Wanneer is Home Theater nu eigenlijk echt begonnen? Sommigen vinden dat de wereld van Home Theater als startte vroeg 1970 toen de eerste videospelers en videorecorders de markt begonnen binnen te dringen. De komst van de videospeler was eigenlijk de eerste, echte mogelijkheid voor de consument om in huiselijke kringen de films uit Hollywood of andere delen van de wereld te kunnen bekijken. Anderen vinden dat echt Home Theater zijn oorsprong heeft toen eenmaal de stereovideorecorders op de markt begon te komen in de tweede helft van de jaren ’70 van vorige eeuw. De stereovideorecorder kon worden aangesloten op de aanwezige stereo installatie en zodoende kon men niet alleen het beeld maar ook een flink stuk beter van het filmgeluid genieten. En dan zijn er weer anderen die menen dat ‘The Ultimate Experience’ van een film pas kan worden beleeft op moment dat je ook de volledige potentie in huis haalt, de intrede van surround sound in de huiskamer is voor hen eigenlijk de enige oorsprong van Home Theater. Welk punt we in de geschiedenis ook nemen is eigenlijk niet echt relevant voor dit artikel, het gegeven dat George Lucus de groeiende markt van de thuisbioscoop als positieve aanleiding zag om de diensten van ‘THX’ uit te breiden wel!
Een bioscoopzaal is geen Home Theater en omgekeerd kan men natuurlijk hetzelfde zeggen, alleen het verschil in volume tussen beide ruimtes is al significant. Om het surroundgeluid, dat speciaal voor films met een groot auditorium in gedachte was ontworpen, te vertalen naar een huiselijke omgeving dient er, volgens ‘THX’, een tweetal belangrijke aandachtspunten te worden bekeken. Hoorbare tonale en ruimtelijke ‘fouten’ dienen gecorrigeerd te worden en de complexiteit van surroundgeluid dient eenvoudig te worden gemaakt voor de thuisgebruiker om een correcte weergave te waarborgen.
Het werd al eerder aangehaald, een bioscoopzaal is geen Home Theater en omgekeerd. In veel gevallen, vooral daar waar geen akoestische aanpassingen gedaan zijn, zal een typische thuisbioscoop een hogere reverb kennen waardoor ook hoge tonen een langere tijd nodig hebben om uit te sterven. Veel commerciële luidsprekers zijn, in vergelijking met de typische bioscoopluidsprekers, klinken sprankelend in de hoogweergave of kennen in ieder geval meer hoogfrequente energie. Dit soort factoren maakt dat een surroundtrack feller van karakter kan zijn dan bedoelt, simpelweg omdat tijdens de eindmix van de surroundtrack niet altijd rekening wordt gehouden met de thuissituatie, enkel de bioscoopzaal. Van oudsher kent de filmwereld al een aantal curven, zoals de ‘Academy Curve’ uit 1938 en de ‘X-curve’ ergens uit de jaren 70 van vorige eeuw. De ‘Academy Curve’ kende een sterke roll-off in zowel het hoog alsook het laag en was vooral ontwikkeld omwille de vaak belabberde kwaliteit van de weergave systemen in de bioscoopzalen destijds. Met het verstrijken van de jaren werd de kwaliteit van de ‘playback-chain’ ook beter en beter, een aangepaste variant op de ‘Academy Curve’ was dan ook gewenst. Deze invulling werd gebracht door ‘Dolby Laboratories’, die met hun curve een vlakke respons genereerde tot zo’n 2KHz waarna een roll-off van 3dB per octaaf plaats vind. Echter, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de ‘Academy Curve’, werd er ook gekeken naar het volume van de zaal waarin een bepaalde surroundtrack werd gespeelt. De inhoud van de zaal staat in relatie tot de reverb-tijd en daarmee ook de aanpassing welke men geeft aan de surroundtrack. Kleinere zalen kenden een andere roll-off vanaf 2KHz dan grote zalen. Alhoewel ‘THX’ de ‘X-curve’ als referentie heeft genomen, kan niet worden gezegd dat beide ook gelijk aan elkaar zijn of dat de Re-EQ functie van ‘THX’ in het leven is geroepen om die typische ‘Academy Curve’ "kwalen" op te lossen. Een serie filters die, na het decoderen van een Dolby Prologic, Dolby PrologicII, AC-3 of DTS surroundtrack, worden toegepast zijn er vooral om die typische, klankmatige verschillen tussen zaal en luidsprekers te reduceren.
