Mijn LFD Zero heeft geen MM ingang, dus om een plaat te draaien grijp ik naar een minstens zo traditionele Engelse phonoversterker van EAR. Met ingebouwde step-up trafo voor een MC element. Uit de kast trek ik (de verzameling van mijn schoonvader) een Telefunken opname uit 1965, een klavecimbel (Kielflügel), bespeeld in de hervormde kerk in Bennebroek door Gustav Leonhardt. De opgenomen werken zijn de Goldberg Variaties van J.S. Bach. Het speelt met een frisheid die in 2008 op weinig opnames beschikbaar is. Helder tinkelend, direct, echter met behoud van de akoestiek van de kerk. Dit juweeltje, gemaakt in dezelfde periode als de Telefunken buisjes in de EAR, smeekt haast om een buizenversterker. Niet nodig, de ultra-transparante LFD staat klaar. Hij heeft beslist iets weg van dat magische muziekelement dat vrijwel alleen een elektronenbuis in zich heeft. Een moeilijk te evenaren openheid en schoonheid. Kracht maakt moeiteloos plaats voor verfijning, tot in de laatste snaren die geraakt worden in het instrument.
Leonhardt toont met dit zeer moeilijk speelbare werk zijn beste kant. Met dank aan mijn schoonvader die altijd doodzuinig is geweest op zijn platen. Even op de platenwasser, daarna neemt LFD Integrated Zero Mk III LE je ruim 40 jaar mee terug in de tijd. Exact 40 jaar later opgenomen, nog steeds met volledig buizen van microfoon tot snijtafel, is een werk van W.A. Mozart, uitgebracht op het Tacet label en te koop bij onder meer Hifidelity Discs. Een vol orkest in plaats van een enkele klavecimbel. Het maakt de LFD niets uit. Achteloos volgt de LFD de dynamiek in de opname. Geen moment verslapt de aandacht, of loopt het muziekbeeld dicht. Met het grootste gemak weerklinkt Mozart in de luisterruimte. Breed neergezet, rijk aan klank en detail, mij vol overgave in de muziek trekkend. Deze versterker moet ware een nachtmerrie zijn voor koopverslaafde audiofielen. Want waar naar toe kun je in hemelsnaam betaalbaar upgraden als je een LFD hebt staan?
Techniek
Het merk LFD bestaat dus al jaren, ik ken het van beurzen in Engeland en publicaties of reviews. Toch is het merk voor zover ik mij herinner nooit eerder doorgedrongen tot onze contreien. Foto’s van de binnenkant van de versterker heb ik nooit gezien. Ik beheers mij tot het einde van de vele uren luisteren naar de Zero Mk. III, voordat ik hem openmaak. Dat heb ik onderhand geleerd, eerst luisteren, dan pas kijken waarmee muziek wordt gemaakt. Om vooral geen vooroordeel te vormen. Het meest historische voorbeeld is voor mij daarin 47 Labs. Het feit dat de kast geen enkel luchtgaatje heeft, geen externe koeling, maakt het product nog meer intrigerend. Met de kap er vanaf komen drie printplaten te voorschijn. Alle ingangen zijn op een verticale print gemonteerd. Vanaf die print lopen twee flatcables naar de voorkant van de versterker, waar de bron/tape keuze schakelaars op een tweede print zijn gesoldeerd. LFD doet continue onderzoek naar de gedragingen van geleiders in relatie tot audiosignalen, waarbij zowel materiaalkeuze als doorsnede van de geleider aan de orde is. Het is daarom niet vreemd dat vanaf de bronkeuzeprint twee verschillende typen draad naar een miniatuur potmeter voeren. Om, opnieuw met andere draad, door te gaan naar de hoofdprint.
De hoofdprint vormt de eigenlijke versterker. Vast gemonteerd zijn vier eindtransistoren, twee complementaire paren MOSFET, die hun koeling krijgen van een aluminium beugel die de warmte afvoert naar de kast. De voeding bestaat uit een fors bemeten ringkerntransformator, losse diodes in plaats van een brugcel, per kanaal acht kleine elektrolytische condensatoren van elk 470 uF, waaronder twee van het merk Rubycon. Lokaal op de printplaat zitten nog een paar kleinere buffers van Elna. De print toont een volledig discrete schakeling. Via een netwerkje van Zobel-spoelen voert een alweer andersoortige draad het signaal naar de zware luidsprekerklemmen. De kast waarin het geheel een plek vindt, is van aluminium, met een 5 mm RVS frontplaat. Intern zijn plaatjes bitumen aangebracht om resonanties te dempen. De kap op de kast past perfect. De schroefgaten passen precies, vrij onbelangrijk, maar het geeft wel aan hoe zorgvuldig deze volledig handgebouwde versterker is gemaakt. Van buiten heeft de Zero Mk. III LE een luxe uitstraling, waarbij opvalt dat het ontbreken van enig ander opschift dan het logo op de voorkant zowel eigenzinnig als lastig is. Op de achterkant een sticker die vermeldt dat de versterker is gecontroleerd op specificaties en werking door Hanze Hifi in Zwolle.
De versterker heeft vijf lijningangen (waarvan er één tegen meerprijs voorzien kan zijn van een MM phono schakeling) en een tape in/out. Behalve de luidspreker-aansluitingen en de netentree zijn er geen andere aansluitpunten. Geen pre-out die bruikbaar zou zijn voor een subwoofer, geen home cinema aansluiting die om de volumeregeling heen gaat. De versterker levert volgens opgave 2 x 60 Watt aan 8 Ohm en 2 x 90 Watt aan 4 Ohm. Genoeg om vrijwel elke luidspreker van vermogen te voorzien. Normaliter is 5 Watt al meer dan voldoende, een piek kan 10 tot 20 Watt vragen. Belangrijker dan specificaties is hoe de versterker omgaat met de eerste paar Watt. Het is juist dat punt waar de ontwerpers van LFD extra aandacht aan geven, om te zorgen dat alle details, verstopt in micro-informatie, behouden blijven en weergegeven kunnen worden. Punt van kritiek: de Zero heeft een heel hoge versterkingsfactor, waardoor de volumeregeling een veel te klein regelbereik openlaat. Ik moest zelfs Rothwell Attenuators gebruiken om met de tuner te kunnen werken.