Het Fries is een taal die slechts in een klein deel van noordwest Europa wordt gesproken. De Nederlandse provincie Friesland biedt onderdak aan de meeste gebruikers van deze Germaanse taal. Het Fries is de enige – beschermde – tweede taal in Nederland.
En het is dit Friese land dat de dichter en arts Jan Jacob Slauerhoff voortbrengt. Slauerhoffs drang naar de zee zorgt ervoor dat hij zijn passies combineert en scheepsarts wordt. Op een van zijn zeereizen belandt hij in het Portugese Porto. Deze stad maakt zo’n overweldigende indruk op vooral Slauerhoffs poetische kant, dat hij zich direct verbonden voelt met het land en zijn volk. De grote contrasten tussen schoonheid en verval die hij aantreft in vooral Lissabon doen zijn hart sneller kloppen. De monumenten van de stad die herinneren aan de grootse ontdekkingsreizen van weleer torenen hoog uit boven de diepe armoede van wijken als Alfama. Hier in de achterbuurten en sloppen voelt Slauerhoff zich een met de verschoppelingen die hun wanhoop uiten in hun muziek, de fado, die vol is van weemoed en verlangen. Hij schrijft aangrijpende gedichten met titels als ‘O Engeitado’, de verstoteling, ‘Vida Trista’, het trieste leven en ‘Angustia’, verdriet. De gedichten schrijft de getormenteerde dichter in het Nederlands en waar nodig voegt hij Portugese woorden in om de beschreven gevoelens kracht bij te zetten.
Vijenzeventig jaar, in 2000, later neemt fadista Cristina Branco negen gedichten van Slauerhoff op voor haar cd ‘Canto Slauerhoff’. De gedichten zijn vertaald in het Portugees en Branco`s echtgenoot Custódio Castelo schrijft de muziek. Op slechts een steenworp afstand van het huis van Slauerhoff in Leeuwarden bevindt zich de kerk waar ‘s avonds en ‘s nachts de opnamen plaatsvinden. De bezetting van Portugese gitaar, viool en bas vormt een traditionele begeleiding voor de bijzondere stem van Cristina Branco. De gedichten die nu eindelijk in de taal worden vertolkt waarvan ze zelf zoveel spreken, vormen samen met de muziek een bijna tastbaar beeld van de gevoelens die Slauerhoff moet hebben gehad gedurende zijn leven. Verlamd door weemoed, een slachtoffer van een enorm onbehagen door het gevoel te zijn geboren in een verkeerde tijd. Slauerhoff wil de tijden van de grote ontdekkingsreizigers als Vasco da Gama herleven, terug gaan naar de tijd van de dichters Pessoa of Camoes. Helaas, alles wat hem rest is zijn diepe saudade.
Aan het einde van de vorige eeuw hoort een jong Fries meisje de soundtrack van de film ‘Primal Fear’. Dulce Pontes zingt daarop ‘Cançao Do Mar’, het lied van de zee. Met regels als “Fui bailar no meu batel alem do mar cruel”, wat zoveel betekent als ‘Ik ging dansen in mijn boot daar op de wrede zee’ is Nynke Laverman gelijk in de ban van de fado en er is maar een ding dat ze wil, fado zingen. Een paar jaar later heeft Nynke de Kleinkunstacademie doorlopen en zingt op het Oerol festival een aantal fado’s. De reacties van het publiek zijn zo lovend dat de jonge zangeres besluit op deze weg door te gaan.
Nynke heeft iets met taal. Haar liefde voor de fado zorgt voor een liefde voor het Portugees, terwijl ze ook een innige band heeft met haar moedertaal, het Fries. Wanneer ze in 2000 Cristina Brancos ‘Cante Slauerhoff’ hoort, realiseert ze zich dat ze lhaar passies wel moet combineren. Ze vertaalt daarop de Nederlandse gedichten van Slauerhoff in het Fries en wel zo dat ze op de muziek van Custódio Castelo`s passen.
