In studio 2 van het MCO was de Japanse pianiste Atzko Kohashi aanwezig. Frans de Rond plaatste een aantal microfoons bij de Steinway-vleugel in de bekende klassieke configuraties. Mono, de bekende ORTF-opstelling met Schoeps, een XY en een AB met omni’s. De signalen van al die microfoons werden tegelijk op de digitale multitrack geregistreerd en later in de controlekamer per configuratie afgeluisterd. Elke microfoonopstelling geeft uiteraard een ander resultaat en Frans demonstreerde ook nog dat de akoestiek aangevuld kan worden met een digitale versie. Een artiest in een droge akoestische ruimte kan daarmee in elke denkbare akoestische space worden geplaatst.
Dus, welke is nu de perfecte opname en wat is nu de realiteit? Op basis van de luisterresultaten kwam naar voren dat ons gehoor volledig in staat is om ‘echtheid’ te herkennen. Dat werd door de deelnemers ook ervaren. Hoe goed de opname ook was, de conclusie was dat er ook iets miste ten opzichte van het echte geluid van de vleugel. Harry verklaarde dat deels uit technische aspecten. Vanuit zijn ervaring gaf hij aan dat het laag van groot belang is om een goed en zo realistisch mogelijk geluid te kunnen ervaren. Laag dat bij veel klassieke popopnamen ontbreekt.
Maar, de essentie van het verschil is volgens Harry dat je het live-gevoel niet volledig kunt vangen met technische opname- en weergave middelen. ‘Er gebeurt gewoon iets’. ‘Music is beyond’. Het naast de vleugel zitten, zoals de deelnemers deden, het zintuiglijk ervaren van de pianiste en het aanwezig zijn in die akoestische ruimte maakt van alles los. Dat gaat veel verder dan opname en weergave.
Een van de aanwezigen was vervolgens geïnteresseerd in de stadia en rollen binnen het opnameproces. Wel, vooral producers in de popwereld maken vrijwel volledig de sound van de band of artiest en dragen vaak zelf de composities en songs aan. De sound van de Beatles is simpelweg de sound van George Martin. Daarom werken popartiesten als Madonna, Katy Perry, Taylor Swift en anderen samen met deze producers. Ze kopen daarmee een gewenste sound.
In de klassieke wereld is een producer ook een projectmanager en organisator (net zoals in de jazz en pop), maar worden de sound en interpretatie ook sterk bepaald door de dirigent en de artiest(en). De recording engineer zet de uitvoering op tape en heeft ook vaak een bepaalde herkenbare ‘sound’. De mix engineer maakt van de vele opnamesporen een stereo-mix, zorgt voor de balans, voor de diepte en voor de effecten. Daar is uiteraard een nauw samenspel met de producer, want hier wordt de sound gemaakt.
De mastering engineer maakt het product geschikt voor een bepaald medium (plaat, cd of download-bestand). Denk aan eind-limiting, compressie, verdeling in tracks (PQ-codes) en een eindbalans tussen hoog, midden en laag. Michael beantwoordde nog een vraag over Q-Sound. Wederom een technische ingreep om een geluidsbron op elke denkbare plaats binnen, onder, boven, naast en achter de soundstage te kunnen plaatsen.
De Essentie
Wat de deelnemers aan deze excursie zich mogelijkerwijs zijn gaan realiseren is dat er nauwelijks iets bestaat als een ‘opname-werkelijkheid’. Elke plaat of cd is een volledig in elkaar ‘geknutseld’ geheel. Achter de knoppen kun je letterlijk alles realiseren wat je wilt. Frans de Rond gaf duidelijk aan dat de opname slechts een ruw basisproduct is.
Elke vorm van ruimte, diepte, plaatsing van instrumenten, klank, akoestiek en andere eigenschappen ontstaat tijdens de latere productiefasen. Valse zang wordt simpelweg digitaal gecorrigeerd (met een auto-tune) en al die perfecte cd’s en platen van klassieke uitvoeringen ontstaan omdat er honderd stukjes geluid, uit tien verschillende uitvoeringen, met behulp van een computer (bv. ProTools) op een listige manier aan elkaar worden geplakt. Maar, hoe perfect allerlei studio-technieken ook zijn, dat echte live-gevoel is niet helemaal te vangen en weer te geven met een audio-systeem.