Slowakije staat niet hoog op vakantielijstjes en prijkt ook niet echt in overzichten van 'hifi-landen'. Nochtans is het wel de thuisbasis van Canor, een rijzende ster in de audiowereld die onder meer opvalt door het gebruik van buizen in heel moderne ogende apparaten. Het is bovendien geen nieuw bedrijf dat uit het niets komt. Dankzij diepe technische kennis en een grote productiefaciliteit bouwt het eigenlijk al twee decennia hifi-apparatuur voor derden. Isotek, bijvoorbeeld. Een intrigerend verhaal – en dus trokken we richting Presnov, op een boogscheut van het machtige Tatra-gebergte.
Canor Audio
Om Canor Audio te bereiken, mag er wel wat gereisd worden. Presnov, de thuisstad, ligt vrij oostelijk in Slowakije – de grens met Oekraïne ligt maar 100 km verder. Duitse collega’s kiezen voor een twee dagen durende roadtrip, vanuit de Benelux opteren we liever voor een korte vlucht vanuit Eindhoven richting Krakow in Polen. In de auto zitten komt er dan nog altijd aan te pas voor ondergetekende en Chris Steurs van Alpha High-End. Om Presnov te bereiken is er immers nog een ritje van drie uur nodig. Door de Tatra-gebergte, dat maakt wél veel goed. Ook het heuvelland erachter mag gezien worden. Maar dit is geen artikel gesponsord door de toeristische dienst van Slovakije, wel een bezoek aan een bijzonder hifi-bedrijf dat pas recent in de Benelux zichtbaar is geworden.
Vorig jaar kregen we zo de DAC 2.10 op bezoek om te testen, een ESS-gebaseerde DA-converter met een buizentrap. In april bezochten we dan weer een show bij Alpha High-End ten noorden van Antwerpen waarbij ook Canor-vertegenwoordigers Ivan Bosnovic en Igor Ovad present waren. De resulterende interviews met de heren lees je hier, het bezoek aan de fabriek van Canor in Presnov was nu de logische volgende stap. Want dat hun toestellen met bovengemiddelde technische kennis zijn gebouwd, dat was al duidelijk. Maar we wilden zien hoe het juist in elkaar zat. Als je trouwens op de foto’s bij dit artikel mensen al zwetend in vrijetijdskledij ziet; dankzij een hittegolf was het in Presnov 35+ in graden Celcius. Dan mag je ook wel naar een fabriek in korte broek.
Een nieuwe oude bekende
De merknaam Canor Audio klinkt je wellicht minder bekend in de oren. Verrassend is dat niet. Het is eigenlijk pas de voorbije jaren dat de Slowaken echt bezig zijn met producten onder de eigen merknaam in de kijker te zetten. Toch waren er ook in het verre verleden Canor-apparaten, getuige ook reviews op dit platform terug in 2010 en 2012. De allereerste Canor-versterker dateert zelfs uit 1995. Maar tot voor kort lag de nadruk vooral op OEM-productie, lees: toestellen bouwen voor andere merken. En dat is nog altijd een belangrijk deel van wat de onderneming doet. Zo is een verdieping in het tweede fabrieksgebouw in handen van een zusteronderneming die vrijwel alles bouwt voor Isotek. Tijdens de rondleiding zien we ook heel veel producten geassembleerd worden waarop de namen Pro-Ject of Musical Fidelity prijken. Er wordt dan ook heel nauw samengewerkt met het bedrijf van Heinz Lichtenegger, de topman van Pro-Ject.
In een lab val ons oog zelfs op prototypes van een toekomstig apparaat van een ander groot hifi-merk; de naam mogen we je echter niet verklappen. Iedereen komt hier aankloppen net omdat het bedrijf een heel goede reputatie heeft qua design maar ook productie. Dat heeft ertoe geleid dat Canor enkele jaren geleden naast zijn hoofdgebouw investeerde in het openen van een tweede, veel grotere fabriek op 20 minuten rijden.
In het hoofdgebouw zit de administratie en R&D, en zijn er de kostbare Pick&Place-machines om tegen een enorm tempo printplaten te voorzien van onderdelen, op de tweede locatie gebeurt de hoofdmoot van de productie. En het testen, want Canor wil zijn reputatie hoog houden door uitgebreide kwaliteitscontrole. “Eens de producten afgewerkt zijn, krijgen ze een burn-in van 48 uur om te zien of er abnormaliteiten zijn. Daarna worden ze nog eens grondig getest”, zegt Bosnovic.
