Het is inmiddels ongeveer een week later als ik hetzelfde nummer op dezelfde cd nogmaals draai. Dezelfde indrukken blijven, ik ben echter down to earth en beter in staat te omschrijven wat ik ervaar. Reeds eerder schreef ik dat het muzieksignaal er op alle fronten op vooruit ging. Een paar zaken vallen direct in het gehoor:
Het valt op dat de afbeeldingsgrootte enorm is toegenomen. Ondanks dat mijn bescheiden vloerstaanders, de ProAc Studio 150, nooit echte krachtpatsers in het laag zijn geweest (met het –3db punt bij 55Hz) heb ik dit nooit daadwerkelijk als een probleem ervaren. De fenomenale afbeelding en de betoverende tonaliteit maken dit meer dan goed. Dit is de reden waarom ik ze al bijna tien jaar in mijn bezit heb en heb nog nooit de wens gehad ze te vervangen. Maar toch, soms, bij sommige opnames uit de jaren 80 en begin jaren negentig bekruipt me wel eens het gevoel dat mijn trouwe Proacs ballen te kort hebben en alles net iets te lief en te vlak weergeven. Dit geldt zeker voor de cd van Peter Gabriel. Maar het lijkt nu alsof ik naar een geremasterde uitvoering aan het luisteren ben. Van een tekort aan laag is opeens niets meer te merken. Hier staan opeens grotere luidsprekers te spelen die wél in staat lijken om het laagfundament zonder valse bescheidenheid weer te geven. Zowel in kwantiteit maar ook in kwaliteit, zo is ook te horen op het openingsnummer Red Rain . Bas en percussie hebben veel meer body gekregen zonder ook maar enigszins traag of wollig te klinken. Integendeel, het laag wordt bijzonder fraai gearticuleerd en met scherpere contouren dan voorheen de luisterruimte in geprojecteerd. Welke opname ik ook draai, keer op keer valt de extra adem op die mijn Proacs hebben gekregen. Ze klinken daardoor groter dan dat ze in feite zijn en projecteren de muziek meer levensecht, op ware grootte dan voorheen.
Gaandeweg gaan me nog meer zaken opvallen. Zoals ik al aangaf ben ik altijd zeer tevreden geweest over de afbeelding van mijn muziekset. Welke opname ik nu ook draai, het hele muzikale speelveld wordt een paar meter verder naar voren geprojecteerd dan voorheen. Dit geldt dan weer niet voor instrumenten die meer op de achtergrond staan te spelen, deze worden juist een paar meter verder naar achter geplaatst vergeleken met eerder. De diepteafbeelding is daarmee enorm toegenomen alhoewel het aanvankelijk leek dat het beeld alleen naar verder voren werd geprojecteerd.
Dit is goed te horen op de Vier Jaargetijden (zomer – Allegro non Molto) op de cd “The World Of Vivaldi” (Decca, 1992). De oorspronkelijke opname dateert weliswaar uit 1970, maar is één van de mooiste uitvoeringen die ik ken. Heel fraai is het gekwetter van de vogels dat zacht op de achtergrond te horen is. Dit schenkt het fraaie spel wellicht geheel onbedoeld net iets extra’s en heel natuurlijks. Deze aparte en aangename ervaring wordt plots veel intenser dan voorheen. Terwijl het lijkt alsof de zaal waarin de opname is gemaakt veel groter lijkt dan ooit voorheen lijken de achtergrondgeluiden nu veel meer deel uit te maken van het geheel. In mijn “oude” luistersituatie stonden de musici nog enigszins in het schemerlicht zogezegd. Nu lijken felle zonnestralen door de grote ramen naar binnen te vallen en geven het orkest die extra glans die het verdient. Het spel wordt intenser, de interactie tussen de strijkergroepen komt meer uit de verf dan voorheen. Ook de weergave in de breedte lijkt immens te zijn toegenomen. De soms felle interactie tussen de instrumentgroepen aan de linker- en rechterzijde van het orkest wordt daarmee aanzienlijk geïntensiveerd waardoor het spel extra vuur en passie krijgt.
Ik moest zeker wennen aan de weergave van de hoogste octaven. Niets geen helder of briljant hoog. Scherpte ontbreekt volkomen en toegegeven, het “gemis” aan hoog was wel even vreemd. Totdat ik na een bezoek aan een klassiek concert (Brahms) in de Doelen in Rotterdam een paar maanden geleden in dat opzicht weer met de voeten op de grond terecht kwam. Zo horen de hoogste octaven dus in het écht te klinken: naadloos geïntegreerd in het gehele tonale spectrum zonder ook maar één moment de aandacht op te eisen, in feite onhoorbaar aanwezig ... precies die hoogweergave die ik nu ervaar met de Quinten in mijn set en krijgt wat mij betreft het predikaat “levensecht” mee.
Welke muziek ik vervolgens ook kies, de indrukken die ik hierboven schets blijven hetzelfde. Daarbij word ik me steeds meer gewaar van de hoeveelheid low-level informatie die de Quintet aan mijn set weet te onttrekken naarmate ik er langer naar luister. Gaandeweg ervaar ik de enorme rust die de Quintet in mijn muziekset introduceert. De noisefloor is behoorlijk verlaagd. Dat is te merken aan het enorme gemak waarmee essentiële details zoals de enorm toegenomen ruimte-ambiance worden weergegeven. Dit was goed te horen op de opname van Vivaldi: de onzichtbare contouren van de opnameruimte worden plots wel heel duidelijk voelbaar. Bijna paradoxaal: iets dat er niet “is” verraadt zijn dynamiek door de stilte die het schenkt aan het muzikale spel…