Een versterker maakt een signaal (=muziek) luider. Klinkt simpel, niet? Op zich is dat ook zo, behalve als we aan dit zin nog een paar woorden toevoegen: ‘zonder kwaliteitsverlies’. Dan wordt het weer wat moeilijker. In de essentie verhoog je het niveau van een signaal door er meer stroom aan toe te voegen. Maar dit moet wel gebeuren op een manier dat het signaal niet beïnvloed wordt. Er mag geen vervorming zijn of kleuring – tenzij de fabrikant dat echt wil natuurlijk. Als je leest dat een versterker warm klinkt, dan weet je bijvoorbeeld dat de ontwerper bewust gekozen heeft om in te grijpen op het versterkingsproces. Dit heet vaak tuning of voicing.
Oh ja, het signaal waar we over spreken is natuurlijk muziek. Niet een constant signaal dus, maar iets dat op veel vlakken kan variëren: soms is het luid, soms stil, soms speelt er een enkel instrument, soms een heel orkest. Dit maakt het versterken nog uitdagender.
Een signaal wordt voorgesteld door een waveform of golfvorm, een lijn die van positief naar negatief op en neer gaat over een nul-as. Als versterkers worden uitgelegd, wordt vaak deze perfecte sinusgolf getoond. In de realiteit is dit signaal veel complexer als er muziek speelt. De pieken zijn bijvoorbeeld hoger als het luider is, lager als het stiller is. Maar laten we die complexiteit even links liggen, want een ‘pure’ sinusgolf maakt het wel eenvoudiger om versterkerklassen te duiden.
Doorheen de jaren zijn er verschillende technieken bedacht om een signaal te versterken. Zo komen we aan die befaamde versterkerklassen: A, B, AB, D, enzovoort. Op je zoektocht naar een versterker kun je een hele alfabet ontmoeten, ook omdat fabrikanten soms letters kapen om hun net-iets-andere technologie een eigen etiket te geven. Marketing, dus. Er zijn ook letters die voor de audiowereld irrelevant zijn. Versterkers gebruik je immers ook voor andere type signalen te versterken, zoals hoogfrequente radiosignalen.
Wat zijn de verschillen tussen versterkerklassen?
Een versterkerklasse, zoals klasse A, geeft aan welke techniek er wordt gebruikt om een signaal te versterken van enkele milliwatts naar veel hogere vermogens. Het gaat dan niet zozeer om het gebruik van buizen of transistors, zoals vaak wordt gedacht, maar de methode. Een klasse A-versterker kan bijvoorbeeld zowel een buis als een transistor gebruiken.
Je vraagt je misschien op dit punt af: hoe kan een transistor een zwak signaal versterken? We willen van dit artikel geen cursus elektronica maken, dus we houden het even simpel. Een transistor kun je zien als een schakelaar. Maar je schakelt hem niet door er op te drukken, maar wel door er een stroompje naar te sturen. Je kunt dus met een zwak signaal (=muziek van je bron) een sterker signaal creëren die een perfecte kopie is van het zwakke signaal. Ziezo, je muziek klinkt luider!
Terug naar de versterkerklassen. Een klasse verwijst op zich niet rechtstreeks naar de voeding (zie verder), maar dat wil niet zeggen dat de voeding onbelangrijk is. Integendeel, de voeding in een versterker moet voldoende vermogen hebben én stabiel zijn. Het levert immers de stroom waarmee het geluidssignaal versterkt wordt. Als een voeding bijvoorbeeld niet in staat is om voldoende stroom te leveren als er een plotse hoge vraag ontstaat, dan ontvangt de luidspreker niet genoeg vermogen. Een plotse vraag is niet per se een forse draai naar rechts aan de volumeknop, maar bijvoorbeeld een krachtige klank op een frequentie waar je luidsprekers een hogere impedantie hebben.
Vergelijk het met een assemblageband in de autofabriek: het zijn de werkers langs de lijn die de losse onderdelen omzetten in een afgewerkte wagen, maar aan het begin van de lijn moeten wel de onderdelen net op tijd worden klaargezet door de leveranciers. Als de band plots versnelt, dan moet zij bliksemsnel kunnen volgen.
We hebben het in dit artikel ook niet over de volumeregeling. Maar ook dat is een belangrijk onderdeel van een versterker. Het kan digitaal of analoog, en elk heeft zijn voordelen.