In 1971 werd Quadraphonie geïntroduceerd, een principe wat was gebaseerd op het CD4 systeem (een voorloper van Surround-weergave) wat een hele nieuwe generatie aftasters voortbracht. Gezien voor het CD4 systeem een groot frequentiebereik nodig was, moesten CD4 compatibele aftasters zowel een hoog-compliante ophanging als een naaldtip met een speciaal profiel hebben. Zelfs de populaire elliptische tippen voldeden niet geheel en alhoewel een gemodificeerde ellips-vorm met een extra kleine horizontale contact-radius kleinere modulaties zou kunnen volgen, zou dat een versnelde slijtage tot gevolg hebben.
De Japanse wetenschapper Shibata kwam met de oplossing; een tip met zowel een zeer kleine horizontale contactradius als een vrij lang vertikaal contact met de groefwanden.
De Shibata-tip kan zeer hoge frequenties met minimale vervorming aftasten en heeft een positief, relatief slijtarm contact. Quadrafonie verdween -net als Betamax, DCC en MiniDisc- maar de Shibata tip inspireerde menig ontwerper om een eigen naaldtip met een superfijn contactvlak te ontwikkelen.
Eind jaren `70 begonnen allerlei tips met uiteenlopende benamingen op te duiken zoals bi-elliptisch of hyperbolisch maar Fine Line is uiteindelijk de meest bekende term geworden voor ultra-fijne profielen (zie: foto van het zijprofiel van een Ortofon fine-line tip).
De Shibata is echter niet langer de meest extreme tip; de Microridge tip van Dynavector gaat nog een stap verder met een ultra-slanke horizontale radius (2 micron!) van de contactvlakken die als kammen uit de diamantschacht steken (zie foto).
Er zijn fine-line tippen waarbij men heeft gepoogd om de vorm van een snijbeitel zo dicht mogelijk te benaderen zoals de Replicant en de Ortoline 100 (Ortofon) die praktisch geen rondingen meer hebben, maar eerder uit een verzameling van driehoeken bestaan (de Ortoline doet sterk denken aan de neus van een Stealth bommenwerper).
Ultra-fijne tipvormen zijn vaak geweldig in het uitdiepen van de kleinste details maar let op wanneer de verhouding tussen het horizontale en vertikale contactoppervlak erg groot is.
Dan zal een element met zo`n tip gevoeliger zijn voor V.T.A. en Azimuth (voor een vergelijk van vertikale profielen; zie de Ortofon illustratie, waarbij `a` een snijbeitel voorstelt en `b` tot en met `d` het contactvlak van respectievelijk een conische, elliptische en fine-line tip laten zien) .
Met V.T.A. wordt de vertikale aftasthoek in de lengte-as bedoeld en met Azimuth de vertikale stand in de laterale as. De optimale Azimuth is 0 graden maar in de praktijk is dat ideaal niet altijd haalbaar omdat LP`s over hun straal gemeten meestal golvingen in het oppervlak hebben.
Toch is het van belang dat een element optimaal wordt afgeregeld want zelfs bij onvlakke LP`s worden dan betere prestaties verkregen. Hoe dichter de naaldtip de vorm van een snijbeitel benaderd, hoe beter het contact met de groefwanden maar dergelijke tippen zijn tegelijkertijd kritischer ten opzichte van de afregeling van het element en de toonarm.
Last but not least: de montage en uitlijning van een naaldtip, zijn cantilever en de spoelen zijn van groot belang.
Een element met een perfect uitgelijnde en bevestigde generator, cantilever en elliptische tip kan voor een meer coherente en schone weergave zorgen dan een minder zorgzaam gemonteerd element met een achteloos uitgelijnde fine-line tip.