Nadat de juiste lichtnetfase was gekozen werden de afsluitwaarden voor het element (een Ortofon MC 15 Super II) ingesteld. Het moet gezegd dat de Sensor Prelude in elk opzicht plezierig was om mee te werken, van de gemakkelijk instelbare DIP-switches tot de hoogwaardige connectoren. Toen de (reeds ingespeelde) RCM Phonotrap afdoende was opgewarmd kon er serieus worden geluisterd. De Hans Theesink LP Call Me werd tevoorschijn gehaald om de track `Late Last Night` af te tasten. Deze muziek kwam meteen met een dusdanig sterke Pace, Rhythm and Timing (PRaT) naar voren dat het in feite lastig werd om notities te maken. Het slide-gitaarwerk kwam watersoepel over en de sonore stem van Hans Theesink werd direct, groot en vrij van de weergevers afgebeeld. De ritmesectie liep als een trein, zoals het hoort, met flink gearticuleerd weergegeven `brushed` drums. Het geheel werd met een groot, open stereobeeld en een aanstekelijke flow gepresenteerd. Het hoge midden klonk tonaal witter maar ook luchtiger dan het geval was met onze Moth Phonotrap. De Sensor Prelude nodigde uit tot lange, zeer lange luistersessies en dat is een goed teken.
De Lightnin` Hopkins LP Goin` Away (Analogue Productions) werd op het Schotse vilt gelegd zodat de track Wake Up Old Lady kon worden afgetast door de Gyger II tip. De staande bas kwam met een goede plastische aanwezigheid naar voren terwijl het gitaarspel op expressieve wijze werd weergegeven. De stem van Lightnin` Hopkins die vrij fel kan worden op de sibillance-aanzetten kwam ook met de Sensor Prelude als zodanig over, echter zonder toegevoegde scherpte; eerder pittig. De harde slagen op de met brushes bespeelde drums kwamen met een volle `punch` naar voren, gevolgd door een flinke stoot lucht. De geveegde slagen kregen goed gedefinieerde `Pffffft-Pffffft` klanken mee (dus geen geluiden die op scheurend papier lijken).
De RCM Phonotrap ontrafelt heel goed maar hij houdt tegelijkertijd de `drive` er in zodat detail en energie hand in hand gaan. Dit is geen watje, de RCM heeft ballen en meer dan genoeg `gain`; de volumeknop van de Exposure XXV kwam zelden voorbij de `10 uur` stand terwijl het met de Moth regelmatig rond de vaanstand (12 uur) staat. Time Out van het Dave Brubeck Quartet werd uit de platenkast gehaald zodat de track Take Five kon worden beluisterd. De bekkens kwamen met een natuurlijke `messing` klank en een verfijnde metaalruis naar voren terwijl het saxofoonspel met erg goed te onderscheiden aanblaasgeluiden werd weergegeven, waarbij het rijke vibrato en de nagalm goed uit de verf kwamen. Bij het pianospel waren met name de linkerhand partijen met groot gemak te volgen, ook tijdens de sax- en drum-solo`s. De snaarplukken op de double bass kregen meer `gewicht` mee dan met de residentiële Phonotrap en de harde drum-klappen kwamen met een goede soliditeit (maar minder `bloom` dan met de Moth) naar voren. De tonale weergave was uitstekend en het geheel werd met een meeslepende swing gepresenteerd.
Dit bleek al gauw een Jazz-Phonotrap van het zuiverste water te zijn en dus werd nog een Jazz-topper tevoorschijn gehaald; Art Pepper`s The Way It Was! LP (Contemporary). Dit album werd geheel beluisterd en bij elke track viel het op dat de akoestiek en lucht van de opname`s goed werden overgebracht. Het kenmerkende zuchtende blaasspel van Art Pepper kwam zowel soepel als krachtig over, zonder nasaliteit of heesheid. De piano werd op vrij bescheiden wijze gepresenteerd maar het toetsenspel klonk lekker losjes en vloeiend. Ook hier kwamen de bekkens weer met een prachtige metaalruis naar voren en werden de felle drumslagen flink knallend weergegeven. De bijzonder goede harmoniëring van elke formatie werd schijnbaar moeiteloos gecommuniceerd door de Poolse Phonotrap. Gezien we helemaal in de swing-mood waren werd de track Sliding van Ellen McIlwaine`s LP We, The People ook nog even beluisterd. Het ongebreidelde enthousiasme en de pit van deze roodharige dame werd hier niet eerder zo impulsief en swingend weergegeven. Het resultaat: een brede grijns op het gezicht van deze schrijver.