Can do-attitude
Canor wil echt zijn heel eigen plek in de schijnwerpers opeisen. Het heeft daarvoor ook veel investeringen gedaan om het assortiment te vergroten en de eigen productie te vergroten, legt Ivan Bosnovic uit. De stap naar een grotere fabriek is daar een belangrijk deel van. Maar ook binnen is dat heel zichtbaar. We komen bijvoorbeeld via een grote productielijn om behuizingen uit aluminium te freezen en ook eentje om ze te anodiseren. Een kenmerk van Canor-toestellen is immers een heel fraaie behuizing in het zilver of een geborsteld zwart. “Vroeger lieten we dit extern doen, maar de resultaten waren niet altijd perfect. Een paar jaar geleden besloten we het in eigen huis te gaan te doen."
"We hebben deze lijn volledig zelf ontworpen en gebouwd, wel met aangekochte software”, legt Bosnovic uit over het anodiseringsproces, dat volledig geautomatiseerd verloopt. Onderdelen moeten immers via een strak schema in verschillende baden gedompeld worden, waaronder een met zuur. Indrukwekkend, want dit is niet iets dat je vaak in een audiofabriek tegenkomt. En al helemaal niet op deze schaal. Het is complex, duur en omvangrijk. We hebben het enkel nog uitgebreider gezien bij een fabriek van Bang & Olufsen. Het zegt veel over de (wat de Amerikanen noemen) ‘can do’-attitude van de Slowaken.
Oog voor detail
Canor positioneert zich niet als een ultieme high-end merk. Het assortiment is behoorlijk breed, beginnende bij toegankelijke toestellen in de middenklasse. Er is de Performance Line, te herkennen aan modelnamen die beginnen met ‘2.’ (zoals de DAC 2.10 die we dus al getest hebben) en de Premium Line met ‘1.’. Maar daarboven is er ook de Reference Line, met de Virtus M1-monoblok van ongeveer 14.000 euro en Hyperion P1 voorversterker van circa 12.000 euro.
Nagenoeg alle toestellen die Canor bouwt bevatten een buizentrap. De enige uitzondering is de AI 1.20, een geïntegreerde solid state klasse A-versterker. “We wilden eens ontdekken of we met solid state-technologie iets konden bouwen dat even goed klonk als onze hybride producten. Dat is gelukt, maar het is wel iets anders.”
De aandacht die er tijdens de productie besteed wordt aan allerlei details is wel een high-endmerk waardig. Moderne CNC-machines worden gebruikt naast ook meer ambachtelijke methodes zoals zandstralen en borstelen (“Kleine onderdelen een perfect afwerking geven kan enkel met de hand”, horen we zo) om heel fraaie voorpanelen, remotes en andere onderdelen af te leveren.
Het is deze aanpak dat de Canor-toestellen een heel eigen smoel geeft. Hoewel nagenoeg al hun producten een buizentrap bevatten, lijken ze helemaal niet op typische buizenproducten. Smalle basissen met daarop een reeks gloeiende lampen tentoongesteld, dat is niet de Slowaken hun stijl. Er is een heel consequente designtaal die wordt gehanteerd. Of het nu een phono-versterker, cd-speler, DAC of versterker is, het apparaat huist in een zwart of zilver geborstelde behuizing met in het midden een grote draaiknop. Daaronder loopt een toestelbrede zwarte strook met in het midden een verlicht Canor-logo (bij sommige modellen zit het logo in de knop). In het oranje, want dat is nu eenmaal de kleur van het merk. Ook de display in dot matrix-stijl is in die kleur en rond de draaiknop zie je meestal ook een oranje gloed. Het geeft de Canors een heel eigen smoel.
De fijne afwerking geldt ook voor de binnenkant. We zien piekfijn afgewerkte printplaten. Een blikvanger tijdens de rondleiding is ook het met laser gegraveerde Canor-logo op de metalen behuizing rond de transformator. Nu ja, ‘blikvanger’. Je ziet het enkel als je die versterker opent. Zelfs dat aspect is helemaal tot in de puntjes afgewerkt.
De lamp van Alladin
“Buizenfabrikanten kennen ons als heel kritische klanten”, merkt Ivan op tijdens een rondleiding door een van de twee fabrieken van Canor. “We beschouwen onszelf als specialisten op vlak van buizentrappen met veel jaren ervaringen met bepaalde buistypes. Dus hebben ons eigen burn-in procedure en testmateriaal ontwikkeld zodat we de buizen kunnen beoordelen en helemaal doormeten.” Die zelfgebouwde testers zijn Aladdin genaamd – een vette knipoog naar het bekende sprookje met de wonderlamp.
