De verschillende ratio’s
Was het voorheen nog vrij overzichtelijk wat betreft aspect ratio’s; de komst van visuele media zoals LaserDisc en DVD, maar zeker ook de opmars van de breedbeeldtelevisie, hebben het idioom van widescreen behoorlijk verwarrend gemaakt voor de gemiddelde consument, die hier zeker niet op de laatste plaats zelf ook schuldig aan is, hoe hard of vreemd het ook moge klinken.
Toen ‘20th Century Fox’ het ‘CinemaScope’-formaat (later omgedoopt tot ‘Panavision’) introduceerde, begonnen de diverse filmmakers met diverse widescreen formaten te experimenteren. Van alle experimenten zijn er uiteindelijk een aantal die steevast worden gebruikt in de wereld van de ‘motion picture’ met als twee belangrijkste het ‘Academy Flat’ formaat, waarbij de aspect ratio 1.85:1 bedraagt en het al eerder genoemde ‘CinemaScope/Panavision of Anamorphic Scope’ met een aspect ratio van 2.35:1. Deze twee formaten zijn tot op heden de meest toegepaste widescreen formaten. Daarnaast zijn er nog een aantal andere, afwijkende aspect ratio’s die echter veel minder frequent voorkomen. Het gaat hierbij om formaten zoals 1.66:1, 2.40:1 en 2.20:1.
Â
Hoe komen de verschillende aspect ratio’s tot stand.
Zoals al eerder vermeld, wordt het merendeel van de films opgenomen op 35mm film, met een vaste aspect ratio van 1.33:1. Wanneer de films echter vertoond worden in de bioscoop of bij u thuis in uw eigen Home Theater, hebben zij veelal een ander aspect ratio dan de genoemde 1.33:1. Dus alhoewel de originele filmprint een aspect ratio van 1.33:1 heeft, is dit vaak niet het beoogde formaat dat de cineasten voor ogen hadden tijdens het filmen. Om tot deze andere aspect ratio te kunnen komen, hebben de filmmakers verschillende manieren tot hun beschikking. De meest gebruikte zullen hieronder kort besproken worden.
Soft Matting.
Bij soft matting heeft de cineast een bepaalde aspect ratio voor ogen terwijl hij toch filmt met een 1.33:1 verhouding. Ondanks dat er met het volledige 1.33:1 frame geschoten wordt, bevat enkel het middelste gedeelte van het frame de beeldinformatie. Wanneer men met een dergelijke methode een ‘motion picture’ filmt, zegt men vaak dat het ‘open matte’ is opgenomen.
Om nu toch het juiste gedeelte van de film met de juiste aspect ratio aan het publiek te kunnen vertonen, zal de overtollige beeldinformatie verwijderd moeten worden. Dit wordt veelal gedaan middels een maskering van het bovenste en onderste gedeelte van de projectielens, waardoor alleen het middelste gedeelte van de film het projectiedoek kan bereiken. Op deze manier wordt de open matte film in een aspect ratio getoond die de cineast tijdens het filmen voor ogen had en waarop de cinematograaf zijn shots heeft gebaseerd. Ook bij het masteren van de film naar video ten behoeve van de DVD-productie zal het filmmateriaal via een maskering aangepast worden naar de juiste verhoudingen.
U herinnert zich vast wel die keren dat een microfoon of ander object in het beeld verscheen terwijl u een widescreen film bekeek. Vaak is dit geen fout in de opname, zoals meestal onterecht wordt aangenomen, maar betreft het meestal een foutieve maskering. De operator in de bioscoop of de mastering editor, was dan doorgaans niet goed bij de les, waardoor het beeld foutief gemaskeerd werd.
Hierboven twee dezelfde screenshots uit Freddy vs Jason, een film die middels het soft matting principe is opgenomen. Het bovenste plaatje is afkomstig van de ‘full-screen’ 4x3 DVD release, terwijl het onderste plaatje afkomstig is van de DVD release met de originele aspect ratio. U ziet duidelijk dat de beeldcompositie van beide DVD releases behoorlijk verschilt. Bij het linker plaatje is voornamelijk meer verticale beeldinformatie aanwezig, bij het rechter plaatje is het voornamelijk de horizontale beeldinformatie die overheerst. De screenshots zijn tot stand gekomen door het beeldmateriaal in de verhouding 1.33:1 opgenomen, anders te matteren/maskeren.
Hard Matting.
In tegenstelling tot Soft Matting staat de manier Hard Matting, waarbij een maskering voor de lens van de camera geplaatst wordt, zodat enkel het beeld in de bedoelde aspect ratio ook daadwerkelijk op de film verschijnt. De boven- en onderkant van de film blijven dan gewoon zwart. Het voordeel van deze manier van werken is dat de aspect ratio vastligt. Immers, het gedeelte waar niets gefilmd is, blijft zwart. Hiermee heeft de cineast volledige controle over de aspect ratio en alles wat ermee samenhangt. Een nadeel (ook van de open matte methode) is dat er resolutie van de filmprint verloren gaat: het volledige frame wordt immers niet gebruikt.