Digitaal heeft vaak het imago van koel, (te) helder, niet muzikaal, scherp, onbetrokken, harsh en meerdere van die onflatteuze termen. Iedereen die daar nog steeds van overtuigd is, zou een keer naar de dCS Rossini moeten luisteren. De ontwikkelingen in digitaal staan namelijk niet stil. Daarom is het aardig om die in een kort en onvolledig historisch perspectief te plaatsen.
De onderstaande opmerkingen hebben veelal de status van hypothese. In het licht van de techniekgeschiedenis is het interessant om daar in de toekomst een onderbouwd paper aan te wijden. De vraag is of digitaal volwassen was tijdens de introductie voor het grote publiek rond 1982. Hoogstwaarschijnlijk niet. Rond 1982 was digitaal vooral commercieel viable. De chips die nodig waren om de cd-speler in een consumentenversie te kunnen bouwen, kwamen beschikbaar. Om het medium breed te kunnen verkopen was een prijsdaling noodzakelijk. De eerste voor die tijd kostbare spelers klonken overigens helemaal niet zo verkeerd. Dat veel muziekliefhebbers problemen hadden met de cd, kwam waarschijnlijk omdat het geluid sterk afweek van analoog. Maar wel het analoog dat bij de gemiddelde consument in huis was. Digitaal geluid was hoe dan ook veel dichter bij de mastertape c.q. realiteit. Analoog zou dat moeten zijn en kan dat ook moeiteloos, maar het overgrote deel van de consumenten draaide met betaalbare en niet uitzonderlijke platenspelers, die waarschijnlijk zelden optimaal waren afgesteld. Slechts een handjevol consumenten beschikten over de betere spelers, hadden ook de expertise om zo’n analoog systeem tot in perfectie aan het spelen te krijgen en werden geconfronteerd met wat analoog echt kan. De platenspeler was eind jaren zestig feitelijk uitontwikkeld. Een aantal specifieke merken en modellen zorgden voor een topperformance, die in de decennia daarna nauwelijks overtroffen werd en tegenwoordig alleen op deelaspecten.
Witte raven
Digitaal vormde in 1982 een enorm contrast met de suffe, te warme, dynamiekloze en uit balans zijnde weergave van de gemiddelde platenspeler bij de gemiddelde consument. Voor veel consumenten was de in principe betere benadering van de realiteit, die digitaal bood, een stap te ver. Het op de markt brengen van digitaal in 1982 was vooral een commercieel project. De technische ontwikkeling van digitaal ging vervolgens gewoon door, maar wél over de hoofden van de consument. Er volgden hele generaties cd-spelers die niet klonken omdat ze voor een bepaald budget in de markt werden gepushed of waren voorzien van niet uitontwikkelde nieuwe technieken. Ook aan de studiokant waren de klankmatige eigenschappen van digitaal nog niet uitontwikkeld. Als gevolg van de geschetste ontwikkelingen is er nog steeds een brede misvatting over digitaal, die net zo hardnekkig is als de opvatting dat buizen ‘warm’ klinken.
De opvatting in de pro-wereld is dat goedklinkende digitale apparatuur nog steeds een flink prijskaartje toont. De consumentenindustrie ziet digitaal in de nieuwste vorm (streaming en converters) wederom als ‘cashcow’ en brengt derhalve veel middelmatige apparatuur op de markt, om maar in de voor de consument gunstige budgetklasse onder de duizend euro te vallen. Een (weliswaar kleiner) deel van die apparatuur klinkt nog steeds harsh en onbetrokken, waardoor een negatief beeld over digitaal bij het grote publiek blijft bestaan. Buiten het zicht van de consument is digitaal zich intussen wel degelijk blijven ontwikkelen. Aan de kant van het productieproces en de studio’s is dat merkbaar in de kwaliteit van de moderne cd, sacd en hi-res downloads. Professionals gebruiken zeer goede converters en veel moderne digitale content beschikt over een fenomenale geluidskwaliteit. Om die thuis te kunnen beleven is ook kwalitatieve topapparatuur noodzakelijk. Daar hangt doorgaans nog een prijskaartje aan. Het zal nog even duren voordat echt superieure digitale technieken beschikbaar zijn in de mainstream-apparatuur binnen de voor consumenten vriendelijke budgetklasse tot duizend euro.
Maar, die technieken zijn vandaag de dag beschikbaar. Digitaal wordt verder ontwikkeld binnen de professionele industrie, maar ook bij een beperkt aantal ‘high-end’ bedrijven, die weliswaar verkopen op de consumentenmarkt, maar feitelijk ook een pro-divisie hebben. Een aantal digitale apparaten die topprestaties leveren zijn dan ook beschikbaar voor de consument. Helaas biedt niet elke streamer of speler met een exorbitant prijskaartje ook een grensverleggende performance. Net als in de tachtiger en negentiger jaren zijn er een paar ‘witte raven’ op digitaal gebied. Wie die kan vinden zal ervaren welk enorm niveau digitaal heeft bereikt. Die zal ontdekken dat digitaal ook muzikaal (whatever it may be...), betrokken, realistisch, warm en easy going kan zijn. Heel dicht in de buurt van analoog en net zo geschikt om voortreffelijke opnamen te maken.
