Inmiddels is het element van Koetsu vervangen door mijn eigen Transfiguration Axia, uiteraard ingesteld op de juiste krachten. Verder is er niets veranderd in de set of in de kamer. Dezelfde lp’s van daarnet komen weer langs. Het meest illustratief is Dead Can Dance. Het stereobeeld is ongeveer net zo groot in hoogte en breedte, duidelijk minder is het in de diepte. Waar ik daarnet in een enorme luchtbel luisterde, is het nu veel meer een doos geworden die eerder hoog en breed is dan diep. Tweede gegeven: de fijnheid van de Koetsu is weg. De Transfiguration is grover. Vergelijkt u dat met het weefsel van doek: zijde versus katoendraad (al gaat dat verschil te ver). Misschien kent u van vroeger de dradenteller nog? Onder dat glaasje zou u met de Axia minder draden tellen.
Terecht, de Axia heeft een prijs die lager is dan een derde van die van de Koetsu. Heel belangrijk is het feit, dat de draaitafel de ster in dit geheel is. Want de illusie van het verdwijnen van de bron is nog precies zo sterk als met de Koetsu. Weg is de draaitafel, weg blijft een signatuur. De laatste stap zou zijn om de draaitafel te beluisteren met de andere leverbare arm, een gemodificeerde Jelco versus de DaVinci Audio Labs Nobile. Dat kunt u als luisteraar trouwens wel doen, door bij AudioXperience langs te gaan. Helaas is het zo dat een eenmaal geboorde Legno geen andere arm accepteert. Er zijn geen inlegplaten of mallen beschikbaar. Mogelijk danken we daaraan een deel van de kwaliteit. Het maatwerk voor één enkel merk arm. Wat ik persoonlijk als aantrekkelijk ervaar, is dat de Axia een tikje ruiger speelt, wat meer een live-voorstelling benadert met jazz en popmuziek. Mogelijk heeft dat te maken met de instelling van de phonotrap op 100 Ohm, terwijl de Koetsu liever een waarde van 150 Ohm “ziet”. Zonder te gaan solderen in de phonotrap is dat niet instelbaar. Niettemin zal ik eerste zijn, die opmerkt dat deze Koetsu toch echt de grote meerdere is van dit Transfiguration element. Met deze gegevens is opnieuw een oude theorie van mij bevestigd: het belangrijkste aan een platenspeler is de motor, het huis, lager en plateau. In mindere mate is de arm belangrijk en pas op de laatste plaats komt de invloed van het element. Met de Legno (inclusief de Nobile arm) koop je afwezigheid van een eigen klank, daarmee is het naar smaak tunen van de speler teruggebracht tot de keuze voor het element en de phonotrap. Zonder dat je de speler als geheel gaat waarnemen in de set. Knap, heel erg knap.
Tijd om de rest van de set meer in detail te beschrijven. De Legno staat op een Ginko Audio platform, dat is afgeveerd met zeven rubber ballen. Het geheel staat op een glazen Spectral rek, waar ter ontkoppeling van andere apparaten een tweede Ginko staat, plexiglas is gebruikt en diverse voetjes of plaatjes. De phonoversterker is een H.A.T. PH-2 met solid state power supply, de lijnvoorversterker is eveneens een H.A.T. Als eindversterker werkt een set Manley Snappers. De luidsprekers zijn Focal Diablo Utopia III op hun eigen stands, in het laag ondersteund door een Velodyne SPL-1200 Ultra subwoofer. De stroomvoorzienig is schoongemaakt met Kemp Elektroniks filters en trafo’s. Alle bekabeling is Crystal Cable, netsnoeren, interlinks en luidsprekerkabel. Mijn normaliter spelende draaitafel is een Transrotor met SME 5009 arm, waarin het Transfiguration element altijd hangt. Daarnaast beschik ik over een V.Y.G.E.R. Baltic M met SME 312 arm en Phase Tech P-3 Alexandrite element. Twee onderling sterk verschillende draaitafels, die elk hun eigen sterke en zwakke punten hebben, maar die geen van beide kans zien om zoveel energie te leveren, zoveel detail vrij te geven of zo uit beeld te verdwijnen als de Montegiro Legno met DaVinci arm.