Naast de Re-EQ functie zijn er nog een aantal features die worden geïmplementeerd bij een THX gecertificeerde AV-receiver, AV-versterker of meerkanaals voorversterker. ‘Timbre matching’ is er op gericht om een zo’n vloeiend als mogelijk "panning" te verkrijgen tussen de front luidsprekers en de surrounds. Waar in een bioscoopzaal er meerdere surround luidsprekers aanwezig zijn, is het surroundveld in de thuissituatie veelal beperkt van 2 tot 4 surround luidsprekers welke, in het geval van een THX opstelling met zijn typische dipoles, ook nog eens verschillend zijn. Een serie filters moet ervoor waken dat het tonale karakter tussen de frontstage en het surroundveld nagenoeg gelijk blijft en ‘fouten’ in een "panning" tot een minimum houdt. ‘Adaptive Decorrelation’ brengt, door een lichte verschuiving in tijd en fase, een ruimtelijk beeld in het surroundveld om een simulering van het bioscoopeffect, met zijn breed gamma aan surround luidsprekers, te bewerkstelligen. Met de ‘Boundary Gain Compensation’ kan men de gain van de subwoofer-output aanpassen om het beukende karakter, van een sub die te dicht in een hoek geplaatst is, af te zwakken en zodoende het bekende ‘booming’ wat terug te dringen. In tegenstelling tot een parametische EQ die men tegenwoordig steeds vaker tegenkomt, is de ‘Boundary Gain Compensation’ slechts beperkt tot een 55Hz High Pass filter. Waar tegenwoordig steeds meer een variabele cross-over kan worden gekozen in het bass-management menu van de AV-versterker, AV-receiver en surround voorversterker is er bij ‘THX’ nog altijd sprake van een vaste waarde, de 80Hz met een roll-off van 24dB per octaaf. ‘THX’ blijft hardnekkig vast houden aan deze waarde, ondanks dat een andere cross-over in bepaalde situaties absoluut de voorkeur kan genieten.
Afhankelijk van de THX certificering is de ‘THX Cinema Surround Mode’ en ‘THX Music Mode’ een 5.1 of 7.1 surroundweergave. De certificering die men toe past bestaat uit twee delen, een Ultra certificering en een Select certificering. Alhoewel de naam anders doet vermoeden heeft het geen betrekking op de kwalitatieve eigenschappen want die zijn bij beide certificeringen nagenoeg gelijk. Met nadruk wordt het woord "nagenoeg" vermeldt want een Ultra certificering kent weldegelijk andere eisen aan de kwalitatieve eigenschappen van bijvoorbeeld een AV-verterker dan de Select certificering. De oorzaak in dit verschil ligt hem echter de volume van de Home Theater, en niet de kwalitatieve weergave als zodanig. Apparatuur met een THX Select certificatie zijn bedoeld om zonder problemen op referentieniveau (85dBspl) te kunnen spelen in kamers van zo’n 55 kubieke meter terwijl het THX Ultra certificaat speciaal is voor apparatuur die het referentievolume zonder problemen in kamers van 85 kubieke meter of groter, moeten behalen. De grootte van het volume en het zonder problemen behalen van het referentieniveau stelt dus duidelijk andere eisen aan bijvoorbeeld het versterkingsgedeelte van een AV-versterker dan wanneer de Home Theater beduidend kleiner zou zijn. Alhoewel een zwaardere eindversterker absoluut zijn kwalitatieve meerwaarde kan hebben in de weergave, ook in kleinere kamers, is het THX certificaat er dus niet op gericht om op dit punt enige uitspraak te doen. Enkel het technisch vereiste is waar het om draait en waarop gekeurd wordt. Momenteel bestaat de certificering van ‘THX’ uit Select2 en Ultra2. Select2 is sinds de CES 2005 geïntroduceerd en voorziet het oudere Select certificaat van een Surround EX decoder waardoor er dadelijk geen 5.1 TH gecertificeerde AV-versterkers, AV-receivers of surround voorversterkers meer op de markt zullen zijn. Het ‘oude’ Select certificering had een 7.1 playback nog niet als vereiste.