Wat blijft is een fundamenteel verschil tussen analoog en digitaal. Anno 2016 is digitaal kwalitatief gelijk aan analoog, maar met enige fundamentele verschillen. Studiotechnici die dagelijks werken met beide mediums weten exact wat daarmee wordt bedoeld en kunnen die verschillen moeiteloos onder woorden brengen. Maar, de opvatting binnen de pro-wereld is wel heel duidelijk. Topklasse digitaal vraagt nog steeds een behoorlijke investering.
dCS
dCS is een Engelse fabrikant en heeft vanouds sterk ingezet op de verdere ontwikkeling van digitale technologie. Dat heeft in eerdere jaren geresulteerd in topconverters voor de professionele markt en in de bekende reeks converters, loopwerken, upsamplers en master clocks die de namen van beroemde componisten dragen en gericht zijn op de markt van muziekliefhebbers. dCS wil apparatuur bouwen die terug laat horen wat er tijdens de opname gebeurde, danwel geregistreerd staat op de originele mastertape. Het is niet verbazingwekkend dat dit bedrijf gestart is binnen de telecom industry en militaire markt. De meeste audiobedrijven die echt stof opwaaiend zijn geweest, vinden vaak hun oorsprong in de professionele business. Anderen zijn slechts copycats. Ze drijven op innovatie die elders vandaan komt (elektronica, scheikunde, mechanical engineering, optiek en andere vakgebieden).
dCS is wél innovatief en realiseerde zich dat digitale technologie een belangrijke rol zou gaan spelen in de audiomarkt. Zij huurden de beste engineers in en begonnen met het ontwikkelen van producten voor de pro-markt. Niet gehinderd door de bestaande digitale technieken uit die tijd, ontwikkelden zij nieuwe fundamentele conversie-principes. dCS nam op zeker moment de sprong naar de consumentenmarkt. Een eigenschap van deze markt is dat apparatuur niet alleen muziek moet maken, maar ook nog bepaalde ‘looks’ moet hebben. Daarom komen de dCS-units in een ongekend luxe uitvoering met prijsverhogende gevolgen. Die luxe is ook functioneel. De behuizing dient ook voor ontkoppeling, controle van resonanties en kan door verschillende compartimenten de wederzijdse invloed van elektronische schakelingen op elkaar verminderen. Ondergetekende zou er iets voor over hebben om de Rossini DAC te mogen ontvangen in een platte, zwarte 2HE 19-inch behuizing, geschikt om in het computerrack te schroeven dat gewoon in de atoomvrije kelder staat, tien meter onder het niveau van de luisterruimte. Laten we dus zeggen wél de performance, maar niet de looks.
Processing Platform
De meeste fabrikanten van cd-spelers, streamers en dacs maken gebruik van bestaande chipsets. Die worden gemaakt door Sabre, Burr Brown, Texas, Cirrus en andere chipfabrikanten en zijn te koop als applicationkit. De fabrikant stelt dan de chips ter beschikking, voorzien van een proefboard, enige software, applicatievoorbeelden en documentatie. Sommige kits zijn in China te koop voor twintig dollar. Als u zo’n kit koopt, bouwt u in no time uw eigen converter en veel van die chipsets zijn kwalitatief erg goed. Bottomline gebruiken de meeste merken de standaard chipsets en stoppen die in een fraai kastje. Discrete uitgangstrap erbij en u heeft een zogenaamde ‘audiofiele’ converter, die soms beter klinkt dan een apparaat met een operationele versterker in de uitgang. Het verschil met een vergelijkbaar apparaat van een andere fabrikant zit dan vaak in de behuizing en de folder. Aan de andere kant zijn er fabrikanten die zelf chips ontwikkelen en zelf nadenken over de algoritmen die nodig zijn om analoog om te zetten in digitaal en vice versa. Digitale processing is namelijk gedeeltelijk een software driven proces. In die software kun je allerlei problemen oplossen die inherent zijn aan digitaal. Het doel van digitaal is uiteraard om de analoge waveform te reconstrueren en de lineariteit te behouden. Een bekend issue is de lineariteit bij hele kleine signaallevels. Het nadeel van de standaard op de markt verkrijgbare chips is dat de filtering en digitale processing vastliggen. Bedacht door de fabrikant binnen de bestaande technieken en niet herconfigureerbaar.
dCS heeft, zoals bekend, een eigen dac ontwikkeld (ring-dac). Men vond namelijk dat de bestaande dac-technologie aan de grens van de mogelijkheden zit en dat vernieuwing mogelijk zou zijn door een heel andere benadering. dCS ontwikkelde derhalve een zogenaamd processing platform. Dat is te vinden in en rondom een zogenaamd FPGA (field programmable gate array). Digitale processing vindt uiteindelijk plaats binnen elektronische schakelingen waarin zich bepaalde logische functies bevinden. Voor de liefhebbers zijn dat or, nor en andere poorten. Een FPGA is simpelweg een chip met een matrix van zulke logische blokken die gekoppeld kunnen worden via programmeerbare interconnects. Kortom, als je een bepaalde procedure schrijft om digitaal in analoog te vertalen, dan kun je deze slimme software-oplossing omzetten in een op een specifieke manier gekoppelde architectuur van die logische blokken. Als er later nieuwe inzichten ontstaan met betrekking tot die processing, dan kun je simpelweg de configuratie changen. Vandaar dat dCS-apparatuur te upgraden is vanaf een USB-stick, een disc of online. Vanzelfsprekend is het programmeerbare processing platform niet de enige factor achter de prestaties. Jitter is een bekende issue in digitaal en dCS neemt daartegen maatregelen middels de toegepaste clock-technologie. Door middel van Fast Fourier Transform is het mogelijk om hele kleine fouten op te zoeken in de digitale processing. Kort door de bocht: met de Fourier analyseer je een muzikale toon door deze terug te brengen naar de spectrale vorm. Je kunt dan grondtonen, harmonischen, fase, amplitude en dergelijke zien en uiteraard de afwijkingen daarin. De algoritmen van dCS zijn uiteraard proprietary, maar op de site is extra info te vinden voor de ‘tekkies’.Â