De volumeknop gaat nog een tikje naar rechts en bereikt de 2 uur stand. Opvallend is dat de druk, drive en passie daarbij toeneemt en niet alleen het volume. Tijdens het luisteren valt op dat het detail van de percussie-instrumenten hoorbaar blijft. Die gaan bovendien ook niet zweven. Een goede en ruim bemeten voeding zal hier debet aan zijn.
We stappen met A.J. Croce even af van het vinyl en keren terug naar het digitale tijdperk. Adrian James, zoals hij voluit heet, is de zoon van de legendarische Jim Croce. Zoon Croce, zanger en een fantastische pianospeler, is door een tumor op zijn vierde jaar blind geworden. Dat weerhield hem niet om in de voetsporen van zijn veel te vroeg overleden vader te treden en ook de muziekwereld in te duiken. Het heeft geresulteerd in een aantal goede albums waarop grootheden meespelen als Jim Keltner. Keltner is één van mijn favoriete drummers. Ik draai Croce’s CD’s vrijwel altijd in recensies, maar noem ze vreemd genoeg zelden of nooit. De muziek is aanstekelijke swingjazz en ook hier loopt het amusementsgehalte zeer hoog op. Het dieptebeeld is minder dan ik gewend ben. Maar ook hier wordt mijn aandacht weggetrokken door die intieme sfeer die de Chord weet weer te geven. Transparant, snel, dynamisch en warm zijn de kernwoorden waar het bij deze versterker om draait. Er ontgaat mij weinig, alleen de minieme details worden wel eens vergeten. Maar de overige Chord prestaties vergoeden dat ruimschoots. De drum klinkt stevig en volwassen met voldoende drive en fundament zoals je van een 2 x 120 watt versterker mag verwachten. Ik blijf nog even bij digitaal en Tori Amos verdwijnt in de lade van de Teac CD-speler. Zou zij mij, met de mini CD “Crucify”, ook zo weten te boeien? De Bösendorfer kent wat minder autoriteit en moet qua dynamiek slechts een fractie inboeten ten opzichte van bijvoorbeeld de Marsh eindversterker. Die is 2 x 200 watt sterk, dus ergens is dat vrij logisch, de CPM2600 hoeft zich daarom zeker niet te schamen. Ik hoor hier op de solonummers “Angie” en “Smells Like Teen Spirit” wel wederom de intieme studiosfeer. Close-miked opgenomen nummers die mij een berg kippenvel bezorgen. De trillingen in haar stem, de galm daar omheen, het hamertikken op de snaren van de Bösendorfer, wat wil je nog meer …
Ik blijf in de weer met vrouwen. Kari Bremnes neemt het van Tori over. Een totaal ander genre muziek, maar daarom niet minder mooi. Kari Bremens staat synoniem voor een opname met veel bombastisch laaggeweld. Veel systemen raken hierdoor gestresst en gaan over hun nek. De CPM2600 geeft geen krimp en houdt zijn hoofd hoog. De melancholieke klanken nemen mij mee naar het noorden van Europa. De muziek klinkt groots, gecontroleerd, vrij en los en wordt met een speels gemak weergegeven. Dit klinkt als het uitgestrekte en ongerepte Noorse landschap. Ten slotte wil ik eindigen met een spetterende afsluiting opgevoerd door een Big Band van Count Basie, wederom op vinyl. Op “Kansas City Shout” hebben we als vocalist Joe Turner en zelfs alt-saxofonist Eddie “Cleanhead” Vinson mag zijn toontje meezingen. Een 14-koppige blazerssectie zorgt voor het nodige volume in mijn kamer. Ook hier geen stress, maar met rust of juist spetterend op de momenten waar het moet. Vol overgave doet de CPM zijn stinkende best iedere muzikant een eigen plekje tussen en naast de Avalon`s te geven. Dit lukt hem erg goed, het beeld is zoals ik al eerder terug hoorde stabiel en transparant, al verliest het wat aan microdetaillering. Het laag is vol, strak en beslist niet wollig. Nee, dat heeft Chord goed voor elkaar. Ik ben dan ook zeer benieuwd naar een zwaardere voor- en eindcombinatie die naar alle waarschijnlijkheid op alle audiofiele fronten nog meer diepgang zal hebben.