Het resultaat is geen kopie van wat al gedaan is, maar een complete bewerking. De Friese taal heeft dezelfde dikke ‘l’ als het Portugees en een overeenkomende rollende ‘r’ net als de harde ‘ij’ klank. Nynke vindt een groep volbloed musici die de originele Castelo composities omzetten naar een bezetting van cello, bas, Spaanse en Portugese gitaar en heel verrassend, marimba.
De zeegaande arts Slauerhoff heeft veel gedichten over de zee geschreven. Het verlangen naar de zee of juiste de afstand die de zee kan scheppen tussen geliefden. Dit gegeven doet Nynke denken aan het aloude sprookje van Ondine, de watergeest, die verliefd wordt op een gewone sterveling maar haar geheim niet mag delen op straffe van verbanning naar de zee. In andere taalgebieden is hetzelfde sprookje bekent als dat van Undine (Duitsland) of Melusine (Frankrijk). Het ligt ook ten grondslag aan Andersens ‘De kleine zeemeermin. Het dramatische en gelijk poetische verhaal zet ook componisten als Hofman, Reinecke, Tchaikovsky en Dvorak aan het werk. Nynke Laverman schrijft een eigen versie van het sprookje en zet dit op muziek van de Angolees Waldemar Bastos en het nummer vindt een plaatsje midden op haar cd.
De cd ‘Sielesâlt’, Zout van de Ziel, bevat de muziek van de gelijknamige theaterproductie waarmee Laverman en haar begeleiders volle zalen trekken. Nynkes stem is in vergelijking met de meeste moderne fadistas krachtiger en heeft een groter bereik. Het voor fado zo karakteristieke wat nasale hoog is helemaal aanwezig. Haar stem komt prachtig uit als de cd a capella begint. Ook vreest het gezelschap de stilte niet. Op gepaste tijden is er even een stilte die een extra dimensie aan de muziek geeft. De Friese tekst past wonderwel op de muziek en daar waar Slauerhoff een of meer woorden Portugees heeft toegevoegd, vloeien deze naadloos over in de noordelijke taal.
De gekozen voor fado niet-traditionele instrumentale bezetting verdiept het gevoel van saudade. Het lage toongebied van de cello, zeker als deze gestreken wordt, voegt dezelfde melancholie en spanning toe aan de muziek zoals dat ook door dit instrument gebeurt in een tango orkest. Een emotioneel hoogtepunt is Nynkes eigen ‘Der wie ris’ – er was eens – haar lied van Ondine. Gitaar en bas begeleiden de stem en bereiden de weg voor de cello. Elke keer bij dit nummer lopen de ogen vol, er is niets aan te doen. De opbouw van het nummer is heel sterk en vooral de inzet van een cajon, een Peruviaanse drumkist, aan het eind maakt het nummer onvergetelijk.
De opname is live gemaakt en heeft een groot dynamisch bereik. Het grote voordeel van live opnames is de mate waarin ritme en timing worden vastgelegd. Door het ontbreken van fouten in de timing die bijna onvermijdelijk zijn in ‘plak en knip’ opnames, klinkt alles veel natuurlijker en vloeiender. Ook het masteren van de opname is uitstekend uitgevoerd en kan als een voorbeeld dienen voor veel andere producties. Ondanks het grote dynamische bereik is er nergens sprake van digitaal klippen. De stem en de instrumenten blijven overal open en natuurlijk.
In het nummer ‘Angustia’ komt de grote trom als instrument heel prominent naar voren. Bij het afspelen van dit nummer op een realistisch geluidsniveau kunnen de ramen het wat moeilijk krijgen. Met ‘O Enjeitado’ eindigt de cd en zijn er dertig minuten verstreken. De luisteraar blijft dan haast vertwijfeld achter met een door de muziek opgeworpen intens gevoel van saudade. Is het de marimba uit het laatste nummer of zijn het de Portugese crescendos met de snik in de stem? Of is het de herhaling van het ontroerende ‘Stil, myn leafste, oer leafde net prate no’ uit ‘Der wie ris’ aan het eind van het laatste nummer?
Aanvullende informatie:
8 tracks speelduur 31.07
Label: fama 198001
Distributie: Pink Records, Drachten
Website band: www.nynkelaverman.nl