“Dat testen doen we met elke buis, en tegelijkertijd geven we het een unieke nummer. Wel ondergaan ze eerst een burn-in van circa 200 uur, dat is voldoende om alle parameters te stabiliseren. Op die manier kunnen we perfecte paren vormen zodat beide kanalen in een hifi-toestellen gelijk klinken."
"We houden trouwens die data bij, zodat we jaren later een klant met een defecte buis een nieuw kunnen aanbieden die perfect past bij de overblijvende werkende”, horen we van hoofdingenieur en mede-oprichter van Canor Zdenek Brezovják (naast Jan Kosco en Jozef Curlik). Zijn uitleg bevestigt wat we meteen merkten toen we aan de rondleiding begonnen: Canor doet weinig halfslachtig. Zo maken ze het zichzelf ook wat moeilijk, natuurlijk. Want die hele buizentestprocedure brengt regelmatig defecten aan het licht. “Het is goed om problemen zo vroeg mogelijk te detecteren. Dat zorgt voor minder uitval bij afgewerkte toestellen”, legt Ivan uit.
Het testen maakte ook duidelijk dat fabrikanten van buizen vaak minder doorgedreven aan testing en kwaliteitscontrole doen, zegt Brezovják: “In principe leveren fabrikanten buizen in paren aan die bij elkaar passen, maar na onze burn-in periode blijken er altijd betere combinaties te vinden.”
Een nieuwe richting
In de wandelgangen lopen we een oude bekende tegen het lijf: John Westlake. Een briljante kerel met een enorme reputatie op vlak van digitaal audiodesign die als een consultant audiobedrijven helpt bij het ontwikkelen van nieuwe producten. Westlake ontwierp onder meer mee de DAC-chips van ESS, en is ook de bedenker van verschillende DAC’s en streamers, zoals Audiolabs M-DAC en de Streambox S2 Ultra van Pro-Ject. Bij Canor is hij onder meer bezig met een nieuwe geïntegreerde versterker met HDMI-ingang – een first voor het merk – en een ingebouwde DAC.
Het toestel was als prototype te zien op de High End-beurs in München, maar het hybride concept wordt nog verder aangepast, horen we van Westlake. Oorspronkelijk zou het een klasse A-versterker van 20 Watt per kanaal worden, maar op de beurs kreeg het bedrijf van bezoekers en de handel feedback dat 2 x 100 Watt toch meer in de smaak zou vallen. “Zo’n vermogen in pure klasse A zonder er een enorm ding van te maken, dat is uitdagend”, vertelt Westlake. “Ik dacht opeens terug aan een design van Peter Walker van Quad."
"Die had een manier gevonden om een klasse A-versterker met een klasse B-versterker te combineren. Toen was het resultaat niet geweldig omdat Walker koos voor een implementatie die te goedkoop was, maar nu kunnen we het wél heel goed doen klinken.” De nieuwe versterker introduceert ook een opvallend nieuw iets. In plaats van de grote draaiknop met verlicht Canor-logo – in het oranje, uiteraard – komt er een klein cirkelvormig display."
"Een touchscherm, waardoor de draaiknop dubbelt als aan/uit-schakelaar, inputselector en om instellingen aan te passen. De formele presentatie van deze Virtus A3 volgt nog eind september op de Ascot Hi-Fi Show in het Verenigd Koninkrijk – daar zullen we ook present zijn."
Tijd om te luisteren
Een rondleiding door een hifi-fabriek eindigt altijd in een luisterruimte – dat is een wetmatigheid. Daar komen we een tweede bekend gezicht tegen: Karl-Heinz Fink. Een grote naam in de audiowereld, want als consultant heeft hij voor veel merken luidsprekerdesigns geoptimaliseerd.
Sinds een aantal jaren heeft hij ook z’n eigen merken waarmee hij actief is. Je hebt Fink misschien al demonstraties weten geven van z’n Fink Team-weergevers op voorbije edities van de Audio Show iEar’. Hij tekende ook de recente geslaagde remaster van de ES14N van Epos, een tweede eigen merk. De Duitse luidsprekerontwerper werkt niet rechtstreeks met Canor, maar er is een link via IDC Klaassen, de Duitse-Benelux-importeur. In de testruimte staan dan ook de Borg-speakers opgesteld, nog de eerste generatie.
Onder meer een snelle preview van de Virtus A3 staat op het programma, maar het is vooral die twee Reference-toestellen op de Borg-luidsprekers die echt indruk maakt. Het zijn knappe weergevers, dat weten we van eerdere demonstraties, maar hier worden ze wel heel kundig en gecontroleerd aangestuurd. Dat smaakt naar meer!