Om zoveel data te kunnen overbrengen wordt er zoals eerder gezegd gebruik gemaakt van compressie. Deze MPEG-2 compressie zorgt voor een beeldopbouw middels kleine blokjes van 8 bij 8 beeldpunten (pixels). Door het toepassen van een kleine transformatie is deze opbouw van het beeld niet zichtbaar voor het menselijk oog en komt het beeld vloeiend op de kijker over. Als deze compressie te ver wordt doorgevoerd, vertaalt zich dit in minder scherp beeld.
Dit wordt vaak als ‘wollig beeld’ ervaren. Kleinere details als haren, gras en dergelijke vallen hierdoor weg… Verdere compressie wordt verkregen door de achtereenvolgende beelden (frames) met elkaar te vergelijken. Dit gebeurt wederom in blokjes, maar nu van 16 bij 16 pixels. Zowel de encoder als de decoder (bij de kijker thuis dus) bezitten een bewegingsschatter, die het volgende beeld als het ware kan voorspellen. De encoder voert vervolgens een controle uit op de schatting van de decoder en stuurt het signaal waar nodig iets bij.
De manier van het digitaal verzenden van verkleinde (gecomprimeerde) signalen geeft wel een kleine kans op bitfouten. Dit vertaalt zich voornamelijk in storende vierkante artefacten in het beeld, omdat de veranderingen tussen twee opeenvolgende beelden niet goed zijn overgekomen bij de decoder. Ook zijn sommige soorten van DVB ontvangst meer gevoelig voor externe omstandigheden als extreem weer of de ruimte waarin de ontvanger staat. Dit komt vooral voor bij DVB via de ether of satelliet.