Eigendom (2)
Dan komt iemand van importeur Latham langs en levert een Linn Linto phono amp af. Het toeval wil dat ik de hele ochtend al bezig ben met platen en platenspelers vanwege een Dual CS 505-4 die in huis staat. De Linto laat zich snel aansluiten in plaats van de Transrotor en ik beluister dezelfde platen nog een keer. Zonder vooruit te willen lopen op een Linto recensie meld ik vast dat de Linn vanaf dat moment de aangesloten phono amp bleef. Uitzonderlijke kwaliteit. Het is weer zo, weer Dire Straits uit de kast. Zeer imposant klinkt ‘Ride accross the river’. De impulsen van bas en drum zijn sterk en droog. Echte klappen worden uitgedeeld. Daaroverheen subtiel een fluit, indringend de gitaar van Knopfler. Het is heel helder en zuiver, niet naar analytisch, eerder schoon en zuiver. Opvallend blijft de drive achter de muziek. In de volgende track ‘The man is too strong’ is de gitaar klank net zo metalig als de gitaar op de hoes van de plaat. Ongekend snel en puntig. Puntigheid haal ik ook van een Three Blind Mice opname van Tsuyosho Yamamoto Trio. Het eeuwige “Misty’ van Errol Gardner is door de japanners neergezet met een overdreven harde piano aanslag. Om versterkers te laten clippen? Met de Glider is elke noot aanwezig, misschien iets minder hard dan ik soms gewend ben. Dat maakt het wat zachter en lekkerder in het gehoor, al verdwijnt een stukje agressie en spanning. De baslijnen zacht en zoemend. De percussie laat brushes over de bekkens suizen.
Taj Mahal is een plaat die ik zuiver kocht voor de opname. Minder voor de muziek al zijn de stemmen van de Pointer Sister een lust. We hebben het over ‘Reclycling the blues’. Ik pak kant twee en beluister ‘Sweet home Chicago’. Elk Pointer zusje heeft een plek en een stem. Elke beweging van Mahal op gitaar laat zich horen. Dit is heerlijke muziek uit het diepe zuiden van de USA. Mooi ook de opbouw waar Mahal op de voorgrond staat met zijn gitaar en de zusje in een carré achter hem. Op ‘Texas women blues’ kwelen zij opnieuw. De bas speelt hier zijn één-toon deuntje mee afgezet tegen de stemmen. Weer is elke stem separaat van de anderen. Weer gaat de bas dieper dan ooit en brommend nadert het einde van het nummer. Heel mooi en puur genieten. Van een totaal andere orde zijn de Carpenters op ‘Now and then’. Ook nu eerst kant twee waar een DJ nummers aankondigt als ‘Dead man’s curve’. Ik kan mij niet herinneren eerder zoveel verschillende stemmen te horen in de tracks. De Glider doet pogingen de laatste informatie uit de groeven te vissen die al zovele malen geteisterd zijn met diamant. Karen Carpenter komt bijna weer tot leven in het bloedstollende ‘Johnny Angel’. Her en der een transparantie die keihard opname slordigheden laat horen. De stem van de DJ alsof de radio aan staat op Radio 2. Kant één begint met ‘Sing’ en dat is precies wat er gebeurt. Het kinderkoor achter Karen is zo mooi. Ik verbeeld mij in staat te zijn de gemiddelde leeftijd van de stemmetje te kunnen schatten en kom uit op 13,7 jaar. Misschien iets te hoog. Daarna ‘Our day will come’ waar de Glider een vergrootglas vormt op de opname. Elke stembuiging bevat een emotie. Even terug naar de Transrotor phono amp. Die maakt deze plaat zachter en ronder. Liefelijker maar niet echt beter genietbaar. Ten koste helaas van detail en doorzichtigheid.
Ik pak nog wat willekeurig werk. Alles staat nog door elkaar in de nieuwe platenkast en ben de weg een beetje kwijt. Zo beluister ik eerst de “Brandenburgse concerten’ van Bach. In een uitvoering van The Academy of St. Martin in The Fields. Het werk is bij tijden lichtvoetig en sprankelend. Tijdloos. De fluit is overweldigend helder als solo instrument. Het klankboeket rijk aan schakeringen. Viool, cello, het tingelende klavecimbel, een volle harmonie valt mij ten deel. Mag de analoge pracht nog een paar kanten duren. Dat mag met Juliette Greco die op indringende wijze Parijs voortovert. De accordeon haalt bijna het niveau dat ik alleen op een La Musica set in Berlijn beluisterde, maar nooit meer wist te evenaren. Hier kan ik mijn Highphonic eindelijk mee vergeten en mij verzoenen met een Glider L2 te leven. De sfeer zet de tijd even stil en stilletjes zink ik onder met Greco aan mijn zijde. Om terug te keren in de realiteit besluit ik met Donna Summer. In haar glorie dagen waren haar nummers licht erotisch getint. Ze kreunt de kamer door. Om later in een duet met Streisand te eindigen in een cresendo. De deels elektronische bezetting van de band heeft drive en power. Disco in eigen huis. Helemaal besluit ik pas nadat ik Toots Thielemans en Philip Catharine de revue laat passeren. Samen met Joachim Kuhn, Chris Hinze, Gerry Brown en John Lee realiseerden zij een opname in 1974 voor Key Town Records. De harmonica van Toots zal wel nooit worden overtroffen. Vol swing, funky, melodieus. De Glider laat elke solist de ruimte en zet hem onafhankelijk neer van de collega’s zonder de hechtheid van de band uit het oor te verliezen. Zonde om af te sluiten en naar bed te gaan. Krijgen mijn huisgenoten en de buren wel eindelijk rust.